Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Parakleet (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Parakleet (VIII)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luther over de Heilige Geest
Het is van betekenis om te onderzoeken, hoe Luther over de Trooster heeft gesproken en geschreven. We richten daarop nu de aandacht. We kennen Luther voornamelijk als de prediker van de rechtvaardiging door het geloof alleen. Daarop valt voor hem alle nadruk. In verband daarmee kan men vragen of de heiliging niet te kort komt. We weten ook dat Luther zich bijzonder fel keerde tegen de geestdrijvers en dat hij niet in staat was op een ietwat ontspannen manier over de Geest te spreken. In dit licht moeten we ook de felle verwijten zien, die hij bijna tot het eind van zijn leven richtte aan het adres van de gereformeerden. Hij stelde hen soms op één lijn met de geestdrijvers.
Daarmee zal het wel in verband staan dat hij zelf over de Geest minder vaak heeft gesproken dan over Christus en zijn werk. En wanneer Luther over de Geest spreekt komt vooral de gedachte van de troost naar voren: de troost voor het verontruste geweten. Daarop legt Luther de nadruk in de preken, die hij over de Trooster-teksten hield.
De Geest is voor Luther niet de Geest van toorn en schrik, maar een Geest van genade en troost: „En derhalve vertoont de Godheid enkel en alleen troost: de Vader wil troosten, want Hij geeft de Heilige Geest. De Zoon troost, want Hij bidt om de Geest. En de Heilige Geest zelf zal onze troost zijn. Daarom is er op geen enkele manier sprake van toorn, dreiging of schrik voor de christenen, maar alleen een vriendelijk lachen en een zoete troost in hemel en op aarde.. . Daarom getroost het hart omhoog geheven en met kracht alles veracht wat u aanvecht, en gesproken: Nu zal ik onversaagd zijn, ook al zou de duivel en de hele wereld nog veel bozer zijn".
We herkennen in dit spreken van Luther over de Geest als Trooster zijn eigen geloofsmoed. „Wij voelen slechts wat ons verdriet doet. Daarom is het werkelijk een kunst van de christenen om te leren zich boven alle schrik en droefheid te verheffen en met de profeet te zeggen: Waarom zijt ge onrustig?"
De boodschap van de troost is er voor de aangevochten en niet voor de wereld. Zij kan de Geest der waarheid niet ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet. In de wereld heerst de leugen. Maar de kerk heeft de belofte van de Geest die altijd bij haar zal blijven. De Geest der waarheid leidt de kerk. Daarom zijn de gelovigen ook verzekerd van het heil. Bij de tweede tekst (Joh. 14:26) spreekt Luther geheel op dezelfde manier over de Geest. Christus kan niet alles aan zijn discipelen zeggen. Ze staan nog maar aan het begin. Maar de Geest zal maken dat de zaken duidelijk worden. De gelovigen zullen het ook voelen, dat het datgene is wat Christus tevoren heeft gezegd. Zo heeft de Geest Christus verheerlijkt. Hij doet ons het heil gevoelen.

Hoe troost de Geest?
In een preek, die Luther op de Pinksterdag in 1523 hield spreekt hij over de wijze waarop de Geest ons troost. Centraal staat hier ook weer de leer van de rechtvaardiging uit genade. Luther citeert in deze preek de tekst (Joh. 14:26): „Wanneer echter de Trooster zal komen, de Heilige Geest, die de Vader zal zenden in mijn naam, dan zal Hij u alles leren en u alles herinneren, wat Ik u gezegd heb". Luther gaat dan als volgt verder: „U hebt gehoord, dat dit het evangelie is, dat God in de hele wereld laat prediken. Hij laat zeggen, dat niemand door de werken en door de wet kan zalig worden. Integendeel. God heeft Zijn Zoon gezonden, die de wet vervult: dat is de prediking van het evangelie. Bij die prediking behoort nog veel meer. Ofschoon ik het hoor geloof ik het toch niet. De Geest echter drukt deze prediking in het hart, zodat het daarin zich vast maakt. Christus heeft alles volbracht. Hij heeft de dood overwonnen en is door de Geest tot Heer van alle dingen geworden. Maar die schat is nog niet uitgedeeld. De Heilige Geest echter doet dit. Hij zegt het in uw hart zodat u het wel belijden moet, dat u een van hen zijt, die Christus verlost heeft. . . Daartoe is de Heilige Geest gegeven, opdat Hij deze schat, de Here Jezus Christus in mijn hart zou brengen zodat mijn hart Hem voelt en vol van troost is".
Het ambt van de Geest is om de harten vrolijk te maken. En Hij doet dit door ons aan te tonen, dat het met onze werken niets gedaan is. De Heilige Geest „is niet een man van de wet". Hij maakt ons vrij van de wet en daarmee is Hij altijd bezig. Hij komt daarmee niet gereed. Men zal ook geen Christenmens vinden, die altijd blij is en die geen verdriet meer heeft. Maar de Geest helpt in het verdriet. Soms voelt een christen de schrik van de dood en de vloek van de zonde. Daar werkt de Geest. Want bij hen die in de zonde leven verricht Hij zijn ambt niet. Wie met de zonde de strijd aanbindt mag weten dat de Geest bij hem is. Daarin bestaat zijn ambt. Hij komt slechts bij de aangevochtenen.
Luther maakt hier attent op de geestdrijvers. Zij missen nl. die aanvechtingen. En daarom kennen zij innerlijk de Geest ook niet. „Wij moeten van te voren de vertwijfeling voelen, anders zal de troost niet volgen".
Laten we niet denken, dat Luther hier een systeem opbouwt, zoals dit bij de mystieke geestdrijvers van zijn dagen het geval was. Maar laten we ook niet menen, dat het leven van de troost, onder leiding van de Geest voor Luther een land van enkel zonneschijn was: „De Heilige Geest, God of Christus komt niet tot Zijn heerlijkheid, tenzij dan dat ik te schande word. Dat verstaat het vlees niet". De Here noemt Hem immers de Trooster. Als Hij dat is, dan moet hij op die plaats zijn, waar men troost behoeft. Men late varen, die zo onbekommerd het evangelie spreken!"

Geest en rechtvaardiging
Luther heeft, zo blijkt wel duidelijk, zijn leer van de Geest geheel en al betrokken op zijn prediking van de rechtvaardiging. Wet en evangelie functioneren in het werk van de Trooster. En zijn ambt verricht Hij onder de vorm van het tegendeel: „Dit gaat zo: als je midden in het lijden zit, dan zal Ik een zodanig gevoel geven, dat je meent in een rozentuin te zijn. In de oorlog zal Ik de vrede, in de dood zal Ik het leven geven. De aardse mens kan de vrede niet vinden. Zijn vrede is niet bestendig. Christus spreekt: Sterf. Maar Ik zal de Geest geven, zodat je gelooft dat je niet sterft". En men behoeft niet te versagen, ook al zie je er niet altijd onversaagd uit. De Geest gaat door. Hij vermeerdert de vreugde en toch is zij met droefheid gemengd. Anders zou je immers kunnen zeggen, dat de Geest zijn ambt in je had volbracht.
Het is wel duidelijk, dat Luther met de nadruk op dit aspect van de troost een zeer centraal punt aanduidt. Maar tegelijk heeft zijn concentratie iets van een versmalling, die sommige aspecten van de Parakleet-teksten geen recht doet wedervaren.
Een zeer nadrukkelijke aandacht voor het Woord is voor Luther ook kenmerkend in zijn strijd met de dopersen. Daarvan geven we tenslotte een voorbeeld uit een Pinksterpreek uit het jaar 1529. Fel keert Luther zich tegen de geestdrijvers: „Hier staat een mooi woordje voor de geestdrijvers. „De Heilige Geest", zegt Christus „zal van Mij getuigen". Daar, zeggen zij, zie je, dat het getuigenis van de Geest aan het onze voorafgaat en dat het uiterlijke woord niets nut. De Geest moet innerlijk leren, en daarna kun je pas getuigen. Die heilloze lieden! Dat is de hoogmoedige duivel".
Tegen hen houdt Luther staande dat het begin van ons heil gelegen is in het mondeling gesproken woord. Het getuigenis van de Geest begint met de mond van de prediker.
De Heilige Geest verlicht niemand, tenzij Hij tevoren het „lichamelijke woord" in zijn oor laat klinken. Het éne getuigenis vloeit in het andere over. Bij Christus begon het en via de apostelen kwam het bij ons.
Men zegt, dat wij dode letters prediken. Maar zij liegen. Het getuigenis van de Geest komt door het Woord tot ons. Zo heeft Luther het werk van de Trooster beschreven. De Trooster! Met graagte nam Luther deze vertaling van het woord Parakleet van de kerkvaders over. Hij vond er zijn eigen rechtvaardigingstheologie in terug en kon haar daarmee ook gemakkelijk uitdrukken.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1984

De Wekker | 8 Pagina's

De Parakleet (VIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1984

De Wekker | 8 Pagina's