Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarde van het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarde van het leven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de uitspraak van de Hoge Raad inzake de toelaatbaarheid van euthanasie, waardoor een tegengestelde uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof teniet werd gedaan, is door velen in christelijke kring met teleurstelling en verontrusting gereageerd. In haar gevolgen wordt de uitspraak dat euthanasie onder bepaalde omstandigheden en onder zekere voorwaarden toegestaan is, door de één zwaarder ingeschat dan door de ander en sommige commentaren passeren daarbij zelfs de grens van de overdrijving, maar alle afkeurende reacties hebben in elk geval wel grote bezorgdheid gemeen rond de vraag waartoe het wegvallen van de wettelijke drempel op dit punt kan leiden in een samenleving, waarin aan de bijbelse noties in ethische vraagstukken steeds minder betekenis wordt toegekend. We delen deze bezorgdheid.
Terecht is er in een commentaar in het Reformatorisch dagblad op gewezen dat de uitspraak van ons hoogste rechtscollege niet alleen verontrustend maar ook merkwaardig is, omdat een staatscommissie, waarvan ook prof. dr. J. Douma deel uitmaakt, de euthanasie-wetgeving nog steeds in studie heeft.
Nu is het wel zo dat de rechter zich bij de behandeling van een concrete zaak niet op alle punten gebonden kan achten door nog aan de gang zijnde studie en bezinning, maar beseffend hoever de reikwijdte van de nu ontstane jurisprudentie kan en wellicht ook zal zijn, zou een met meer restricties omgeven uitspraak denkbaar en in elk geval wenselijk zijn geweest.

Toenemende ontluistering
Voor de toelaatbaarheid van euthanasie zijn in de uitspraak van de Hoge Raad criteria genoemd als noodtoestand, ondraaglijk lijden, waardig sterven en toenemende ontluistering. In een circulaire van de Stichting Schuilplaats in Veenendaal is gewezen op het gevaar dat deze criteria in de praktijk met allerlei subjectieve overwegingen en belangenafwegingen kunnen worden gevuld, een gevaar dat zeker niet mag worden onderschat.
In het commentaar in deze rubriek willen we één van de door de Hoge Raad genoemde criteria extra naar voren halen, te weten de situatie van toenemende ontluistering. Het is mogelijk en zelfs zeer waarschijnlijk, dat hier uitsluitend wordt gedoeld op toenemende ontluistering van een mens die zich na een ernstige en slopende ziekte in de terminale fase van het leven bevindt en wiens of wier aanblik voor de omstanders er een is van deerniswekkende destructie (afbraak). Lichamelijke ontluistering dus. Maar bij het begrip toenemende ontluistering kan men ook denken aan de vele bejaarde medemensen die in een ernstige of uiterste graad van dementie hun dagen en nachten in een verzorgingstehuis óf verpleeginrichting slijten en bij wie behalve de geest ook het lichaam in zijn functies en naar het uiterlijk, in een proces van verval verkeert. Welke begrenzing kent het begrip toenemende ontluistering hier? Deze vraag klemt temeer omdat het hier een groep medemensen betreft, die hun leven in een geïsoleerde positie van verzorging door derden (hoe liefdevol ook) moeten leven, in de regel zeldzaam bezocht door de familie omdat van normale communicatie geen sprake meer kan zijn. Hoe dikwijls hoort men niet van mensen, die het bezoek aan vader en moeder tot het uiterste beperken omdat het hen moeilijk valt de aanblik van hun dementie te verwerken? Hoort men niet vaak de opmerking, ook in christelijke kring, dat hun leven eigenlijk niet veel méér is dan existeren; dat hen in hun toestand elke waardigheid van leven is ontvallen en dat voor alle betrokkenen eigenlijk maar te hopen is dat dit leven van ontluistering niet al te lang meer zal duren? Naar ons oordeel zal het begrip toenemende ontluistering in de zin van de uitspraak van de Hoge Raad juist met het oog op deze groep medemensen een scherpe markering behoeven, willen wij aan het gevaar van een heilloze afglijding ontkomen.

Waar is het eigenlijk goed voor?
Ook met de vragen rond het probleem van euthanasie worden wij geplaatst voor de gevolgen van het toegenomen kennen en kunnen op medisch gebied. De zegen van het gemiddeld ouder worden, dank zij wat ons in onze cultuur aan medisch kunnen ten dienste staat, legt de samenleving de verantwoordelijkheid op in zorg en geduld de ouder wordende mens tot het uiterste te begeleiden. Voor het antwoord op de vraag waar de grenzen liggen van het menselijk vermogen om menselijk leven in stand te houden respectievelijk het te laten eindigen, zal bepalend zijn welke waarde men aan menselijk leven, ook in de fase van lichamelijke en mentale aftakeling, toekent.
In dit verband zal mij altijd bijblijven de reactie van een arts tegenover de vrouw, wier echtgenoot in ernstige mate dementeerde en wiens lichamelijke conditie sterk te wensen overliet. Op de vraag of dokter misschien ook iets versterkends kon voorschrijven kwam de wedervraag: „ach, mevrouw, waarom zouden we dat doen, waar is het eigenlijk goed voor?" Uit dit harde antwoord, dat voor onze artsen in het algemeen zeker niet symptomatisch zal zijn, sprak een duidelijke depreciatie (waardevermindering) van het leven van de betrokken bejaarde. De vraag is gewettigd hoe door artsen, die geen enkele binding voelen met de bijbelse noties met betrekking tot leven en dood, tegen de achtergrond van eventueel verruimde wettelijke bepalingen met de hier liggende verantwoordelijkheden zal worden omgegaan. Waakzaamheid is hier dringend geboden.

Nog een andere vraag
Gezien vanuit de christelijke optiek zit aan dit alles nog een andere vraag vast. Altijd is in de kerk beleden en geloofd dat onze tijden in Gods hand zijn. Het moment van ons verschijnen op en verdwijnen van deze wereld lag in Gods plan met mens en wereld feilloos besloten. In de psalmregel „Eer iets in mij begon te leven, was alles in Uw boek geschreven" drukte zich uit, dat begin en einde van ons leven door God bepaald zijn en dat de mens vanuit de hem toegemeten verantwoordelijkheid voor de wijze waarop hij met zijn leven omgaat, daarop slechts beperkte en ondergeschikte invloed heeft. Aan dat geloof en aan die belijdenis zullen we ook moeten vasthouden nu we beland zijn in een situatie, waarin de mens, door zijn vermogen zichzelf een hogere leeftijd te bezorgen en door bijzondere medische mogelijkheden de dood langer dan vroeger voor zich uit te schuiven, de laatste fase van zijn leven vooral ook mentaal in een toestand van ontluistering kan moeten doorbrengen. Als wij moeten geloven dat ook dit ontluisterende leven voor God leven is, dat ook het leven van de eindeloos tussen twee gesloten deuren heen en weer gaande mens, vanuit Gods bedoeling met en opdracht voor dit leven, waarde en betekenis heeft dan zullen wij als christenen, die bij ontwikkelingen als nu gaande zijn terecht uit de stoel komen, die overtuiging aan de samenleving ook duidelijk moeten tonen. Terecht stellen christenen dat het menselijk leven, tot in de ergste graad van lichamelijke en mentale ontluistering toe, hen heilig is en dat beëindiging ervan slechts af te bidden en nooit door ons te initiëren is. Maar hoe dragen we dat dan naar buiten uit? Wel, door niet te doen wat ook onder christenen voorkomt, namelijk hen die in een toestand van mentale ontluistering leven praktisch dood te verklaren door hen in hun geïsoleerde positie nooit of slechts sporadisch te bezoeken. In ons protest tegen euthanasie kan iets huichelachtigs zitten, namelijk wanneer wij aan de bejaarde medemens, aan de dementerende geliefde, de zin van haar of zijn leven eigenlijk ontzeggen door hen in de opgeslotenheid van de verpleeginrichting onze liefdevolle en verwarmende aanwezigheid te onthouden. Ook in de gemeente van Christus wordt wellicht te weinig onderkend dat de zinvolheid van het bestaan van zieke en dementerende bejaarden hierin bestaat, dat wij hen tot aan de uiterste grenzen van het leven liefde en respect zullen bewijzen, uit dankbaarheid voor de wijze waarop zij aan ons leven tot aan de volwassenheid (en misschien ook nog daarna) richting en stuur hebben gegeven. Wat dit betreft kunnen volken uit andere culturen ons westerlingen tot voorbeeld zijn. Veel pijn en lijden kunnen onder opzien naar God door ernstig zieken worden doorstaan wanneer zij zich zichtbaar en voelbaar omgeven weten met genegenheid en medeleven van hen die hen lief zijn. En zijn ze geestelijk onbereikbaar dan mag worden bedacht dat nooit volstrekte zekerheid bestaat over de vraag of de ontbrekende mogelijkheid om „uit te zenden" ook betekent dat zij niet kunnen „ontvangen".
Over de medische aspecten van een en ander zou natuurlijk veel meer te zeggen zijn en dan uiteraard door een arts. Hetzelfde geldt van de hier liggende ethische vragen. Voor de bezinning op dit vraagstuk, dat voor de gemeente van Christus meer dan één kant heeft, zou een stuk voorlichting door een medicus en ethicus uit eigen kring zeer welkom zijn.
Dit commentaar op één van de door de Hoge Raad genoemde criteria voor de toelaatbaarheid van euthanasie werd vooral toegesneden op de demente bejaarden in onze samenleving. Niet ten onrechte, dunkt ons, want het is deze groep medemensen die zich vooral in de gevarenzone van dit probleem bevindt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1984

De Wekker | 8 Pagina's

De waarde van het leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1984

De Wekker | 8 Pagina's