Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het dal Dura (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het dal Dura (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het beeld van Nebukadnezar. Daniël 3:1-7.

In elke eeuw heeft de Kerk van God, de gemeente van Christus, volharding en onverzettelijkheid nodig. Onverzettelijkheid en volharding om de aanbidding van de enig ware God te beoefenen: altijd en overal.
Om ons door niets en niemand te laten afbrengen van deze aanbidding, van deze ware godsdienst, ook niet als het ons leven op aarde zal kosten.
Grote woorden. Maar wel actueel, ook in de twintigste eeuw. Het eerste gebod van Gods heilige Wet geldt nog onverminderd: Ik ben de Heere, uw God. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Er zijn in alle tijden van die situaties waarin dit grote en eerste gebod op een bijzondere wijze gaat spreken. De tegenkrachten van de hel spannen dan samen om het volk van God op deze aarde af te houden van de aanbidding van de ware God. Het volk van God wordt dan gedwongen om een knieval te doen voor de goden van deze eeuw.
Wat dat allemaal betekent dat maakt ons het Woord van God bekend in Daniël 3. Niet zo maar een mooi hoofdstuk; niet alleen maar een boeiende geschiedenis. Niet alleen maar geschikt om het spannend en beeldend aan onze kinderen op de scholen en de zondagsscholen en in de huizen te vertellen. Het gaat hier om de ware aanbidding, altijd en overal, ook wanneer ons leven ermee gemoeid is. Is er één uitzonderingssituatie te bedenken waarop Gods Kerk één keer maar het eerste gebod mag vergeten en een knieval, een aanbiddende knieval mag doen voor wie geen God is? Zijn er dan méér ware goden? Neen, zegt de levende God, de Vader van onze Heere Jezus Christus. Ja, zegt Nebukadnezar, en ja zeggen allen, die van de geest van Nebukadnezar bezeten zijn.
De grillige koning Nebukadnezar heeft weer eens wat nieuws bedacht. Er moet in het dal Dura, niet ver buiten het grootse en machtige Babel, een reusachtig groot beeld komen. Een schitterend beeld. Want alles, wat Nebukadnezar doet, moet groots en schitterend zijn. De schrik van zijn droom uit hoofdstuk twee is de koning weer kwijt. Van dat beeld, dat hij in zijn droom zag, was alleen het hoofd van goud. Dat is te weinig. Nebukadnezar zal een beeld laten maken, dat helemaal van goud is. Een kolossaal beeld: zestig el hoog en zes el breed. Dat is een beeld van ongeveer dertig meter hoog en goed drie meter breed. Bijna zo hoog als een torenflat bij ons vandaag. De beeldenmakers van Babylon konden er wat van. In Babel is de techniek groot en machtig . . .
En het zal alles goud zijn wat er blinkt. Wat moet dat beeld daar in de zon hebben staan te glanzen. Wat moet het een enorme indruk op de mensen hebben gemaakt.
Dat beeld: dat is het symbool van de macht van Nebukadnezar. De macht van een mens: de macht van de autonome mens der zonde. Imponerend en geweldig is die macht. Ze staat voor niets. Haar getal wordt weergegeven met: 666, het getal van een mens, dat bijna reikt tot aan het getal van God. Het is het getal van de antigoddelijke wereldmacht. Dat beeld van Nebukadnezar, daar in het dal van het riviertje Dura, dat is het beeld, dat moet worden aangebeden. En voor die aanbidding zal Nebukadnezar zorgen. Hij heeft daartoe de macht en de middelen. Griezelig, wanneer zo de staatsmacht zich verheft tegen de ware God des hemels en der aarde. Benauwend.
Dat worden donkere tijden voor Gods Kerk, die leeft van de aanbidding van die God, Die geen gouden beeld heeft opgericht, maar Die Zijn beeld liet uitdrukken in Zijn eniggeboren Zoon: onze grote Heere en Koning Jezus Christus.
Een donkere en opwindende vreugde en trots doortintelt Nebukadnezar, als hij eraan denkt, dat alle hoogwaardigheidsbekleders, ministers, generaals en ambtenaren uit zijn wereldrijk zullen komen en zich zullen neerbuigen voor het beeld: Nebukadnezars beeld. Wat zal dat een feest zijn, als alle volken, natiën en tongen zich in het stof zullen buigen en Nebukadnezars beeld van goud zullen aanbidden. De koning zal dat feest organiseren. Hij zorgt voor de gewijde stemming. Allerlei muziekinstrumenten laat hij aanrukken. De wereldmacht, de hel: ze houden best van muziek. In Babylon is de muziekcultuur goed ontwikkeld.
Maar stemming is niet genoeg. Er moet ook grimmigheid zijn. De koning laat meteen een grote oven bouwen, met een opening aan de bovenkant en een opening aan de onderzijkant. Die oven komt naast het beeld te staan. Wie niet buigt en aanbidt, het is met hem gedaan. Zonder pardon wacht de hitte van het vuur. Het is de wereldmacht ernst met haar religie. Het is niet alleen maar een spel. Alle eeuwen hebben iets daarvan laten zien. Van wat het wordt op aarde als de staatsmacht zich laat vergoddelijken en aanbidding van de mensen vraagt. Moet dat concreet worden uitgewerkt voor de wereld van de twintigste eeuw? Hebben we niet twee wereldoorlogen gezien? Was Nazi-Duitsland niet bezeten van de geest van Nebukadnezar? Is er vandaag dan geen volk van God, dat aan de lijve ervaren moet wat de prijs is wanneer men weigert om voor niemand anders aanbiddend te knielen dat voor de enig ware God? En zijn er soms geen tekenen van die valse godsdienst in ons eigen land waar te nemen? Slapen we dan? Want het gaat nog goed!
Ja nog wel: ten dele. De Heere bewaart ons nog voor de taferelen van Dura, maar dat betekent niet dat de hellemacht zich ook vandaag niet sterk maakt. De satan gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden.
Het is het altijd weer beangstigende, dat de staat op de godsdienstige toer gaat. Dan schrijft de staat voor hoe, wie en waar moet worden aangebeden. Daarin is volgroeiing te zien van de zonde, die in het paradijs begonnen is. In die zonde zit geen stilstand.
De zonde kan niet tot stilstand komen, niet eerder, dan dat van de gehele wereld de aanbidding van de ene ware God is weggedrukt. Daarom krijgt de gemeente-Gods-onderweg met déze machten van het kwaad te maken. Zij heeft dan in bijzondere mate standvastigheid en onverzettelijkheid nodig.
De geest van déze eeuw, de geest van déze wereld is ook vandaag sterk. Ze openbaart zich in velerlei gestalte.
Maar steeds gaat het ten diepste om de aanbidding! Of de valse aanbidding, de afgoderij, of de ware aanbidding, in Jezus Christus. Maar wat een aantrekkingskracht toch heeft dat beeld van Nebukadnezar. De vormen der zonde schijnen aanvankelijk bekoorlijk. Ze hebben aantrekkingskracht. Ons van nature verdorven hart voelt er zich door bekoord.
Maar het gaat te allen tijde om: voor of tegen Jezus Christus. En dat heel concreet, in al onze levensuitingen.
Er wordt van ons een beslissing gevraagd. We worden telkens weer tot de keuze geroepen. „De Heere, uw God zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen". Ondanks alle gouden beelden.
Oefent u dan in deze aanbidding. Daarbij hebben we de Geest der genade en der gebeden dagelijks nodig. Dan gaan we de geesten onderscheiden. En het wordt een onverzettelijk neen tegen alles wat niet uit God is. Wat er ook van komen moge.
Zulke belijdende, aanbiddende, standvastige christenen heeft de kerk nodig. En zulke heeft de wereld nodig. En nu niet kijken naar anderen of u ze kunt ontdekken. De enig legitieme vraag is: bent u die christen? Ook al zou u de vurig gestookte oven zien en voelen branden?

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1984

De Wekker | 8 Pagina's

In het dal Dura (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1984

De Wekker | 8 Pagina's