Verslag van de najaarsclassis Amersfoort, in vergadering bijeen in de Chr. Ger. Kerk te Harderwijk., op resp. 3 oktober en 1 dec. 1984 en 29 jan. 1985
De praeses van de roepende kerk Harderwijk opent deze vergadering. Ds. Oosterbroek laat zingen Ps. 77:7, 8, leest Openbaring 3:7-13 en gaat voor in gebed. Kort mediteert hij vanuit het gelezen schriftgedeelte over het feit van de Afscheiding 1834 en de betekenis daarvan voor de kerken in 1984.
Een woord van welkom geldt alle broeders. Ds. Oosterbroek noemt de di. M. Vlietstra en H.H. Klomp als de gaande en de komende man in de classis Amersfoort. Ds. A. Bijkerk is door ziekte afwezig. De lastbrieven van de afgevaardigden worden nagezien: de vergadering blijkt wettig. Overeenkomstig het voorstel van de voorjaarsvergadering neemt het moderamen plaats: ds. J. Oosterbroek, praeses; ds. W. Kok, scriba; ds. J.W. Schoonderwoerd, assessor. De di. P.J. Kok en J.H. Velema zijn aanwezig als adviserend lid. Br. M. Hartog wordt opnieuw benoemd als quaestor; ds. H.H. Klomp als verslaggever kerkelijke pers. Na een redactionele wijziging worden de acta van de voorjaarsvergadering goedgekeurd en getekend.
Ingekomen stukken:
a. copie schrijven kerkeraad der Chr. Ger. Kerk (voortaan kortweg: CGK) te Veenendaal-Bethel (d.d. 5/4/'84). Het betreft een verlate reactie op het verzoek van de classicale commissie aan de kerkeraden te reageren op de brief CGK Amersfoort inzake de kerkelijke problematiek. Voor kennisgeving aangenomen.
b. schr. CGK Zeist (d.d. 4/9/'84) waarin hij classis verzoekt aan de orde te stellen het voorgaan van ds. M. de Boer in een eredienst van de Ned. Ger. Kerk te Zeist. De vergadering is evenwel van oordeel dat deze zaak hier niet mag dienen. Zeist moet verder spreken met Veenendaal-Bethel.
c. schr. comm. classicale herindeling (d.d. 5/9/'84). Na bespreking verklaart de vergadering zich niet accoord met het commissievoorstel. Men acht het te fragmentarisch. De afgevaardigde van Veenendaal-Bethel (br. P. Vree) legt een voorstel met meer structuur op tafel. Uiteindelijk wordt dit stuk aan de commissie classicale herindeling meegegeven als „praatstuk" in het overleg met de afgevaardigden uit de classis Zwolle. De commissie wordt herbenoemd, en uitgebreid met br. P. Vree.
d. appèlschr. van een kerkeraadslid CGK Amersfoort (d.d. 11/9/'84). Appellant tekent bezwaar aan tegen de uitvoering van het besluit tot het oefenen en gebruik van de 120 gezangen in de eredienst. De vaststelling of dit appèlschr. wettig ter tafel is, vergt enige tijd. Wanneer de vergadering de rechtmatigheid daarvan heeft vastgesteld, geeft de voorzitter dit appèl in bespreking. Ds. J. van Amstel merkt op:
1. de handelwijze van de CGK Amersfoort in dezen is ongeestelijk, wijl in strijd met het vastgestelde in art 69 K.O.
2. de concept-liederen bundel diende enkel voor intern gebruik op de GS 1983. Niet als proefbundel in de gemeente.
Ds. L.W. Bilkes spreekt in dit verband van een daad van kerkelijke ontrouw.
Ds. T. Harder merkt in zijn antwoord het volgende op;
1. het (willen) zingen van gezangen leeft in de gemeente van Amersfoort.
2. de GS 1980 sprak uit; „in principe geen bezwaar"; de GS 1983 kwam met een geheel eigen besluit in dezen, van welk besluit de CGK Amersfoort revisie heeft aangevraagd; wat nu in Amersfoort gebeurt is oefening op een besluit dat de GS 1986 hopelijk zal nemen.
3. „Uniformiteit is voor ons wat anders dan eenheid".
Na brede bespreking waarin diverse andere sprekers het woord voerden, besloot de vergadering bij meerderheid van stemmen het appèl toe te wijzen; de CGK Amersfoort op te roepen zijn besluit inzake de te zingen liederen in de eredienst te conformeren aan art 69 K.O. en daarvan kennis te geven aan de vergadering van de voorjaarsclassis.
e. Acta GS Rotterdam 1983. Onder dank aanvaard.
f. schr. CGK Veenendaal-Bethel: ds. M. de Boer is van september tot december 1984 in dienst van de marine.
g. schr. CGK Werkendam (d.d. 13/9/'84), waarbij gevoegd copie van de brief aan ds. Harder. Zie onder j.
h. schr. CGK Bunschoten (d.d. 18/9/'84) i.v.m. vertrek van ds. M. Vlietstra naar Zeist. De stukken worden geapprobeerd. Wederzijds worden woorden van dank en zegen gesproken
i. schr. CGK Bunschoten (d.d. 18/9/'84), ook met afschriften van gevoerde correspondentie. Zie onder j.
j. schr. moderamen CGK Ede (d.d. 2/10/'84). De raad van Ede voerde briefwisseling met ds. T. Harder n.a.v. diens uitlatingen bij de presentatie (op 31/8/'84). van de beleidsnota van het prot. chr. ziekenhuis „De Lichtenberg" te Amersfoort inzake het te voeren abortusbeleid. Het Reformatorisch Dagblad gaf hiervan een persverslag. In zijn antwoordschrijven aan de kerkeraad van Ede ging ds. Harder niet inhoudelijk op de gestelde vragen in.
Derhalve verzoekt Ede nu ter vergadering deze vragen te mogen stellen. De praeses geeft daartoe gelegenheid. Het moderamen van de CGK van Ede vraagt ds. Harder zijn standpunt inzake abortus provocatus te willen toelichten. Ook de brieven van Werkendam en Bunschoten worden nu gelezen.
In zijn antwoord merkt ds. Harder op dat het RD-verslag vol was van „tendentieuze subjectiviteit". Daarmee vervallen z.i. ook de ter vergadering aan hem voorgelegde vragen. Ds. J. van Amstel wil weten of - indien het RD-verslag onjuist was - het ook onwaar is. Ds. H.R.H.A. de Boer, zelf ook aanwezig bij de presentatie van de beleidsnota van De Lichtenberg, onderstreept juist de objectiviteit van het persbericht. Ds. Harder stelt dat over zijn standpunt ter zake op de classis vergadering niet verder gesproken kan worden, omdat de CGK Amersfoort eerst tegen 30 oktober. over deze zaak zal spreken. De vergadering betreurt de late agendering van een zo belangrijke kwestie. Temeer nu hierover onrust in de kerken is ontstaan en de Naam des Heeren en die van de betrokken predikant erdoor in discrediet worden gebracht.
Na ampele bespreking geeft de praeses een voorstel in stemming om gelet op de importantie van de zaak daaraan een aparte vergadering te besteden. Dan zal dr. Jac.J. Rebel, ziekenhuispastor van „De Lichtenberg" en als zodanig bij deze zaak betrokken, ook uitgenodigd worden ter vergadering. De schriftelijke toelichting op het standpunt van de beide predikanten van Amersfoort t.a.v. abortus provocatus zal dienen als uitgangspunt voor de bespreking. Deze voortgezette vergadering zal worden gehouden D.V. 1 december '84. Prof. dr. W.H. Velema zal dan ook aanwezig zijn als hoogleraar ethiek. Aldus wordt besloten.
Vervolgens stelt de praeses aan de orde een instructie van de CGK Ede, welke inhoudt te komen tot een uitbreiding van art 35 K.O. met de volgende zinsnede: „zowel de praeses als de scriba dienen ambtsdrager te zijn".
Tijdens de bespreking wordt opgemerkt dat in deze instructie expliciet aangeduid wordt, wat impliciet de bedoeling is van art 35 K.O. Dit blijkt onder meer ook uit de plaatsing van dit artikel in de Kerkorde. Strikt genomen is een toevoeging als bedoeld in de instructie van Ede niet nodig.
Ds. Harder merkt op dat deze instructie toegespitst is op de Amersfoortse situatie. De kerkeraad aldaar heeft een vrouwelijke scriba. Zij is geen ambtsdrager, maar heeft de functie van notuliste. Ds. L.W. Bilkes stelt echter dat zij de kerkeraad wel vertegenwoordigt naar buiten toe. Dit laat het geref. kerkrecht niet toe. Bij meerderheid van stemmen wordt uiteindelijk besloten de instructie door te zenden naar de P.S. van het Oosten.
Diverse verslagen worden daarna aangehoord. Bij de verslagen naar art 41 K.O. wordt van zegen en zorg getuigd in de gemeenten in de classis. Enkele gemeenten waar door omstandigheden geen kerkvisitatie werd verricht, zullen die alsnog ontvangen. Vacaturebeurten worden geregeld. Niemand van de brs. maakt gebruik van de rondvraag naar art 43 K.O. Aan het einde van deze vergadering gekomen zegt de assessor de praeses dank voor diens leiding, ds. Schoonderwoerd leest nog Psalm 123:1, 2 en dankt de Heere.
De praeses sluit de vergadering provisorisch.
Zaterdag 1 december 1984 heropent ds. J. Oosterbroek de najaarsvergadering van de classis Amersfoort. Er wordt gezongen uit en geluisterd naar Psalm 139. De praeses draagt de vergadering aan de Heere op. In zijn welkom noemt hij met name ds. Jac.J. Rebel en prof. dr. W.H. Velema. Dankbaar memoreert de praeses de jubilea van ds. en mevr. G. Bilkes; ds. en mevr. T. Harder en ds. J. de Jong. Aan de hand van de lastbrieven wordt de wettigheid van de vergadering vastgesteld. De agenda vermeldt de bespreking van het standpunt van twee predikanten uit de classis Amersfoort inzake abortus provocatus. Brieven hierover werden inmiddels nog ontvangen van de kerkeraden der CGK te Ouderkerk aan den Amstel, Urk-Maranatha, Zuidland en Zwartsluis.
Voordat de bespreking een aanvang neemt, wordt de vergadering geconfronteerd met kritische vragen door de beide predikanten van Amersfoort:
a. dat een beleidsnota van een ziekenhuis geen gesprekspunt op een kerkelijke agenda kan zijn.
b. de beschuldiging in de brief van de CGK Bunschoten geuit jegens de A'f predikanten is niet anders dan een lichtvaardig en ongehoord oordeel.
Dit mag een kerkelijke vergadering niet zomaar accepteren.
Ds. J.H. Velema antwoordt op beide opmerkingen:
ad a. inderdaad mag een kerkelijke vergadering niet spreken over een beleidsnota van een ziekenhuis. Echter op voorstel van ds. Harder zelf is deze nota zijnde een schriftelijke toelichting op het standpunt van beide predikanten gemaakt tot uitgangspunt van de bespreking.
ad b. er is eerst een materiële discussie nodig, eer de vergadering kan vaststellen wie er vermaand dient te worden.
Het vergt enige tijd eer de vergadering voortgang kan vinden.
Dan krijgt dr. Jac.J. Rebel gelegenheid zijn standpunt in deze toe te lichten.
Hij doet dat in drie punten:
1. De verwijzing naar de HS is fundamenteel: „gij zult niet doden." Doden bij ab. prov. mag niet. Toch moet het in bepaalde gevallen mogelijk zijn. Dr. Rebel maakt in dit verband een vergelijking met doden in oorlogstijd. Dat mag ook niet. Toch gebeurt het. Wel niet van ongeboren vruchten, maar van blozende jongens. Want er is een vijand! Zo ook t.a.v. de zwangerschap, wanneer deze tot vijand is geworden, nl. tot bedreiging van het leven van de vrouw. Soms breekt nood wet.
2. De wet op de afbreking zwangerschap kàn een vrije trend t.a.v. ab. prov. in ons land terugdringen. Dat vereist wel een juist abortusbeleid van de ziekenhuizen die een vergunning aanvroegen. Daaraan wil de Lichtenberg meewerken. Er zijn sancties wanneer men zich niet aan de wet zou houden.
3. De mening dat in noodsituaties abortus is toegestaan - ook zónder vergunning is onjuist. Rebel citeert hiervoor uit het antwoord van minister Brinkman aan Tweede Kamerlid Schutte. Dr. Rebel noemt het burgerlijke ongehoorzaamheid om in overmachtssituaties zonder vergunning toch abortus te (doen) plegen. Het beleid van de Lichtenberg voorziet in meer gevallen dat alleen in overmachtssituaties. De nota kent ook de genetische indicatie o.a. Dr. Rebel meent dat hij hiermee is in de lijn van de opvatting van dr. W.H. Velema, zoals neergelegd in sommige van diens publicaties.
In een eerste sprekersronde uiten diverse afgevaardigden hun moeite met het standpunt van dr. Rebel. Men is van mening dat hij niet bij de HS inzet. In sommige gevallen is dientengevolge de noodsituatie regelgever en niet het normatieve gebod van God. Ds. W. Kok stelt dat aan de hand van de indicatiestelling in de schriftelijke toelichting nagegaan moet worden of in de beleidsnota recht is gedaan aan de Heilige Schrift. Via het voorlezen van een doorwrocht stuk toont hij aan dat dit z.i. niet zo is. Men memoreert de Heilige Schrift als men de Bijbelgegevens noemt; men honoreert de Heilige Schrift niet als men de ethische conclusies trekt.
Ds. J. van Amstel vraagt naar het oordeel van de CGK Amersfoort over het standpunt van zijn beide predikanten.
Op verzoek van de praeses geeft nu eerst de hoogleraar ethiek zijn mening over de schriftelijke toelichting. Dr. Velema acht het positief dat de stelling verdedigd wordt dat verwekt leven menselijk leven is. God is de Schepper. Hij heeft het over het ongeboren leven te zeggen. Bezwaar tekent dr. Velema aan tegen de uitspraak dat wij soms het gebod „gij zult niet doden" moeten overtreden - als in oorlogstijd. Oorzaak van deze onjuiste vergelijking ligt z.i. in het feit dat wel gezegd wordt welke de Schriftgegevens zijn. Echter in de toespitsing naar de praktijk lijken die niet te functioneren. In de praktijk lijkt toch de nood van de vrouw beslissend. Dr. Velema kan zich niet aan de indruk onttrekken dat in de onderhavige nota geen dam wordt opgeworpen tegen abortus provocatus, maar een in het hele abortusbeleid in Nederland wel geen vooroplopende, maar toch meegaande beleidslijn verwoord wordt.
Vervolgens leest br. J. van der Ley namens de kerkeraad van de CGK Amersfoort een verklaring voor. Na brede bespreking in de raadsvergadering van 30/10/'84 besloot de kerkeraad van de CGK van Amersfoort geen enkele reden aanwezig te zien om met zijn beide predikanten verder te spreken over hun visie inzake abortus provocatus. Naar de overtuiging van de raad zijn beide predikanten niet buiten de lijn van Schrift en belijdenis gegaan. Zij hebben hun verantwoordelijkheid verstaan en uitgedragen t.a.v. welk beleid op dit punt in „De Lichtenberg" gevoerd moet worden. In de beleidsnota wordt nergens gezegd dat abortus moet. Wel dat het soms moet kunnen.
De bron van het kwaad ligt in het plegen van de daad waaruit dit verzoek om ab. prov. voortkomt. Als die vraag komt is het kwaad reeds geschied.
Hier is een mens in nood. Nu staat men voor de haast onmogelijke opgave om de gevolgen van het kwaad zoveel mogelijk te beperken.
Inmiddels was de tevoren vastgestelde vergadertijd al overschreden. De vergadering besluit nu uiteen te gaan en in voortgezette vergadering bijeen te komen D.V. op 29 januari 1985. Eén broeder maakt gebruik van de rondvraag naar art. 43 K.O. Ds. Schoonderwoerd leest 1 Thess. 5: 1-24 en gaat voor in dankgebed. De voorzitter sluit de vergadering conditioneel.
Op 29 januari 1985 heropent de voorzitter de vergadering. Ps. 119:7, 17 wordt gezongen. De Schriftlezing is Jac. 1:1-18. Kort mediteert ds. Oosterbroek over vs. 5, waarna hij ons voorgaat in gebed. Het onderzoek van de lastbrieven volgt. De vergadering is wettig bijeen. Ds. A. Bijkerk en ds. P.J. Kok blijken afwezig.
Als ingekomen stuk passeert een schr. CGK Veenendaal- Pniël de vergadering, i.v.m. de overkomst van ds. H. Korving naar deze gemeente. De vergadering approbeert de stukken. De praeses verwoordt de vreugde over de a.s. vervulling van de tweede predikantsplaats van de Pniëlgemeente.
Vervolgens is aan de orde de voortzetting van de bespreking van het standpunt van ds. T. Harder en dr. Jac.J. Rebel inzake abortus provocatus. Via een prealabel verzoeken de afgevaardigden van Veenendaal-Bethel een verklaring te mogen voorlezen. Drs. C.W. Buijs licht toe dat de verklaring handelt over de formele en procedurele gang van zaken op deze classisvergadering. Na brede bespreking waarin voor en tegen van dit „prealabel" wordt vernomen, besluit de vergadering deze verklaring op een later tijdstip in de vergadering aan te horen.
Eerst krijgt ds. T. Harder gelegenheid vragen die hem in een vorige vergadering gesteld zijn te beantwoorden. Hij heeft veel moeite met de opmerking van ds. H.R.H.A. de Boer die het abortusbeleid van „De Lichtenberg" meende te kunnen typeren met de uitspraak van een gynaecoloog: „als de vrouw abortus wil, lukt het haar." Ter toelichting citeert hij uit de verklaring van minister Brinkman op de vragen van Schutte in de Tweede Kamer. „Het aanvragen van een vergunning schept geen enkel recht voor de vrouw op abortus provocatus in een ziekenhuis". Als bestuurslid van „De Lichtenberg" zal ds. Harder daar ook steeds op wijzen. Abortus provocatus mag eigenlijk niet. De teneur van de brief CGK Amersfoort is niet dat abortus prov. zou moeten! Wel dat het zou kunnen! In een werksituatie in een ziekenhuis is er de spanning tussen trouw aan het gebod en trouw aan de medemens. Daarom wordt in de brief CGK Amersfoort ook gezegd: soms is het kwaad zo erg in de samenleving dat je het alleen maar kunt reguleren. Doden is nooit toegestaan, maar soms moet het vanwege de hardigheid des harten worden toegelaten aldus ds. Harder.
Vervolgens krijgt dr. Rebel het woord. Hij bestrijdt de afgevaardigden die stellen dat hij niet bij de Schrift inzet, maar bij de situatie. Zeer nadrukkelijk heeft hij Schriftgegevens genoemd! Wel geeft hij de moeite aan om op een weg waarin ethische beslissingen genomen moeten worden stap voor stap de Bijbel aan te halen. Dat gaat meer per afleiding. Ds. W. Kok meent dat slechts één indicatie toelaatbaar is, nl. de vitale. De predikanten van Amersfoort zijn van mening niet bij de vitale indicatie alleen te kunnen blijven staan. Dr. Rebel vindt voor dit standpunt z.i. aansluiting bij dr. W.H. Velema. Hij adstrueert dit met enkele citaten.
Vervolgens schetst ds. Harder nog eens de gang van zaken rond de abortus vergunning aanvrage door de Lichtenberg. Twee overwegingen waren daarbij van belang.
a. de wet geeft een ruimere mogelijkheid tot aborteren. Daaraan wil „De Lichtenberg" niet meewerken. Daartoe is een strak beleid noodzakelijk. Alvorens de vergunning aan te vragen heeft het bestuur zich daarop grondig bezonnen.
b. het is onjuist wat ds. Kok heeft gezegd nl. dat voor de vitale indicatie geen vergunning nodig is. In dat geval zou men burgerlijk ongehoorzaam worden en sjoemelen met recht en wet.
De praeses geeft dr. Velema gelegenheid in te gaan op vragen en opmerkingen. T.a.v. zijn publicatie waaruit dr. Rebel citeerde merkt prof. Velema op dat deze verscheen in 1972. Termen daarin gebezigd hadden toen een striktere afbakening. Dr. Velema licht dit toe aan de hand van de term „medische indicatie". Ook de psychiatrische indicatie is sindsdien „uitgerekt". In zijn publicaties heeft de Apeldoornse ethicus steeds de tegenoverstelling „zijn" - „welzijn" verworpen. Alleen wanneer het gaat om het „zijn" van de vrouw kan abortus geoorloofd zijn. Nooit als welzijn grond voor een aanvrage is. Ten aanzien van de juridische indicatie zegt dr. Velema dat dit een wel zo duidelijk omschreven indicatie is dat die onmiddellijk te herkennen is (bv. in geval van verkrachting). Als een dergelijk gewelddadig crimineel handelen plaatsvindt is er geen noodzaak om de zwangerschap uit te dragen. Tenslotte merkt dr. Velema op het te betreuren dat ds. Harder in brieven aan kerkeraden en particulieren het heeft laten voorkomen alsof het standpunt van Velema in de buurt zou komen van het standpunt in de beleidsnota. Dit is volstrekt onjuist en onwaar.
Nu ontvangen de afgevaardigden van Veenendaal-Bethel gelegenheid de verklaring van de kerkeraad voor te lezen. Men heeft formele en procedurele bezwaren tegen de gevoerde discussie ter classisvergadering. Men wil die niet lam leggen maar die doen plaatsvinden als classicale bezinning, los van personen en nota's. Discussie volgt. Voor- en tegenstanders van het honoreren van deze verklaring worden gehoord. Verwondering wekt wel de omstandigheid dat de afgevaardigden van Veenendaal- Bethel op 3/10 en 1/12/'84 deelnamen aan de bespreking en zich daarvan nu wensen te distanciëren. Uiteindelijk wordt met meerderheid van stemmen besloten de verklaring voor kennisgeving aan te nemen.
Vervolgens geven diverse afgevaardigden hun mening op de visie van ds. Harder en dr. Rebel.
Ds. J. van Amstel:
a. bestrijdt verdediging van abortusvergunningaanvrage op grond van de stelling „doden soms toelaten i.v.m. de hardigheid des harten". Hier valt z.i. een ethische beslissing die tegen de HS ingaat.
b. betreurt het feit dat kerkeraad CGK Amersfoort zich unaniem achter het standpunt van zijn beide predikanten heeft geplaatst
c. vreest dat wanneer deze brs niet terugkomen van hun ingenomen standpunt wij niet meer op hetzelfde spoor van Schrift en belijdenis zitten.
Ds. J.H. Velema:
a. concludeert dat het standpunt verwoord in de schriftelijke toelichting geen dam opwerpt tegen de huidige abortuspraktijk, maar die veeleer bevordert
b. constateert dat in beleidsnota Schriftgebruik fragmentarisch en selectief te noemen is
c. verzoekt de vergadering broederlijk appèl te doen uitgaan naar de raad CGK Amersfoort en zijn beide predikanten om van dit standpunt terug te komen.
Andere afgevaardigden merken op dat ten onrechte gesproken wordt van burgerlijke ongehoorzaamheid wanneer in overmachtssituaties abortus wordt gepleegd, zonder dat men een vergunning daartoe aanvroeg. Al sinds 1886 geldt de juridische term overmacht als strafuitsluitingsgrond.
Dr. Rebel krijgt gelegenheid tot antwoord. Hij heeft grote moeite met wat zoal is opgemerkt, wil als geref. belijder trouw zijn aan de Schriften en betwist sommige afgevaardigden het recht om in de toepassing van de Schrift in ethische zaken zo te handelen als zij doen.
Ds. T. Harder:
a. stelt dat het gebod van God zeker prevaleert. De spanning ontstaat doordat er soms gekozen moet worden tussen twee levens.
b. vraagt of een prot. chr. ziekenhuis wel een vergunning aan mag vragen?
c. merkt op of het juist is iemands manier van schriftlezen ook te maken tot de enige manier van Schriftbeschouwing? Het aanvragen van een vergunning door de Lichtenberg is het vooroordeel vanwaaruit men de nota is gaan lezen.
Dr. W.H. Velema wordt uitgenodigd in te gaan op de vragen en opmerkingen. Hij stelt:
a. uitgaande van wat de wet aan mogelijkheden biedt, dringt deze beleidsnota abortus prov. niet terug. Zij ademt de geest van het: „ja tenzij"
b. kennisneming van het schriftelijk stuk geeft een ruimere indruk dan de mondelinge toelichting ter vergadering. Tegen de zgn. glijdende schaal heeft dr. Velema zich altijd verzet.
c. inzake Schriftgezag en Schriftberoep geldt: in het standpunt waar je uitkomt, blijkt wat de Schrift je waard is.
Dr. J.J. Rebel repliceert:
a. spanning tussen trouw aan God en trouw aan de medemens moet gezien worden tegen de achtergrond van een mens in zeer concrete nood.
b. laat er meer ruimte zijn voor ethische consequenties getrokken vanuit Gods Woord. In de beleidsnota gaat het niet om het hart van de belijdenis.
c. de classis wake voor het nemen van beslissingen waarin zij trouw meent te blijven aan het gebod, maar mensen laat vallen.
Ds. J.H. Velema verzoekt drie vragen te mogen voorleggen aan de hoogleraar ethiek:
a. is de indruk van de schriftelijke toelichting naar het oordeel van de hoogleraar ethiek damopwerpend tegen de huidige trend van abortus provocatus in ons land, of die bevorderend?
b. gezegd is: het gaat in de beleidsnota niet om het hart van de belijdenis. Betekent dat dat deze zaak niet fundamenteel is?
c. moet er binnen onze kerken ruimte zijn voor het standpunt CGK Amersfoort en zijn beide predikanten?
De praeses verzoekt dr. Velema te willen antwoorden:
ad a: Beleidsnota geeft dr. Velema indruk van meegaan, zij het onder restricties, met het abortusbeleid in Nederland.
ad b: Vanuit het nauwe verband tussen leer en leven gaat het in deze zaak wel om fundamentele dingen t.a.v. het christelijk leven. Elementen die in deze discussie in stelling worden gebracht, kunnen straks ook t.a.v. euthanasie en suicide worden aangevoerd,
ad c: De derde vraag is van kerkrechtelijke aard en derhalve niet behorend tot de competentie van de hoogleraar ethiek.
Vervolgens dienen de di. J. van Amstel, J.W. Schoonderwoerd en J.H. Velema een voorstel in. Inhoudelijk komen de voorstellen voor een groot deel overeen. Sommige afgevaardigden tekenen bezwaar aan tegen de gang van zaken m.b.t. de voorstellen. Staande de vergadering dienen zij geconcipieerd te worden. Gedeeltelijk is dat ook gebeurd, gehoord hebbende de bespreking. Overigens is dit al de derde vergadering waarop over deze zaak gesproken wordt. De ernst van de zaak eist bezonnenheid.
Na bespreking van de formele gang van zaken trekt ds. Schoonderwoerd zijn voorstel in. Ds. Van Amstel doet hetzelfde. Hij zal het voorstel van ds. Velema amenderen. Na de vergadering voor een korte tijd geschorst te hebben geeft de praeses het voorstel-Velema in bespreking. Enkele afgevaardigden maken bezwaar tegen het laatste punt onder „besluit". Zij achten het onjuist meteen met sancties te komen. In vertrouwen moet dit vermaan uitgaan. De vergadering acht die opmerkingen juist. Ds. Velema neemt het betreffende punt terug. Dan geeft de praeses het voorstel Velema in stemming. Met twee stemmen tegen (bij onthouding door de afgevaardigden van Amersfoort) spreekt de classis uit:
a. dat dit standpunt in strijd is met Gods Woord en Wet, dat eerbied voor het menselijke, ook beginnende leven eist en de menselijke situatie niet beslissend doet zijn, tenzij het leven zelf ermee gemoeid is;
b. dat dit standpunt geen recht doet aan de tot dusver gevoerde strijd tegen het legaliseren van abortus provocatus, maar integendeel deze strijd ondermijnt en de voorstanders tegemoet komt;
c. dat handhaving van dit standpunt het vertrouwen in de confessioneel ethische trouw van de voorstanders van dit standpunt vermindert en de kerkelijke verhouding bemoeilijkt;
en besluit:
a. de predikanten van Amersfoort te vermanen op dit standpunt terug te komen;
b. de kerkeraad van Amersfoort te vermanen de verklaring van 1 december 1984 in te trekken;
c. zowel predikanten als kerkeraad van Amersfoort te verzoeken hiervan mededeling te doen op de a.s. classisvergadering van 6 maart 1985.
Antwoordbrieven op reacties van bezwaarde kerkeraden worden nog aangehouden.
Enkele regelingen staan over naar de voorjaarsvergadering van de classis welke D.V. gehouden zal worden op 6 maart 1985 in de CGK Harderwijk.
Dan zal het moderamen als volgt zijn samengesteld: praeses ds. J.W. Schoonderwoerd; scriba ds. J. Oosterbroek; assessor ds. A. Stehouwer.
Verschillende brs. maken gebruik van de rondvraag naar art. 43 K.O. De assessor zegt de praeses dank voor diens leiding in deze lange, niet eenvoudige vergadering. Hij leest vervolgens Jac. 1 vanaf vers 19 en draagt allen en een ieder aan de Heere op. De praeses sluit deze najaarsvergadering 1984 na het middernachtelijk uur.
H.H. Klomp
verslaggever
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1985
De Wekker | 12 Pagina's