Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De betekenis van Zwingli (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De betekenis van Zwingli (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier volgt het laatste gedeelte van een artikel over Zwingli, dat we overnamen uit Protestants Nederland, maandblad van de gelijknamige vereniging. Het stuk is van de hand van dr. C.A. Tukker, die de betekenis van Zwingli belicht aan de hand van een geschrift over de opvoeding van jongemensen. Dr. Tukker tracht ook enkele misverstanden weg te nemen, die ten aanzien van Zwingli nog al hardnekkig in stand werden (en worden) gehouden.

Het tweede gedeelte gaat over de zelfzucht ofwel daartegenin over de zorg voor het eigen innerlijk. Ook nu is de beste zorg de oefening in Gods Woord dag en nacht, overeenkomstig Psalm 1. En dat gaat goed, wanneer de jongeling Hebreeuws en Grieks beheerst. „Tot de bronnen", is het motto. Het is opvallend dat Zwingli wel telkens humanistische adagia gebruikt, maar die verbindt met een evangelische, reformatorische inhoud. Zo komt de jongeling met verlangend hart tot de poort van de hemelse wijsheid en zo gaat hij ook door die poort. Christus is hem daar het grote Voorbeeld van alle deugd. Op grond van Christus' woorden en daden zal hij zich Christus zo eigen maken, dat hij bij alles wat hij denkt en doet, iets van Christus' deugd zoekt te verwezenlijken. Van Christus leert hij op het rechte moment te spreken en te zwijgen. Hij zal geen onrijpe dingen aanpakken of beweren, daar Christus eerst op Zijn dertigste jaar aan Zijn openbare optreden begon. Bij leraars moet de jongeling erop toezien dat hij de fouten en gebreken van de leraars niet overneemt. De jongeling moet zijn lichaam onderwerpen, bijvoorbeeld in het geval van de welsprekendheid, want uiterlijke feilen corresponderen vaak met innerlijke onreinheid. Daarom moet allereerst het hart rein gemaakt worden. Die regeling zal ook overigens matigheid met zich meebrengen. Overmaat aan wijn moet men mijden als vergif. Het voedsel moet eenvoudig zijn. Zo ook de kleding. Een dandy of verwekelijkt of verwijfd persoon is geen discipel van Christus. Want hij laat intussen de armen van koude en honger omkomen. In de liefde moet de jongeling de ridderlijkheid van zijn hart tonen.
De zucht naar geld en roem verbiedt Zwingli heftig („Was brande ich die. . . zu verbieten. . . " ). De zucht naar rijkdom is slechts door Christus te vernietigen, wanneer wij Zijn trouwe volgelingen worden. Wiskunde en muziek moet men niet gering achten, maar ook niet te hoog aanslaan. Het vechten veroordeelt Zwingli niet, maar een christen moet met wapenen niets van doen hebben, zolang het (vredes)bestand en de rust van de staat het toelaten.
Zwingli wilde dat alle toekomstige predikers van Gods Woord meenden dat zij in Marseille zouden gaan wonen, waar men immers niet het burgerrecht krijgt tenzij men een handwerk uitoefent; dit tegen ledig gaan. Het derde gedeelte van dit christelijk pedagogisch handboekje gaat over de verhouding van de christenjongere tot de medemens. Uit het feit dat Christus Zich voor ons in de dood gegeven heeft, moet nu het hart besluiten dat wij niet onszelf toebehoren, maar ons voor elkander moeten overgeven. Wij zijn geboren om allen alles te worden {1 Kor. 9:22). Daarom moet de jongeling van kindsbeen af slechts naar gerechtigheid, trouw en karaktervastheid streven, waardoor hij de christenheid, het vaderland en allen en een ieder van nut kan zijn.
Zwakke harten streven slechts naar een behaaglijk leven. Daarbij moet men op zijn hoede zijn, dat men niet goed begint en dan door de duivel via het gevaar van de ijdele roem (door Zwingli een pest genoemd) wordt afgetrokken om wat schijnbaar de naaste moest dienen, slechts te doen uit eigenbelang. Hier ook komt terug bij Zwingli wat hij elders reeds schreef: het „Gemeinwesen" moet men als een eenheid, als een gezin en familie, als een lichaam met ledematen zien en beleven. Er is bij Zwingli immers geen scheiding tussen kerk en staat! De jongeman mag zich gerust begeven tot openbare samenkomsten en bruiloften, waar immers Christus Zelf hoofdpersoon is geweest in het Evangelie. Daar te komen is beter dan te verkeren in een „Lasterhaus". De menigte der aanwezige ooggetuigen houdt menigeen sterker terug van verkeerde woorden en daden dat het eigen hart dat kan doen. In die bijeenkomsten moet hij het voorbeeld der eerbaren zien en navolgen, de schaamtelozen daarentegen verachten. Men moet zijn ouders eren, ook die ouders die zich niet houden aan de mening van Christus. Men mag als kind in dat geval met zachtmoedigheid het nodige zeggen en doen, maar als ze daar niet naar luisteren, is het beter hen te verlaten dan hen te beschimpen. Men moet de toorn vermijden, verstrooiing met leeftijdgenoten slechts zoeken waar het om onderwijzende afleiding of lichaamsoefening gaat. Rekenspelen en schaken worden hier door Zwingli aanbevolen. Vóór alle dingen moet men met zijn naaste in waarheid omgaan en de waarheid spreken, omdat Christus de Waarheid is. Het gaat er maar om dat wij Christus zo zuiver als mogelijk in ons opnemen; dan zal Christus onze regel zijn.

Besluit
In plaats van nog meer te berde te brengen aan punten die vanuit Zwingli's erfenis voor ons nu van betekenis zijn, denk ik er beter aan te doen, de inventaris op te maken van wat ik genoemd heb.
Om met het laatste te beginnen. In zijn christelijke pedagogiek omschrijft Zwingli Christus als Middelaar èn Voorbeeld. Dat is door heel zijn werk beide waar. Het is Evangelie èn Wet, beide onverkort. Alle aspecten van Luther treft men bij hem aan, en daarnaast die sterke nadruk op de werken der Wet, die noodzakelijk uit het geloof voortvloeien. Je kunt ook zeggen: ze zijn de levensvulling van hem die niet slechts door het Woord maar ook door de Geest gedreven en geleid wordt.
De overgave van Christus als een volkomen offer voor al onze zonden brengt ons door het geloof tot zelfovergave, tot uiterste deemoed, tot ware liefde voor de naaste.
„Christus in ons opnemen" noemt Zwingli dat herhaaldelijk. Ook hier gaat Zwingli ver boven het humanisme van zijn dagen uit. Een voorbeeld is de komst van de zieke Ulrich von Hutten, eerst in Bazel waar hij geen ontvangst kreeg bij Erasmus omdat deze bang was voor de besmettelijke ziekte waar Von Hutten aan zou lijden, en toen in Zurich waar hij niet alleen door Zwingli werd opgenomen, maar ook door hemzelf verpleegd. Dat leert alleen het Evangelie, en niet het Evangelie van het voorbeeld, maar dat van Christus' zoen- en kruislijden. Zo heeft Zwingli ook gewerkt onder de pestlijders van Zurich, totdat hijzelf die vreselijke ziekte kreeg en er bijna, zoals anderhalve eeuw eerder Geert Groote te Deventer, aan bezweek.
Wat Doop en Avondmaal betreft, zei ik reeds dat de nadruk op de Heilige Geest bijvoorbeeld in de zondagen van de Catechismus over de sacramenten bij Zwingli (en Butzer) vandaan komt. Het eerste gebed in ons oude Doopformulier is van Zwingli afkomstig. Ook andere gedeelten van onze formulieren zijn m.i. onder zijn invloed ontstaan. Wat dit betreft, hebben we met een zwinglio-calvinisme (Witteveen) in de Nederlanden te maken. Zwingli's en Bullingers invloed zijn in de tweede helft van de zestiende eeuw sterk opgegaan in de doorwerking van het calvinisme, dat zich in onze landen nestelde vanuit het zuiden, met name ook toen de Zuidelijke Nederlanden dicht gingen voor de Reformatie.
Er zijn dingen die men in de Nederlandse vorm van het gereformeerde protestantisme aantreft en die herinneren aan Zwingli. Bijvoorbeeld de eigen gestalte van theocratie of bibliocratie in ons land, het gereformeerde karakter van de republiek en de hartstochtelijke liefde voor vrijheid hebben wij niet direct aan Calvijn te danken, maar m.i. aan Zwingli. Ik kom nog even terug op het zgn. politieke Evangelie, dat men Zwingli in de schoenen heeft geschoven. Ook daarvan heeft Locher op m.i. overtuigende wijze aangetoond, dat het althans in Zwingli's geval niet om een politiek Evangelie ging. Zwingli kende de jongemannenfeesten en de jagersfeesten, waar een soort dodencultus bedreven werd. De zucht naar de dood en het doden kwam daar vandaan. Op dit ziekelijke en afgodische gevoel speelden de machten in, die door betaling van belangrijke sommen geld (Pensionen) het recht van Zwitserse steden en dorpen kregen om de jonge mannen voor hun krijgsdient te ronselen. Zo leren ze moorden om geld, zei Zwingli, en ze slachten als kinderen van hetzelfde volk elkaar af, doordat ze dienst nemen bij heren die met elkaar in strijd zijn. De motivatie ontbreekt, en Zwitserland ligt door gebrek aan mankracht economisch plat.
Zwingli stelt daartegenover de prediking van het Evangelie van de vrede, jarenlang, vooral tussen 1517 en 1520.
Kardinalen en andere rooms-katholieke hoogwaardigheidsbekleders, die alle hun weg van Rome naar Noord- Europa door Zwitserland nemen, proberen hem van deze prediking af te krijgen door hem prachtige geldbedragen aan te bieden. In ruil daarvoor geeft Zwingli het laatste geld, dat hij van de Rooms-Katholieke kerk ontvangt, terug. En hij gaat door met deze prediking, daar hij ziet, zoals hij het zelf zegt, dat mensen in de ware vroomheid toenemen.
Rome was bang van dit Evangelie van de vrede. Was het een politiek Evangelie? Nee, maar de vrede met God door Christus had consequenties, precies zoals in dat boekje dat hij aan zijn stiefzoon opdroeg. En voor de consequenties was Rome bang. Dan zou de paus geen soldaten meer kunnen ronselen, want dan waren de Zwitserse jongemannen met andere dingen bezig.
Wanneer wij al deze consequenties op een rij zetten, dan kunnen wij alleen maar dankbaar zijn, dat de Heere het in de geschiedenis van Europa, maar ook in die van ons eigen land en volk zo beschikt heeft, dat via Calvijn en ook vóór Calvijn uit, en ná Luther Zwingli's theologie hier een bedding gevonden heeft. Het luisteren naar zijn stem zal in deze dagen veel vooroordelen wegnemen. En mocht men het in bepaalde zaken niet met Zwingli eens zijn, dat hindert niet. Want zelf heeft hij in 1523 net als Luther in 1517 aangeboden, dat men met hem op de basis van Gods Woord over de inhoud van zijn stellingen (Schlussreden) zou disputeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1984

De Wekker | 8 Pagina's

De betekenis van Zwingli (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1984

De Wekker | 8 Pagina's