Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kader van het gesprek over de prediking (Uit de gemeenschappelijke verklaring XVIII)

Bekijk het origineel

Het kader van het gesprek over de prediking (Uit de gemeenschappelijke verklaring XVIII)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Erfenis van de Afscheiding
We komen tot een afsluiting van een aantal artikelen waarin aandacht werd geschonken aan de gemeenschappelijke verklaring die indertijd werd gegeven door een commissie uit de Ned. Geref. Kerken en onze deputaten over de toeëigening van het heil.
Ieder gesprek over de prediking is waardevol, omdat we dan praten over een van de levensfuncties van de kerk. De kerk is er om te verkondigen. Doet zij dit niet meer, of niet voldoende, dan neemt zij de bestaansreden weg, waarop zij zelf rust. Het eerste kenmerk van de kerk is de zuivere prediking van het evangelie. De andere kenmerken vloeien uit dit eerste als vanzelf voort. Waar het Woord recht bediend wordt daar zullen ook de tekenen van het verbond op de goede plaats komen en daar kan ook de kerkelijke tucht niet uitblijven. Daarom is het gesprek over de preek van vitaal belang voor de gemeente, voor de kerken ook in hun onderlinge verhouding. Naar binnen en naar buiten kan dit gesprek niet worden gemist.
De manier waarop wij er over spreken is echter- telkens weer afhankelijk van de tijd waarin wij leven. De geschiedenis van de prediking is er om dit aan te tonen. De preken van Augustinus verschillen nog al wat van die van Luther. De laatste had een volkomen andere stijl van preken dan Calvijn.
In zekere zin spreekt de tijd mee in de wijze van prediking.
En dit geldt ook van de inhoud van de prediking. Vandaag ontvangt het ethisch aspect meer aandacht dan twintig jaar geleden. De tijd van welvaart vereist in sommige opzichten een andere benadering, misschien ook een wat andere tekstkeus dan de zorgelijke tijd waarin wij nu gekomen zijn.
Maar dit mag zo zijn, wat de fundamentele inhoud van de prediking aangaat is er echter sprake van een zekere gelijkheid. Het evangelie is niet veranderd.
De mens is in zijn diepste wezen ook niet veranderd. En de weg van het heil voor de mens van vandaag is al evenmin een andere geworden. Daarom is een gesprek over de prediking bijzonder zinvol, vooral wanneer daarin de zaken aan de orde komen die in de gemeenschappelijke verklaring werden genoemd. Wij aanvaarden daarin een erfenis van de Afscheiding. Wij aanvaarden die voluit. Men mag op sommige preken van afgescheiden predikanten critiek oefenen. En dat is bij meer dan één gelegenheid ook wel uitgesproken. Maar wat hun boodschap betreft, wat aangaat de inhoud van hun prediking, de ernst waarmee zij gebracht werd, de overtuiging waarmee zij tot de mensen kwam . . . wat dit alles aangaat mag men geen vraagtekens plaatsen. De kerk van de Afscheiding is geworden wat zij was door de prediking en door niets anders. Er was een honger naar het Woord. Er was ook een begeerte om niets anders te brengen dan dit Woord van zonde en genade.
En daarmee had de Afscheiding zich geplaatst op één lijn met de Reformatie. Want ook de Reformatie is door de prediking tot stand gekomen en verbreid en door niets ánders. Het Woord deed zijn werking. Zo was het reeds in de Schrift. Wanneer we daar lezen van groei van de gemeente dan heet het: Het Woord wies. Wil men de kerk laten verdwijnen, dan moet men de prediking laten verschrompelen tot een politiek-ethische verhandeling. Of men moet haar vervangen door een liturgisch spel, waarin het heil gedramatiseerd wordt alsof het in de liturgie opnieuw volbracht zou moeten worden. Geen probater middel om de gemeente van haar bestaansgrond te ontdoen, dan dit: dat men haar berooft van het typerende, het kenmerkende, n.l. de prediking van het Woord der verzoening. Wanneer wij de erfenis van de Afscheiding, van de Reformatie aanvaarden, dan betekent dit ook dat wij getrouw zullen zijn aan en in de prediking van het Woord Gods.

De problematiek óók onderdeel van die erfenis
Er ligt in de gesprekken over de prediking dikwijls een spanning. Deze was ook merkbaar in de manier waarop de gemeenschappelijke verklaring tot stand is gekomen. Men proeft hier en daar in de woordkeuze het afwegen van het een tegenover het ander. Dat is in een verklaring eenvoudig niet te vermijden. De prediking zélf, zoals deze iedere zondag plaats heeft, kan zich door zulk een afweging der dingen niet laten ophouden. Het profetische Woord vraagt niet om een gelijkmatige en uitgebalanceerde vertolking. Men versta mij goed. Niet graag zou ik het pleit voeren voor een volstrekt eenzijdige prediking, naar welke kant ook. Maar dat wil geenszins zeggen, dat de verkondiging met de éne hand moet terugnemen, wat met de andere hand werd gegeven. Zó doen profeten niet. Zij brengen het Woord Gods rechtstreeks. En dat is geen zaak van evenwicht. Welk evenwicht zou er zijn tussen de zondaar en de levende God?
Maar wil men de zaken bespreken, dan moet men wel altijd overwegen, of men naast het éne woord ook niet nog een ander woord moet zeggen.
En dit gebeurt in de gemeenschappelijke verklaring. Men spreekt over de wet. Maar tevens over het evangelie. Over de eis. Maar tegelijk over de belofte. Over de verantwoordelijkheid. En tevens over het werk van de Geest. Over de oproep tot bekering. En óók over de gave van het geloof. En altijd zal er in het afwegen van de dingen een zekere spanning zijn en blijven. Zij is eigen aan de zaak. En zij behoort tot de erfenis, die wij aanvaarden.
Nu is er, omdat het gaat om de erfenis van de Afscheiding in de prediking een zeer bijzonder facet aan de zaak. De prediking van de Afscheiding geschiedde in een nieuwe ruimte. Zij vond plaats buiten de gevestigde kerk. En zij kwam te liggen onder een zware hypotheek. De strijd tussen De Cock en H.P. Scholte spreekt hier boekdelen. Zou er door de prediking een groot afgescheiden conventikel ontstaan? Of zou het mogen gelukken ook de kerk der Reformatie opnieuw tot openbaring te brengen? Dát waren de vragen waarvoor men in en met de prediking stond.
En binnen deze cirkel van vragen moést het wel tot een reeks van spanningen komen inzake kwesties als gemeentebeschouwing, opvatting van de wedergeboorte, de plaats en betekenis van de wet in de prediking enz. Het zijn allemaal vragen, die met de Afscheiding zelf gegeven waren. Men preekte niet zo maar in een neutrale ruimte. Maar men preekte, althans men bedoelde dat te doen, in de kerk.
Maar wat is de kerk? Waar is de kerk? Hoe openbaart zich de kerk? Hoe verhoudt zich de verkiezing Gods tot de gemeente? Wie behoren wél, en wie behoren niet werkelijk tot de gemeente? Al die vragen kregen in de prediking een bijzondere kleur. En op een manier die nog nimmer eerder in Nederland zo was voorgekomen, werden de vragen van wedergeboorte en bekering betrokken op de kerkopbouw door de prediking.

Nadere Reformatie en Afscheiding
Men kan zeggen, dat de Afscheiding zónder de Nadere Reformatie zich niet laat denken. Maar daarmee is nog geenszins iets wezenlijks gezegd. Welke Nadere Reformatie bedoelt men? Trekt men af op Brakel of op Comrie. Van de één zei men in afgescheiden kring dat hij zuiverder was in het geloof, van de ander, dat hij dieper ging op het punt van de rechtvaardiging. Bovendien had de Nadere Reformatie als uitgestrekte beweging in de vaderlands kerkgeschiedenis zóveel facetten aan zich, dat het onmogelijk is zó ongenuanceerd over de relatie tussen Afscheiding en Nadere Reformatie te spreken. Het moet mogelijk zijn de onderlinge verschillen tussen de vaders der Scheiding in kaart te brengen aan de hand van hun prototypen in de Nadere Reformatie. En bij dit alles kwam dit grote verschil, dat van meer betekenis was dan wij wel eens denken: de Nadere Reformatie worstelde niet in die mate met het kerkprobleem als de Afscheiding. Daarom kwamen de problemen veel feller aan de orde, ook de problemen van de prediking. Zij konden door de Nadere Reformatie aan de orde gesteld worden binnen de volkskerk. Zij moesten in de Afscheiding daarbuiten aan de orde komen. En dit maakt wel verschil.
Zó is de hele problematiek van gemeentebeschouwing en wedergeboorte enz. een bijzondere problematiek geworden van de Gereformeerde Gezindte buiten de Hervormde Kerk. Een typisch Nederlandse gereformeerde problematiek is het, samenhangende met de problematiek van een afscheiding, die roept om een eigen vormgeving van de gemeente. Wij moeten het kader waarin over deze dingen gesproken werd in het verleden niet uit het oog verliezen.
Ik schrijf deze dingen niet teneinde de problematiek te relativeren tot een historische interessante kwestie. Maar wel om aan te tonen, hoe het kwam dat juist onder ons deze vragen brandende kwesties zijn gebleven, én ook behoren te blijven. Men kan de kerk wel dicht doen, wanneer wedergeboorte en bekering niet meer aan de orde komen. En daarmee bedoel ik ook onze eigen kerken. We houden ons niet bezig met introverte bespiegelingen, wanneer we in een christelijke gereformeerde kerk de vraag aan het geweten leggen: weet u persoonlijk, wat genade is? En ook hoe een mens dat ontvangt?
Maar wanneer wij deze vragen blijven stellen, én blijven uitleggen; wanneer wij onze kinderen leren, wat een nieuw hart is, én wat het betekent dat de Here dit geeft; kortom wanneer wij de vragen van de toeëigening des heils blijven beschouwen als die vragen, zonder welke men praat over abstracties, dan zullen wij ook bedenken, dat het heil niet alleen in de wedergeboorte ligt, maar ook in de heiliging. En dat het niet alleen over de wedergeboorte gaat, maar ook om de rechtvaardiging. Dat het niet alleen gaat om het ware geloof in de belofte, maar vooral ook om de belofte van het ware geloof.
Dat hier misverstanden kunnen liggen bleek me uit een paar brieven, waarvan ik de inhoud een volgende keer nog aan de orde hoop te stellen.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1984

De Wekker | 8 Pagina's

Het kader van het gesprek over de prediking (Uit de gemeenschappelijke verklaring XVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1984

De Wekker | 8 Pagina's