Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en jeugd anno 1984

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en jeugd anno 1984

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gebruikelijk
Wie wat op de hoogte is met ons kerkelijke leven weet, dat het gebruikelijk is, dat de lezers van al onze kerkelijke bladen, oudere en jongere, omstreeks eind augustus/begin september iets te lezen krijgen van de hand van een van de deputaten voor het contact met de kerkjeugd, kortweg genoemd Jeugddeputaten.
Op 9 september valt de Jeugdzondag en dat is het startsein voor allerlei activiteit in de gemeenten. Catechisaties beginnen weer, het jeugdwerk gaat weer draaien. Een opwekkend woord van de kant van hen, die vanwege de generale synode een bijzondere opdracht hebben voor de jeugd van de kerk, is daarbij wel op zijn plaats.

Nodig
Een artikel als dit gaat ervan uit, dat het ook gelezen wordt door diegenen, voor wie het in de eerste plaats geschreven is. Wordt het gelezen door jongeren? Die zijn er zeker, maar het percentage van jongeren dat kerkelijke bladen leest is klein. Als je het leest, dan is de kans groot, dat je toch al van plan was om je actief in het gemeentelijke leven, in het jeugdwerk, te geven. Ik hoop, dat je niet door negatieve verschijnselen je laat leiden, maar dat je kunt zien, dat God ook in deze tijd nog mensen roept.
Wordt het gelezen door ouders? Allicht wel.
Van sommigen weet ik, dat ze even moeten zuchten, als ze aan de jeugd denken. Van anderen, dat ze sterk proberen om moedig met ze mee te denken en ze wijs te begeleiden. Van u allen hoop ik, dat u veel voor onze jeugd bidt.
Wordt het gelezen door kerkeraadsleden, door predikanten? Daar reken ik natuurlijk op. We behoeven elkaar niet nog eens te zeggen, dat de jeugd op ons moet kunnen rekenen. Want dat gebeurt wel. Of toch veel te weinig? Vooral als er een jeugdouderling is, heeft die vaak het gevoel dat hij geïsoleerd staat, dat hij veel te veel op zijn schouders krijgt en van twee kanten klappen moet opvangen. Niet weinig jeugdouderlingen dreigen daarop af te knappen.
Dan maar geen jeugdouderling? Jawel, wel een jeugdouderling. Maar een, die het besef mag hebben, dat hij in een teamgeest met alle andere kerkeraadsleden kan werken.

Moeilijk
Al veel jaren wordt erover geklaagd, dat de verhouding van kerk en jeugd moeilijk is. Al heel dikwijls ook is gezegd, dat je niet moet zeggen: kerk èn jeugd, alsof de kerk niet óók de jeugd omvat. Alsof de jeugd niet ook kerk is. Dat laatste is waar. En toch is de verhouding kerk-kerkjeugd er niet gemakkelijker op geworden.
Ik doel hier nu eens niet op het feit, dat lang niet alle jeugd in de kerk zich voor het verenigingswerk laat „strikken". Al zou daar heel wat over te zeggen zijn. Ons deputaatschap heet niet: voor het contact met de Jeugdbonden, maar: voor het contact met de Kerkjeugd.
En we weten het wel: niet naar een club of vereniging willen gaan is nog geen teken dat je niet geïnteresseerd bent. Ik doel hier ook nog niet op het feit, dat er ook al heel wat jongeren in de loop van de jaren van kerk en evangelie vervreemd zijn. Ook dat is een voortdurende bron van zorg voor kerkeraden en ouders, en vaak voor de jeugd zelf ook.
Ik doel deze keer op het feit, dat het steeds meer aan de dag is getreden, dat jeugdwerk in onze kerken niet meer betekent: één georganiseerd jeugdwerk.
Niet onbekend is, dat er sinds een aantal jaren bij sommige kerkeraden en bij sommige jeugdverenigingen verontrusting bestond over de C.G.J.O., onze jongerenbond. Nadat de generale synode in 1980 aan Jeugddeputaten nog had opgedragen om alles te doen wat mogelijk was om de eenheid in het jeugdwerk te bewaren, droeg die van 1983 aan Jeugddeputaten op:
a. met verwijzing naar de vorige opdracht al het mogelijke te blijven doen om een verder uiteengroeien van de jeugd van onze kerken tegen te gaan en de eenheid van het jeugdwerk landelijk en regionaal te bevorderen;
b. met de C.G.J.O. te spreken over de mogelijkheden om de totale kerkjeugd zich te laten herkennen in het geheel van de C.G.J.O.;
c. contacten te blijven onderhouden met de jeugd die op dit moment buiten de C.G.J.O. staat, de bezwaren die bij hen leven tegen de landelijke organisatie door te spreken en deze zo mogelijk weg te nemen;
d. het geheel van het jeugdwerk te blijven omringen met warme belangstelling, het pastoraal te begeleiden, waar nodig te corrigeren en het financieel te steunen naar analogie van art. 6 van de instructie.
Duidelijk blijkt, dat er naast de C.G.J.O. een begin is gekomen van een „alternatieve jeugdorganisatie". Ook vóór de generale synode van 1983 hebben Jeugddeputaten met vertegenwoordigers van verenigingen, die zich uit de C.G.J.O. hebben teruggetrokken, contact gehad.

Kerk en Jeugd
Wat is één van de moeilijkheden, als we over het verband tussen deze twee grootheden denken?
Het is de vraag, wat we onder „kerk" hier verstaan.
We kunnen met „de kerk" bedoelen het volk van God, zoals de Here dat roept en vergadert uit alle volken en door alle tijden. Onze catechismus zegt, dat ook de kinderen even goed als de volwassenen tot het verbond van God en zijn gemeente behoren. De commissie van de synode van 1980 schreef, dat dit „evenzeer" niet is „op dezelfde wijze" en „zonder enig verschil". Er is sprake van een „op weg zijn naar". In elk geval mag er geen sprake zijn van een uit elkaar halen of denken van de begrippen „kerk" en „jeugd".
We kunnen met „de kerk" ook bedoelen de ambtelijke vergaderingen, de catechese, de prediking, het huisbezoek. Heel dikwijls wordt op die manier over de kerk gesproken. Ouderen doen dat afstandelijk of kritisch, jongeren doen het als niet-betrokken en eventueel ook kritisch.
Het is de vraag, welke taak de ambten hebben tegenover het jeugdwerk. Er zijn in dit opzicht duidelijk twee gedachtengangen. Onze jeugdorganisatie, vroeger en nu, heeft steeds op het standpunt gestaan: het jeugdwerk komt uit de jeugd zelf op, is in dié zin vrij jeugdwerk en wordt als zodanig niet door de kerk geleid.
Met het oog daarop staat ook in art. 37 van onze kerkorde: „De kerkeraad heeft ambtelijk opzicht over de verenigingen in de gemeente. Dit opzicht raakt niet de huishoudelijke regeling van het verenigingsleven, maar bedoelt toe te zien, dat in de arbeid der verenigingen de belijdenis der kerken wordt nageleefd."
Dat het jeugdwerk van de C.G.J.O. een bundeling is van een aantal plaatselijke verenigingen, die uit vrijwillig initiatief zijn ontstaan en die dus zelf hun zaken regelen, zij het onder het bovengenoemde ambtelijke opzicht.
Natuurlijk kwam en komt het vaak voor, dat ouderen, b.v. predikanten stimulerend werken tot het oprichten en instandhouden van een vereniging of club, maar het blijft eigen initiatief, vrij in de organisatie, gebonden ten opzichte van de Schrift en belijdenis. De tweede gedachtengang is: de ambten hebben een taak die rechtstreeks met het jeugdwerk en de leiding ervan te maken heeft. Ik moet daar natuurlijk wel bij zeggen, dat eerstgenoemde gedachtengang dat evenzeer van
mening is, maar dat dan die verantwoordelijkheid rechtstreeks wordt uitgevoerd in prediking, catechese en huisbezoek. Maar in de tweede gedachtengang valt ook het jeugdwerk rechtstreeks onder de bemoeienis van de kerkeraad.
Dat is niet helemaal zo'n onbekende gedachte, want er zijn in het buitenland nogal kerken, die al jaren die gewoonte hebben. Bij de jeugdwerkconferenties van de G.O.S. blijkt b.v. steeds, dat de kerken in Zuid-Afrika een heel strak schema kennen van opvoeding van de jongeren van de gemeente, die een eenheid is van catechisatie en jeugdwerk. Het geheel valt dan onder het begrip „opvoeding".
Maar in onze kringen wordt de rechtstreekse bemoeienis van kerkeraden met het jeugdwerk in sommige plaatsen gehanteerd om op die manier een basis onder het jeugdwerk te leggen, die men bij het werk van de C.G.J.O. mist, of een richting aan het jeugdwerk te geven, die de C.G.J.O. zo niet gaat.

Taak
Toen nu de generale synode van 1983 aan Jeugddeputaten opdracht gaf om zo mogelijk de eenheid van het jeugdwerk landelijk en regionaal te bevorderen, gaf ze deputaten de moeilijke taak mee om die twee soorten kijk op wat jeugdwerk is met elkaar in contact te brengen en eigenlijk met elkaar in overeenstemming te brengen. U begrijpt wel, dat deputaten voor het contact met de kerkjeugd met beide „groepen" contact hebben.
De C.G.J.O. is als gesprekspartner herkenbaar, niet alleen omdat we sinds jaar en dag met elkaar in gesprek zijn, maar ook omdat ze inderdaad een organisatie is, die zorgvuldig is opgebouwd, die bij de overheid bekend is vanwege de subsidiëring en die duidelijke statuten heeft.
De andere jeugdverenigingen, die zich van de C.G.J.O. hebben afgekeerd en elkaar nu en dan ontmoeten, hebben, althans voorlopig, geen tweede jeugdorganisatie willen stichten, maar hebben wel bepaalde afspraken gemaakt over de manier, waarop ze met elkaar samenwerken. Voor Jeugddeputaten zijn ook zij gesprekspartner, omdat Jeugddeputaten er zijn voor alle kerkjeugd, maar het moet nog duidelijk worden op welke manier en in welke mate. De „contactvergadering" van deze verenigingen komt in april en oktober bijeen. Deze verenigingen staan ieder afzonderlijk, zo is afgesproken, onder verantwoording van de kerkeraad van de gemeente waartoe de jeugdvereniging behoort. Ook is bepaald, dat stukken en opdrachten die naar buiten uitgaan door alle verenigingen gezien en goedgekeurd moeten zijn, „uiteraard met medeweten van de kerkeraden van de verenigingen".
In de toekomst zal duidelijk moeten worden, welke de organisatievorm van deze verenigingen nu is, en dus ook, op welke manier zij voor deputaten voor het contact met de kerkjeugd, en wellicht ook voor de C.G.J.O., gesprekspartners zullen zijn.

Moeite
Het is niet erg, dat jeugddeputaten voor een moeilijke taak staan.
Daar zijn zij voor. Wel is het extra moeilijk, dat ook op het niveau van het jeugdwerk een groot gebrek aan vertrouwen is ontstaan, waarvan herhaaldelijk is geprobeerd om het tegen te houden en waarover verschillende synoden hebben gesproken. Er is niet zozeer een organisatorisch probleem, als wel een inhoudelijke moeite.
Ik zou mijn best willen doen om daarover in een ander artikel iets te schrijven.

K.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1984

De Wekker | 12 Pagina's

Kerk en jeugd anno 1984

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1984

De Wekker | 12 Pagina's