Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verhouding van geloof en wedergeboorte (Uit de gemeenschappelijke verklaring XV)

Bekijk het origineel

De verhouding van geloof en wedergeboorte (Uit de gemeenschappelijke verklaring XV)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kwestie in de Nederlandse Geloofsbelijdenis
Het lijkt wel alsof er een verschil bestaat tussen de uitspraak van de Ned. Gel. Belijdenis over de verhouding van geloof en wedergeboorte en die van de Dortse Leerregels. Dit ogenschijnlijk verschil kwam ook ter sprake in de gemeenschappelijke verklaring. De betreffende passage luidt als volgt: „Bij de gereformeerde broeders ligt de nadruk op de wedergeboorte door het geloof, zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 24 zegt. De christelijke gereformeerde broeders vragen ook aandacht voor de Dordtse Leerregels III, IV, 11 en 12 - het geloof dat uit de wedergeboorte voortvloeit. Hoewel van gereformeerde kant werd toegegeven, dat in deze kerken de woorden wedergeboorte en wederbarende genade niet zo veel meer gebruikt worden in de zin van de Dordtse Leerregels, functioneert die belijdenis zakelijk wel. De inhoud van die woorden behoort tot de kern van de preek. De verdorvenheid van de mens is een werkelijkheid. De Geest maakt van onwillig gewillig. Dit belangrijke punt mag niet op de achtergrond komen".
Het verschil dat hier geconstateerd wordt is allereerst een kwestie van theologische uitdrukkingen. De Geloofsbelijdenis spreekt over wedergeboorte in artikel 24, als vrucht van het geloof. Eerst wordt gezegd, dat wij door het geloof alleen gerechtvaardigd worden. Jezus Christus is onze gerechtigheid voor God. Zijn gehoorzaamheid is de onze, wanneer wij in Hem geloven. Zó wordt onze schuld voor God bedekt. Maar dit geloof vernieuwt ons ook geheel en al. Daarover spreekt Artikel 24 op deze manier: „Wij geloven dat dit ware geloof, in de mens voortgebracht door het horen van het Woord Gods en door de werking van de Heilige Geest, hem doet wedergeboren worden en maakt tot een nieuwe mens; het doet hem leven in een nieuw leven en bevrijdt hem van de slavernij der zonde".
Het geloof doet de mens wedergeboren worden. Het maakt de mensen niet onverschillig. Integendeel, het is werkzaam in de mens. Dit geloof werkt door in de liefde en brengt goede werken voort. Die werken gelden niet voor onze rechtvaardiging, maar zij worden wél beloond. Zij vormen niet de grondslag van het heil. Integendeel, wij steunen alleen op de verdienste van het lijden en sterven van onze Heiland. Maar dat wil niet zeggen, dat die werken er niet zouden zijn. Het geloof maakt van de mensen ándere mensen: het wederbaart de mensen. Dóór het geloof worden we wedergeboren.
Dat de belijdenis met deze uitspraak geheel in de lijn van de Schrift is, behoeft geen breed betoog. Zonder de werken is het geloof een dood geloof. Zoals de boom kenbaar is aan de vruchten, zo is het geloof ook kenbaar aan de werken. De rechtvaardiging en de heiliging behoren bijeen. Er is geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Zowel bij de evangelisten als bij Paulus en Jacobus is er een onverbrekelijke samenhang tussen geloof en werken.
Het is bijbels ook in deze zin van wedergeboorte te spreken. De bijbel spreekt immers over wedergeboorte in een heel ruime zin, van een totale vernieuwing van hemel en aarde (Matt. 19:28). Het begrip wordt ook gebruikt als aanduiding van de totale levensvernieuwing door de Heilige Geest (Tit. 3:5). Geloof én wedergeboorte behoren onlosmakelijk bijeen, evenals de boom en zijn vrucht.

Geloof en wedergeboorte bij Calvijn
Als opschrift van het derde boek, hoofdstuk 3, van de Institutie lezen we, dat wij door het geloof worden wedergeboren. De toerekening van de gerechtigheid mag men van de heiligheid van het leven niet scheiden. Calvijn spreekt in dit verband over de boetvaardigheid, die hij wedergeboorte noemt of bekering, die geen ander doel heeft, dan het verloren beeld van God in ons te herstellen. Rechtvaardiging en wedergeboorte behoren bijeen. Beide zijn onafscheidelijk, omdat ze tegelijk in Christus, die niet in delen gescheurd kan worden, ontvangen worden.
Calvijn is er van overtuigd dat het geloof en de wedergeboorte echt bij elkaar behoren. Wie God in genade aanneemt, die schenkt Hij de Geest der heiligmaking. Zo worden geloof en wedergeboorte of heiliging met elkaar verbonden door het werk van de Heilige Geest, dat ons bindt aan Christus zelf. We bemerken hoezeer ook hier de leer van de inlijving in Christus centraal staat. Daarvan geef ik u een duidelijk voorbeeld.
Het is te vinden in de bekende brief aan Sadoletus: „Dat de goede werken tot de rechtvaardiging van de mens ook maar iets bijbrengen, ontkennen wij ten volle. In het leven van de gerechtvaardigde echter hebben zij hun betekenis. Want wie de gerechtigheid heeft verworven, bezit Christus; Christus is nergens waar zijn Geest niet is. En hieruit volgt duidelijk, dat de rechtvaardiging als genadegift noodzakelijk verbonden is met de wedergeboorte. Wanneer men het nauwe verband tussen die twee: geloof en werken, verstaan wil, moet men op Christus zien. Hij is ons, zoals de apostel zegt, gegeven tot rechtvaardiging en heiliging . . . Waar Christus is, is ook de Geest der heiligmaking die de harten wederbaart tot een nieuw leven. . . Het geloof kán Christus niet aangrijpen alleen ter rechtvaardiging zonder de Geest der heiligmaking". Dit is de inhoud der prediking: Christus vernieuwt die Hij rechtvaardigt. Het geloof wederbaart ons.
Wat Calvijn in de Institutie (III, 3, 1 vv.) schrijft, stemt geheel overeen met de inhoud van de brief aan Sadoletus op dit punt. En we mogen derhalve veilig vaststellen, dat onze belijdenis in overeenstemming is met de Schrift én met de hoofdgedachten van de Reformatie op dit punt.

Staan de Dordtse Leerregels op een ander standpunt?
Er zijn veel onderzoekers die stellen dat er in de Dordtse Leerregels van een ander geluid sprake is. Hier wordt over de volgorde precies andersom gesproken: wedergeboorte eerst, en daarna het geloof. Te denken valt dan aan Hoofdstuk III/IV, par. 11 en 12. Daar wordt gesproken over het verborgen werk van de Geest. De Geest dringt in het binnenste van de mensen door: „Hij opent het gesloten. Hij vermurwt het verharde en besnijdt het onbesneden hart. Hij schenkt de wil nieuwe hoedanigheden en de dode wil maakt Hij levend, de verkeerde goed, de onwillige gewillig, de weerspannige gehoorzaam. Hij beweegt en sterkt de wil zo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen".
De Leerregels noemen déze daad van de Geest in de wil van de mens de wedergeboorte: een onuitsprekelijke werking, niet zwakker of geringer dan de schepping zelf. Een opwekking uit de doden, zozeer dat allen in wier harten God op deze wonderbare wijze werkt volstrekt zeker en krachtdadig wedergeboren worden en metterdaad geloven.
Hier is de wedergeboorte een genade, waardoor de mens gelooft en zich bekeert. En hier hebben we dus een andere volgorde. Niet geloof - wedergeboorte. Maar: wedergeboorte - geloof.
Maar is het een wat anders dan het andere? Is er een tegenstelling tussen de beide zienswijzen? Is er sprake van een zeer ingrijpende verschuiving, waardoor het latere piëtisme en mysticisme een voorbereiding vinden in de Dordtse Leerregels? We mogen constateren, dat in het gesprek tussen de christelijke gereformeerde deputaten en de vertegenwoordigers van de Ned. Gereformeerde kerken nu tien jaar geleden, deze dingen besproken konden worden in een geest van eenstemmigheid. Of dat vandaag nóg het geval zou zijn, waag ik gezien de uitlatingen van drs. Rietkerk in Tot Opbouw op z'n minst twijfelachtig te noemen. Hij stelde de Dordtse Leerregels onder scherpe kritiek, en deze raakte niet alleen de kwestie van verkiezing en verwerping, maar ook de vraag of er in de Leerregels sprake is van een verschuiving in de richting van een verkeerde innerlijkheid.
We laten voor dit moment die kritiek voor wat het is. En we constateren, dat principieel gezien de Dordtse Leerregels helemaal niet ánders spreken dan Calvijn doet. Als we zeggen dat de Ned. Gel. Bel. in haar spreken over geloof én wedergeboorte precies zo spreekt als Calvijn, dan geldt dit evenzeer van de Dordtse Leerregels op dit punt. In de laatste wordt de vraag gesteld: vanwaar komt dit geloof dat in u is? En het antwoord op die vraag is: Van God. Het is een gave van de Geest.

Geen tegenstelling
Ook bij Calvijn gaat in die zin de wedergeboorte aan het geloof vooraf. Ik wijs wat dit aangaat naar zijn verklaring van Joh. 1:12, 13: „De Evangelist zegt, dat degenen die geloven, reeds uit God geboren zijn. Het geloof komt niet uit ons voort, maar het is vrucht van geestelijke wedergeboorte. . . Toch schijnt de evangelist op omgekeerde manier de wedergeboorte vóór het geloof te plaatsen, terwijl zij toch veel meer een vrucht van het geloof is en daarop volgt. Ik antwoord dat beiden zeer wel samengaan, want door het geloof ontvangen wij het onvergankelijk zaad, waardoor wij tot een nieuw en goddelijk leven herboren worden. En toch is het geloof zelf reeds een werk van de Heilige Geest, die alleen in de kinderen van God woont. Zo is dan in verschillend opzicht het geloof een deel van onze wedergeboorte en een ingang in het Koninkrijk Gods, opdat Hij ons onder zijn kinderen zou rekenen. Want dat de Geest ons verstand verlicht, behoort reeds tot onze vernieuwing. Op deze wijze vloeit het geloof uit de wedergeboorte als uit een fontein. Doch daar wij door datzelfde geloof Christus aannemen, die ons door Zijn Geest heiligt wordt het daarom ook het beginsel van onze aanneming genoemd".
En het is puur de taal van de Dordtse Leerregels, als Calvijn laat volgen: „als de Here in ons het geloof werkt, wederbaart Hij ons heimelijk en op een verborgen en voor ons onbekende wijze". Er is geen tegenstelling tussen de éne en de andere Calvijn. En zo is er ook geen tegenstelling tussen de Nederl. Gel. Bel. en de Dordtse Leerregels op dit punt. Beide elementen dienen in de prediking uit te komen.

W. van 't S

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1984

De Wekker | 8 Pagina's

De verhouding van geloof en wedergeboorte (Uit de gemeenschappelijke verklaring XV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1984

De Wekker | 8 Pagina's