Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het dal Dura (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het dal Dura (IV)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lofzang van Nebukadnezar. Daniël 3:28-30.

De uitwerking op Nebukadnezar van het wonder van de bewaring van de drie judeese mannen in de oven is treffend. Nebukadnezar gaat een lofzang zingen tot eer van Israëls God. Zeer opvallende gebeurtenissen vermogen nog wel eens diepe indruk te maken op mensen, die zeggen niet zo gauw onder de indruk te komen.
Nebukadnezar kan het wonder niet loochenen. Want wonderen zijn namelijk wel feiten. Wel feiten, die hier en nu gebeurd zijn. Wonderen loochenen is feiten loochenen. Daarvoor moet je een groot ongeloof hebben om dat te kunnen doen! Ongeloof, om het wonder van het feit van de maagdelijke geboorte van onze Heiland te ontkennen. Ongeloof, om de lichamelijke opstanding van Christus uit de doden te loochenen. Ongeloof om de hemelvaart van Jezus te ontkennen. Al dat ongeloof, waarmee mensen zich sterk kunnen maken, want och ze kunnen zo knap redeneren en ze kunnen ook zo verstandig theologiseren, heeft ondertussen de feiten tegen. En daarom is ongeloof aan de feiten, zoals Gods Woord ons die predikt, een slag in de lucht. Het zweeft en kan nooit landen. Het heeft geen enkele basis. Wacht u voor het ongeloof, al de dagen van uw leven!
Nebukadnezar kan er niet omheen. De hele rompslomp van hoogwaardigheidsbekleders in het rijk van Babel komt er aan te pas om maar goed te controleren of Sadrach, Mesach en Abednego echt niet verbrand zijn. De conclusie is onontkoombaar: ze zijn in het vuur geweest, maar het vuur heeft geen macht gehad over hun lichamen; hun hoofdhaar is niet geschroeid; hun mantels zijn ongeschonden gebleven. En hoe men ook ruikt, er valt geen brandlucht aan hen te bespeuren.
En dan doet de grillige Nebukadnezar opnieuw zijn mond open. Hij gaat zingen: een lofzang op de God van Sadrach, Mesach en Abednego. Zoals eenmaal het volk verwonderd vroeg: Is Saul ook onder de profeten, zo zouden we even verwonderd kunnen vragen: is Nebukadnezar ook onder de zangers? Het lijkt erop.
En inderdaad verkondigt hij in zijn proclamatie de lof van God. Hij maakt de Naam van God bekend in zijn rijk. Wee wanneer iemand een oneerbiedig woord spreekt tegen de God van Sadrach, Mesach en Abednego. Hij zal in stukken worden gehouwen. Zijn huis zal tot een puinhoop worden gemaakt. Want er is geen andere god, die zó verlossen kan. En zo royaal, zo koninklijk, is Nebukadnezar wel dat hij aan Sadrach, Mesach en Abednego bijzondere gunsten bewijst in het gewest Babel.
Prachtig, zouden we even kunnen denken, zo'n lofzang van de koning. Hij moet dan toch maar buigen. Israëls God krijgt Zijn lof, ook uit de mond van de snoever Nebukadnezar, die gezegd had: en wie is de god, die u uit mijn hand zou kunnen bevrijden? Dat weet de koning nu: die God is Israëls God, de enige en waarachtige God. Maar aan dié erkenning komt Nebukadnezar niet toe. De God van Sadrach, Mesach en Abednego ziet hij nu wel als een geweldige God. Maar hij kan nog vergeleken worden met de goden van Babel. Toegegeven, de goden van Babel zijn in verlossende kracht de mindere van de God van Israël, maar het is nu ook weer niet zo, dat andere goden niets meer voorstellen. De lofzingende Nebukadnezar blijft wel polytheïst, een veelgodendienaar. Daarom zit er een valse toon in de lofprijzing van Nebukadnezar. Hij verheerlijkt de God van Sadrach, Mesach en Abednego op hoge toon, maar hij blijft ondertussen precies dezelfde. Hij gaat gewoon door met zijn afgodendienst. We lezen wel van zijn dreiging, dat mensen en huizen in stukken zullen worden gehouwen als ze een oneerbiedig woord spreken tegen Israëls God, maar we lezen er niets van dat het gouden beeld van de koning zelf in stukken wordt gehouwen. Dat zou een juiste reactie geweest zijn.
We zien het zo vaak: overweldigende indrukken van Gods macht en majesteit leiden niet automatisch tot bekering. De Heere geeft veel tekenen in het leven van mensen. Door die tekenen klopt Hij op de deur van hun hart. Hij roept tot waarachtige bekering.
En het gebeurt, dat mensen zich voor een tijd gewonnen geven aan God en Zijn dienst. Ze gaan mee naar de kerk; ze lezen mee uit de Bijbel, ze zingen de Psalmen en lofzangen. Maar hebt u uw hárt aan de Heere gegeven? Hebt u uw zondebeelden grondig vernietigd? Hebt u uw leven toegewijd aan God en Zijn dienst? We kunnen juiste dingen van de Heere zeggen, we kunnen zangers zijn van Godeverheerlijkende liederen, en ondertussen toch geen deel hebben aan het zaligmakende werk van Christus. De Geest kan ons een tijdlang aangrijpen, en toch laten we Hem niet door het Woord van God doorwerken in ons hart. Het komt niet tot waarachtige bekering! Tot een echte doorbraak van het geloof. En dat zal moeten gebeuren. We zullen tot waarachtige bekering moeten komen, waardoor we onze schulden gaan zien en belijden en in ernst gaan strijden tegen alles wat met de zonde in de wereld en in ons leven te maken heeft. Dan wordt de Heere Jezus onmisbaar. We gaan Hem dringend nodig krijgen. Het wordt een roepen tot Hem; een aanroepen van Zijn Naam.
Laat ieder, die deze regels leest, toch staan naar zekerheid van het geloof. Leg uw handen pleitend op al Gods beloften. Dan worden de tonen van de lofzang zuiver en ontvangen we de zegen ervan. Dan hoeven we geen dreigende woorden meer te spreken. Want we merken op hoe al Gods kinderen de Heere volkomen vrijwillig dienen en liefhebben.
Eenmaal komt de grote schifting tussen de mensen. De dag des oordeels komt. Dan zal blijken, dat alle valse lofzangen inderdaad vals waren. Maar het zal ook blijken, dat wat uit God geboren is, volkomen zuiver is. Dat zal nu reeds blijken, maar straks komt het tenvolle openbaar.
Het gaat naar Gods Koninkrijk.
En de dag van de heerlijkheid van Christus is niet ver meer. Het einde van alle dingen is nabijgekomen. Nog is God een God Die verlossing geeft.
En allen, die deze God oprecht zoeken, zullen Hem vinden. Ze krijgen deel aan die zaligheid. Ze zullen krachten van het geloof kennen.
Houdt dan vol, in geloven, hopen en liefhebben. En wie zo volhardt, tot het einde, die zal zalig worden.

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1984

De Wekker | 12 Pagina's

In het dal Dura (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1984

De Wekker | 12 Pagina's