Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tussen Genève en Amersfoort (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tussen Genève en Amersfoort (VI)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een reactie, die zeker niet onvermeld mag blijven, was die van een broeder ouderling die het nogal moeilijk heeft met de uitvoering van het hem opgelegde toezicht op de prediking. Graag zou hij de dingen die in de brochure „Bezinning op de prediking" aan de orde worden gesteld en alles wat daaromheen is gezegd en geschreven, in de kring van de kerkeraad ter sprake brengen, maar de gevoeligheden van zijn predikant kennend, is te vrezen dat een voorstel hiertoe onmiddellijk als een motie van wantrouwen zal worden uitgelegd. Ook enkele medebroeders zullen dat er ongetwijfeld in zien. Zijn ervaring is dat deze laatsten bij elke poging de prediking ter discussie te stellen, terstond een veiligheidskordon om de predikant leggen waardoor deze onbereikbaar wordt, afgeschermd tegen elke vorm van kritiek. „Ik zou er alleen tegen aan moeten gaan en dat zal mij duur te staan komen", aldus de broeder in zijn reactie.

Méér dan een woord van bijval
Enquête-cijfers zijn uiteraard niet beschikbaar, maar te vrezen is dat de prediking als onderwerp van ambtelijke bezinning bij veel kerkeraden maar zelden op de agenda staat. Ambtelijke gesprekken over de Woordverkondiging in toetsende zin zijn vermoedelijk zeldzaam. Tot goed begrip zij opgemerkt dat met zulke gesprekken méér wordt bedoeld dan een woord van bijval, een emotionele ontboezeming en eventueel een vraag om verduidelijking na de preek in de kerkeraadskamer. Ook die zijn overigens zeldzaam, maar de ambtelijke toetsing van de prediking op de vraag of in de doorgaande verkondiging de volle waarheid van het Woord van God tot gelding komt, reikt verder en gaat dieper. Alle prediking staat bloot aan het gevaar eenzijdig te zijn, in tekstkeuze, in over-accentuering of veronachtzaming van essentiële elementen van de geloofswaarheden en wat al niet meer.
Hoe zou het toch komen dat een bezinnend gesprek over de prediking in de kerkeraadsvergaderingen dikwijls maar zo moeilijk op gang komt en vaak wat onbeholpen verloopt? Verschillende oorzaken zijn hier aan te wijzen en niet zelden bestaat er tussen deze oorzaken een zekere samenhang.

Geacht worden het te weten en het te kunnen
Om te beginnen is er bij een niet gering aantal ambtsdragers de opvatting dat men de predikant niet dan in uiterste noodzaak met opmerkingen en vragen over de prediking lastig moet vallen. Hij heeft voor zijn ambt gestudeerd en hij mag dus geacht worden het te weten en het te kunnen. Afhankelijk van leeftijd, ervaring, persoonlijke instelling, milieu waarin men geestelijk gebakerd is en van de vermogens die men bij zijn geboorte meekreeg, zal de ene predikant er meer van weten te maken dan de andere. Men moet de dominee zich zelf laten zijn en de dorsende os niet muilbanden, is de opvatting van velen.
Een tweede oorzaak is gelegen in het onvermogen van veel kerkeraadsleden om op gerichte en oordeelkundige wijze over de prediking in het algemeen en die in de eigen gemeente in het bijzonder in de kerkeraadsvergadering een gesprek op gang te brengen. Om het in de ambtsopdracht besloten toezicht op de prediking op verantwoorde wijze te kunnen waarnemen is nodig dat de ouderlingen geoefend zijn, in elk geval zich gedurig oefenen, in de kennis van Schrift en belijdenis, in het zien van de verbanden waarin de boodschap van het Evangelie in de bijbel is vervat. Dit onvermogen, dat ook in onze kerken eerder groter dan kleiner lijkt te worden, lijkt veel ambtsdragers ervan te weerhouden a. over de genoegzaamheid van de prediking waarop zij hebben toe te zien grondig na te denken en b. haar in de broederkring van de kerkeraad op geregelde tijden aan de orde te stellen. Voor alle zekerheid zij opgemerkt dat hier natuurlijk niet wordt bedoeld dat alle ouderlingen er naar moeten streven tot theoloogjes van professie uit te groeien om met de verkregen kennis de dominees „kort op het bit te kunnen rijden". Het gaat hier om de kennis en om dat inzicht, die nodig zijn om te kunnen beoordelen of de prediking de gemeente echt geestelijk bouwt door in de Verkondiging aan de volle werkelijkheid van het Evangelie recht te doen.

Verpakking
En is er al drang om binnen de kerkeraad over de prediking te praten dan wordt deze niet zelden geremd door angst voor fricties. Men is bang met de predikant in aanvaring te komen of ongenoegen bij de medebroeders op te roepen. Die angst hangt vaak samen met de vraag in welke „verpakking" vragen of opmerkingen over de prediking moeten worden gepresenteerd. Hoe moet ik het zeggen om te voorkomen dat de goede relatie met mijn predikant eronder lijdt? Zeker wanneer ik het gevoel heb dat ik met mijn opmerkingen bij het overgrote deel van mijn medebroeders eerder op tegenstand dan op bijval of bereidheid tot meedenken zal stuiten, houd ik het liever maar binnen. Ja, hoe moet ik het zeggen, is in de kerk een heel belangrijke vraag. In alle kerkelijke verhoudingen gaat er tot schade en schande ontzaglijk veel mis door verkeerd gekozen woorden en door veronachtzaming van die strategieën en tactieken die het Woord van God voor de communicatie met elkaar binnen de gemeente van Christus aangeeft. Het boek der Spreuken wordt misschien wel gelezen maar in elk geval weinig gepraktizeerd. Oefening in zorgvuldige woordkeus, in behoedzaamheid en geduld, in vergroting van het vermogen om positief bedoelde kritiek op waarlijk christelijke wijze te incasseren, zou veel kerkmensen, ook ambtsdragers, niet misstaan. Wat kan men ook in de kerk als het om tegengestelde standpunten en meningen gaat tegenover elkaar soms ongelooflijk „horkerig" uit de hoek komen. Hoe weinig is men soms bedacht op het gevaar van escalatie (verergering) dat in één verkeerd gekozen woord of in een kwetsend overkomende kwalificatie gelegen kan zijn.
Wanneer we als ambtsdragers, ook in het gezamenlijk betrachten van onze verantwoordelijkheden voor de gang der dingen in Christus' gemeente, de vruchten van de Geest: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Galaten 5) aan de dag leggen, dan kan er veel. Dan zal er altijd een klimaat zijn om binnen de kerkeraad diepgaand en in toetsende zin ook over de prediking te spreken.
Ik zou de broeder, die het op dit punt moeilijk heeft, willen aanraden niet te aarzelen om een gesprek over de prediking in zijn broederkring op te starten: a. omdat zijn verantwoordelijkheid als toeziend ouderling hem daartoe verplicht en b. omdat het kan en mag, wanneer het wordt ondernomen in een geest die door één of meerdere van de vruchten uit Galaten 5 wordt gekenmerkt. Dan is er de garantie dat een gesprek niet verwordt tot gekissebis maar veeleer dienen kan tot wezenlijke opbouw van het lichaam van Christus.
Voor ons als ouderlingen is het nuttig en nodig niet alleen bij onze bevestiging in het ambt maar ook midden in de ambtsperiode nog weer eens het bevestigingsformulier te lezen.
Midden in de taakomschrijving heet het: „Zij hebben toe te zien op elkaar en op de dienaren des Woords, voor wier leer en dienst zij medeverantwoordelijkheid dragen. Daarom dienen zij Gods Woord te onderzoeken en zich gedurig te oefenen in de overdenking van de verborgenheden des geloofs."

De moeilijkste vraag
De moeilijkste vraag die mij bereikte heb ik voor het laatste bewaard. De vraag is daarom zo moeilijk omdat eerlijke beantwoording ervan nodig maakt dat er dingen worden gezegd die bij sommigen en mogelijk bij velen hard zullen aankomen. Het zou overigens niet eerlijk zijn de vraag uit de weg te gaan. Waar gaat het om.
Meerdere briefschrijvers spraken uit dat het een goede zaak zou zijn wanneer de inhoud van de brochure „Bezinning op de prediking" op het brede vlak van onze kerken tot onderwerp van gesprek zou worden gemaakt, maar - zo vroegen zij zich af - wat kan of moet er nu worden gedaan om de uit elkaar gegroeide vleugels, met hun zo sterk uiteenlopende denkrichtingen binnen onze kerken, voor een gesprek over deze dingen om de tafel te krijgen. Is het mogelijk dat een broederlijke bezinning de afstand tussen Genève en Amersfoort verkleint? Of liggen de verschillende geestelijke denk- en belevingswerelden zo ver uit elkaar dat elke poging tot toenadering bij voorbaat tot mislukking is gedoemd?
Het zou van ongeloof en weinig vertrouwen getuigen wanneer deze vraag bevestigend zou worden beantwoord. Toenadering behoort niet tot de onmogelijkheden, maar eenvoudig zal het niet zijn. Behalve de voorwaarde dat de Here zelf door Zijn Geest de harten tot elkaar neigt, zullen ook veel menselijke barrières moeten worden doorbroken. Over deze dingen zal het slotartikel gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1984

De Wekker | 8 Pagina's

Tussen Genève en Amersfoort (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1984

De Wekker | 8 Pagina's