Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe cursus en rectoraatsoverdracht in Apeldoorn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe cursus en rectoraatsoverdracht in Apeldoorn

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In september begint in Apeldoorn evenals aan andere inrichtingen voor hoger onderwijs het nieuwe academische jaar. Nieuwe studenten zetten hun eerste schreden op het pad van de studie. Voor anderen gaat de studie verder. Hoogleraren en wetenschappelijke medewerkers gaan met hun taak, hun door de kerken opgedragen, verder. En: het rectoraat wordt overgedragen. Het is de enige gelegenheid aan onze Theologische Hogeschool, waarbij de hoogleraren hun professorale toga dragen en waarbij de keten, teken van de rectorale waardigheid, uit kast en doos wordt gehaald. Een gebeurtenis om mee te maken. Eerder waren er meer predikanten aanwezig en kerkeraden vertegenwoordigd. Nu waren het op enkelen uit die kringen na, bijna alleen degenen die tot de Schoolgemeenschap behoren, waarbij dan ook, behalve het curatorium, te rekenen zijn de vertegenwoordiging van Deputaten financieel van de Theologische Hogeschool en van het Vrouwencomité voor de bibliotheek.
De aftredende rector, dit jaar prof. dr. W. van 't Spijker, houdt zijn rectorale rede en draagt daarna rectoraat en keten over aan de nieuwe rector, in dit geval prof. dr. J. van Genderen.
Op 12 en 13 september waren er examens gehouden, waarvan de resultaten in ons blad officieel zijn medegedeeld. Op 14 september om 10.30 uur, was de opening van het nieuwe jaar.
De president-curator, ds. A.W. Drechsler, opende de bijeenkomst. Gezongen werd Ps. 145:6 en gelezen Luc. 17:5-10 over het geloof als een mosterdzaad. In het gebed werd de arbeid aan de Hogeschool in al zijn facetten aan de Here opgedragen.
Evenals de discipelen tegen hun grote taak opzagen, kunnen wij dat soms doen. Te gaan dienen in déze kerken in ónze tijd! Maar we zien, dat het niet gaat om de hoeveelheid van het geloof, maar wel om een werkzaam geloof. Het zal in kracht groeien. Zwoegen kan danken worden. Je krijgt het Woord èn deze kerken lief. Gezongen werd Ps. 126:3, waarna prof. Van 't Spijker het woord kreeg.
Het verraste niet tezeer, dat de rede verband hield met de Afscheiding, die dit jaar herdacht wordt. Binnen deze beweging werd het kerkbegrip bepaald door de verkiezende genade van God. In 1832 begon Hendrik de Cock de gereformeerde leer te bestuderen. Tegen de „Baäl van de vrije wil" stelde hij Gods vrijmacht. Gods vrije en krachtige genade. De Cock heeft geen programma voor de Afscheiding opgesteld. Hij had er geen tijd voor; hij zou het ook niet gekund hebben.
Het onderwerp voor de rede was:
„De kerk bij Hendrik de Cock".
De reorganisatie van de Hervormde Kerk in 1816 was produkt van de ideeën van de ambtenaar J.D. Janssen, maar ook van de inzichten van koning Willem I. Hij had grootse idealen: in een Europese kerk zou plaats zijn voor de paus; de vorsten zouden de geestelijke hoofden van hun staat zijn. Het moet niet verbazen dat de Afgescheidenen geen gehoor vonden bij de koning. De Cock vergiste zich toen hij dacht, dat de koning hem zou helpen. In een algemene kerk moest de paus het recht der protestanten erkennen, die vrijheid moesten hebben van de mondige, autonome mens; niet volgens de Schrift maar volgens de inzichten van de Aufklärung van de 18e eeuw.
De kerk was een zedelijk lichaam binnen de staat. De Groninger hoogleraar Muntinghe was als zovelen supranaturalist: wel Gods openbaring erkennen, maar niet in genade over de zonde, maar in pedagogische zin: een trapsgewijze voortgaande zedelijke beschaving van het mensdom.
Zijn discipelen waren vrijzinnig èn gemoedelijk, zoals ook De Cock zelf eerst geweest is. De discipelen vormden de Groninger School. Gods handelen dient verbetering van mens en staat. Dat was de leer en het handelen van Jezus; zo bewaart men de Goddelijke kerk. Daartegenover staat het menselijke doen van leerstellingen en belijdenissen. Benthem Reddingius, een van De Cocks tegenstanders, vond de belijdenis een achtenswaardig stuk, uit die oude tijd te verklaren, maar zonder gezag voor nu. Art. 27 over de kerk is vol verwarring. De kerk is, waar men zich hartelijk toelegt op liefde, deugd, een nauwgezette wandel zonder zinnelijke lusten, maar niet daar, waar men vasthoudt aan leer, bevinding, vasthouden aan begrippen. De kracht van de Groninger richting lag in vaagheid van een algemene religiositeit. Geen genade maar een burgerlijk leven. Zo werd het religieuze conflict nu een kerkelijk conflict.
De Cock zou de ideeën van Willem I niet geloofd hebben. De Oranjevorst is toch verdediger van de gereformeerde waarheid! De gedachte, dat land en kerk bij elkaar behoorden, had hij gemeen met het Réveil.
Maar wist De Cock niet, dat de theocratische kerkopvatting verouderd was? Zeker was hij wat dat betreft naïef. En eerst meende hij dat „1816" hetzelfde beoogde als vroeger. Uit de strijd met zijn vroegere vriend Hofstede de Groot leerde hij pas zien hoe de zaken met de kerk in feite lagen. Voor Hofstede de Groot had ook de belijdenis van Gods genade slechts een historische waarde. Wat hij leerde leek sterker en rijker, maar dat was schijn. De heilsgeschiedenis loopt dan leeg in de kerkgeschiedenis; het veiligheidsschot tussen canon en kerk ontbreekt.
Kunnen de mensen dan mensen op de weg der zaligheid brengen? vraagt De Cock. Waar is de Geest?
In de uitvoerige bespreking die De Cock aan het geschrift van Benthem Reddingius wijdt, gaan 70 van de 144 bladzijden over de kerk.
De kerk is niet iets van mensen. Volle nadruk komt te liggen op de ware gelovigen, in wie God Geest woont. Maar bij De Cock komt dit niet in mindering op het instituut van de kerk. Hij stelt het Evangelie tegenover de papierwinkel van Den Haag. De kerk mag haar plaats in het volksleven niet opgeven. Een heilige naïviteit.
Een predikant had aan De Cock gevraagd, „wat hij er voor had" om de weg der scheiding te gaan. „Niets dan wat ook gij ervoor hebt", had De Cock geantwoord, „wat God in zijn Woord u en mij beveelt." De vrager was teleurgesteld. Brummelkamp las in een soortgelijk geval Art. 27-29 van de Geloofsbelijdenis. Was het beroep op de Confessie hier terecht?
H.B. Weijland heeft gezegd, dat de klemmende waarschuwing, zich niet van de kerk af te scheiden, onvoldoende in acht genomen is. De aanduiding „valse kerk" was te zeer losgemaakt uit de welhaast eschatologische ernst van de Geloofsbelijdenis. Een oeverloos separatisme was het gevolg.
Separatisme? Men bedoelde, ook vóór de Afscheiding, eenvoudig de gereformeerden. Bekrompen in het verstand! Allicht contacten met Jezuïeten! Oorzaken: niet ieder kan de vorderingen van de wetenschap meemaken!
Bij de mensen zelf liggen historische, lichamelijke, psychische oorzaken!
Maar men wilde slechts gereformeerde leer en prediking. Dan kùn je niet separatistisch spreken. In de kerk van de Afscheiding is van meet af aan de conventikelgeest bestreden, al lag de voedingsbodem daar.
Het is waar, dat De Cock aanvankelijk bij de kerk alleen dacht aan de waarlijk bekeerde mensen. Tegenover de bureaucratie: de gehoorzaamheid aan Koning Jezus. Tegenover de willekeur van beneden de verkiezing van Boven.
Duidelijkheid kwam er pas later in het conflict met H.P. Scholte. Hier botsten twee karakters maar ook twee theologieën. De gedachten van Reformatie en Afscheiding tegenover de concepties van het Réveil. Scholte heeft later (1863) verklaard, dat het hem gaat om de levende Christus en de levende gelovigen, en niet om kerk of kerkleer. Gelovigen zijn er in alle kerken en landen. Om een kerkorde heeft hij zich niet bekommerd (hoewel Scholte in de begintijd een meester was in het ontwerpen van kerkordes).
In 1836, op de eerste Afgescheiden synode, was het verschil in visie op de kerk nog niet helder tussen de twee broeders, die elkaar eerder als David en Jonathan trouw beloofd hadden. Maar reeds in 1837 kwam het aan de dag. Mag men ook kinderen van doopleden dopen? Hoever strekt het verbond van God zich uit? Gaat het in de kerk alleen om de gemeente der wedergeborenen, moet men daarmee overgaan op de lijn van de „onzichtbare kerk"? Op die lijn is Scholte steeds verder gegaan.
De Cock heeft, aanvankelijk bijna als enige, vast willen houden aan de „zichtbare kerk, die zich verder uitstrekt dan de onzichtbare kerk". Te midden van de hier nog heersende onduidelijkheid in de bewoordingen mogen we zeggen, dat toch meer en meer duidelijkheid kwam in een visie op de verbondsgemeente, en dat op gelovige wijze het belofte-begrip werd gezien. Geen gemeente van uitverkorenen of heiligen alleen, maar een vergadering, waar de Zoon van God krachtig werkt. Afgegrendeld worden de ideeën van Donatisten en Labadisten en de lijn van Augustinus en Calvijn wordt gevonden.
Wat bewoog hem? Niet maar een teruggrijpen naar het oude, maar, mèt de Dordtse Leerregels, het aanspreken van de in zichzelf verloren mens op Gods genade en belofte, in plaats van de wil en de mogelijkheden in de mens te waarderen. Zo is er een relatie tussen het volstrekte van de genade èn de heilsbemiddeling van de kerk. Niet lijdelijk (wat bij Kohlbrugge dreigde) en niet werkheilig (wat bij Scholte niet denkbeeldig was). Daardoor is in de Afscheiding de kerk niet ten onder gegaan. De belofte werd gepredikt voor verlorenen; niet de verkiezing maar het evangelie. Schapen hoorden de stem van de Herder en volgden het Lam.
Wat De Cock in de belijdenis vond, heeft hij op eenvoudige wijze doorgegeven. Het gaat om de ware kerk en haar kentekenen èn om de ware gelovigen en hun kentekenen. Die twee niet gescheiden, en dus voor twee eenzijdigheden bewaard.
Eerst heeft bij hem de nadruk op het tweede gelegen: de ware gelovigen. Steeds meer komt het eerste naar voren, ook tegenover de nieuwe soorten Donatisten en Labadisten. Er was geen beter middel tegen het separatisme. Nu werden de conventikels geïnstitueerde kerken. Het groepsdenken werd tot de kerk bekeerd.
Het is heilzaam, deze les van de geschiedenis ter harte te nemen, nu wij meer en meer in een groepsdenken verzeild raken. Elk streven naar kerkelijke eenheid kan stuk lopen, óf op een eenzijdige nadruk op het instituut van de kerk, òf op een eenzijdige nadruk op de ware gelovigen.
Geboren uit de nood van de prediking, werd de eenheid nu gediend met een appellerende prediking. Het oordeel over de mens mag worden een oordeel der genade. Een eenvoudige prediking.
Wat een honger, wat een verzadiging. Hier was ook de ware vrijheid, voor het eerst (!) zonder binding aan het establishment. Geen vrijheid zonder boetes of laster. Maar in een echte vrijheid kon men voor het eerst de overheid aanspreken. Anders dan in de Doleantie, die spoedig met politieke partijkeuzen verstrengeld werd, kon de Afscheiding kerk zijn en geen club.
Zo ligt in dit ideaal voor ons zelfs een belofte. Genade en kerk. Zo ligt het geheim van de tweede nadruk (die op de ware gelovigen) in de eerste (die op de ware kerk).
Na deze rede, die de geschiedenis naar onze tijd toe actueel maakte, werden de gebeurtenissen rondom de Hogeschool van het afgelopen jaar vermeld. Vele examens en tentamens werden afgelegd. Vele opstellen en scripties werden gemaakt. Het vorige jaar begon met 86 studenten in de kandidaatsfase en 40 in de doctoraalfase; nu aan het eind ervan zijn deze cijfers resp. 75 en 46.
Er was een vruchtbaar overleg tussen hoogleraren en studenten. Introductiemiddag en themaweek bevorderen werk en communicatie. Tegen het eind van de semesters loopt helaas het collegebezoek terug. Gastcolleges zijn gegeven en er is een herdenking geweest van de Reformatie in het Lutherjaar door een referaat van prof. dr. W.H. Neuser uit Munster. Een grote groep gehandicapten is op bezoek geweest. Twee studenten slaagden voor de lerarenopleiding. De aftredende rector zelf had gelegenheid voor gastcolleges en bezoek aan de zendingsgebieden in Zuid- Afrika. Prof. dr. M. Boertien, die wegens emeritaat afscheid van Groningen heeft genomen, is aan de Hogeschool nog beschikbaar voor het vak Judaïca.
Drs. R.W.J. Soeters vertrok naar Groningen. Voor de colleges die hij gaf is door onderlinge verschuiving een oplossing gevonden. Door de giften uit het Vrouwencomité kon de zo begeerde reader-printer aangeschaft worden. Dit jaar mocht de bibliotheek weer een bedrag van ƒ 140.000,- ontvangen!
Nu werd het rectoraat overgedragen. Prof. dr. J. van Genderen, die reeds meerdere malen het rectoraat gevoerd heeft, ontvangt deze taak nu opnieuw. Er is veel vertrouwen in hem.
Bij de plechtigheid van de dag behoort als vanouds enig Latijn, het weinige dat van de oude academische praktijk is overgebleven. Traditiegetrouw eindigt de rectorale rede met de woorden: vivat, crescat, floreat Academie nostra! Het geen overgezet zijnde, betekent: moge onze Hogeschool leven, groeien en bloeien.
Het tweede Latijnse zinnetje klinkt bij het omhangen van de rectorale keten: Salve rector, iterumque salve! gegroet rector, nogmaals gegroet!
De aanwezigen zongen Ps. 84:3. Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht. Prof. Van ' t Spijker ging voor in dankgebed en allen zongen nog Ps. 133:3. Waar liefde woont, gebiedt de Heer de zegen.
Het werk aan de Hogeschool mag verder gaan. De Here zegene het.

Rotterdam, K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1984

De Wekker | 8 Pagina's

Nieuwe cursus en rectoraatsoverdracht in Apeldoorn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1984

De Wekker | 8 Pagina's