Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is er geschreven? Hoe leest gij? (IV)

Bekijk het origineel

Wat is er geschreven? Hoe leest gij? (IV)

Over hermeneutiek en Schriftgezag

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De z.g. Verlichting heeft de wissel omgegooid waar het betreft de gezagsvraag. Een mens moet zich eindelijk van zijn eigen verstand durven bedienen. Hij dient zich niet onder vreemde heerschappij te stellen. Hij kan ook in een vrij onderzoek zich buigen over het Woord van God en zelf uitmaken wat hij daarvan zal aannemen, en wat hij wil laten liggen. De sleutel die de mens daarbij kan hanteren wordt hem aangereikt door zijn eigen inzicht. Een zeer opmerkelijk feit is, dat men zich wilde losmaken van een door de kerk overgeleverde leer. Het steile dogmatische standpunt van de orthodoxie had voorgoed afgedaan. Het vrije onderzoek van de bijbel werd uitgeroepen als het grote ideaal. Lós van de traditie mocht men nu de bijbel beschouwen als een boek dat uit de oudheid tot ons was gekomen. Weliswaar meenden de bijbelschrijvers zelf dat zij geïnspireerd waren, dat hun een hogere openbaring was ten deel gevallen, maar daarvan hadden wij niet uit te gaan. Ieder mocht zich met dit vrije onderzoek van de canon bezig houden. In déze tijd is een vorm van omgang met de bijbel ontstaan, die wij later zijn gaan kenschetsen als de historisch-kritische methode.
Een paar typische kenmerken daarvan wil ik aanduiden. In de eerste plaats is er de historische kritiek, die zich van de bijbel meester maakt. Een voorbeeld daarvan vinden we in de geschriften van een zekere Reimarus, wiens geschriften door Lessing werden uitgegeven. Reimarus staat bekend om zijn radicale kritiek op de evangeliën vooral met betrekking tot de opstanding van Christus. Hij heeft de vier evangeliën naast elkaar gelegd en wijst zeer nauwkeurig aan op welke punten zij onderling van elkaar verschillen. Hij trekt vervolgens op grond van zijn onderzoek het getuigenis van de evangelisten in twijfel. Indien, zo geeft hij te kennen, indien men voor een onpartijdige rechtbank zulke getuigenissen zou voortbrengen, zou geen enkele rechter een uitspraak kunnen doen, anders dan deze, dat de getuigen onbetrouwbaar waren.
De affaire rond de uitgave van deze fragmenten door Lessing heeft indertijd heel wat stof doen opwaaien. In de eerste plaats omdat Lessing deed, alsof hij een vondst had gedaan, en zijn publikatie een mening gold, die hijzelf niet deelde. Een zekere vorm van onoprechtheid mocht men daarin niet loochenen. Maar verder was het niet minder opmerkelijk, dat deze fragmenten afkomstig waren van iemand, die in het gewone leven bekend stond als een trouw dienaar van de kerk. Men leefde om zo te zeggen in twee werelden, een kerkelijke wereld, waarin men zich hield aan de officiële kerkleer en een z.g. wetenschappelijke wereld, waarin men vrij allerlei kritiek, ook op het allerheiligste kon en mocht leveren. Kant heeft deze houding min of meer in bescherming genomen, toen hij de theologie bestempelde als een van de middelen waardoor een maatschappij onder controle gehouden kon worden. De tijd moest afgewacht worden, waarin men van ieder mocht verwachten dat hij zich van zijn verstand zou bedienen. Zo lang dit niet het geval was, diende het volk rustig bij zijn oude vooroordelen te kunnen blijven leven.
Deze kritiek op de bijbel stond niet op zichzelf. Zij vormde een onderdeel van een wijsgerige beschouwing, die van morele vanzelfsprekendheden uitging in plaats van van Gods openbaring. Men wees het leerstelsel van de orthodoxie af, maar men huldigde een ander leerstelsel, waarvan de hoofdbegrippen gevormd werden door de bekende woorden: God, deugd en onsterfelijkheid. Het was de flauwe, slappe en afgetrokken religie van de Verlichting, die in Frankrijk wat anders getoonzet was dan in Duitsland en in Engeland nog weer een andere inslag vertoonde, maar die eigenlijk in geheel Europa hetzelfde patroon droeg: moralisme, rationalisme en een vleugje romantiek. Het moralisme was een mengsel van oud christelijk erfgoed, verwaterd weliswaar en aangelengd met algemene nutsgedachten. Het rationalisme miste de kracht van denken, maar het stelde wel alles onder de heerschappij van het denken. En de romantiek bleef over van wat eens het zoeken van ervaring was geweest. Zo loopt er een weg van de orthodoxie naar de Verlichting maar er loopt niet minder een weg van het pietisme naar de Verlichting. Men behoeft Lessings ideeën over de opvoeding van het menselijk geslacht maar te lezen, om van het optimistische ideaal een indruk te krijgen. De openbaring is uitgeschakeld. Het verstand neemt de taak ervan over en straks kan niet alleen het oude testament, maar ook het nieuwe testament vervangen worden. De Geest werkt immers door. Dit spiritualisme van de Verlichting heeft menige teleurstelling moeten verwerken, maar het is deze crisis te boven gekomen. En het lijkt ook in onze tijd weer springlevend te zijn.
Een derde factor van betekenis bij dit alles is geweest de beschouwing van de herkenbaarheid van het goede en ware. Opmerkelijk is hier de terughoudendheid ten aanzien van de openbaring. Lessing heeft (het is een van zijn beroemde uitspraken) gezegd, dat hij niet van een historische waarheid kon overstappen naar een rationele waarheid. Hij kon over de gore gracht van de geschiedenis niet heenstappen. De waarheid van Gods openbaring kon hij niet aanvaarden omdat het in de bijbel stond.
Hij sprak daarin een schriftuurlijke waarheid uit, ofschoon hij dit zelf niet zo ervoer. Niemand verstaat de dingen die van de Geest van God zijn dan door de Geest van God. De Geest openbaart ons de waarheid van Gods openbaring zelf. Maar die Geest brengt ons dan ook tot gehoorzaamheid aan Gods Woord. Lessing meende dit niet in de bijbel als zodanig te kunnen vinden. Maar het ware lag voor hem in de deugd die de waarheid kenmerkt. Iets is niet waar omdat het in de bijbel staat. Maar het staat in de bijbel omdat het waar is. Men ziet, dat hier een waarheidsbegrip is, dat onafhankelijk van Gods Woord opereert. Daardoor is de bijbel ook niet meer zo belangrijk. Wie beschikt er eigenlijk over de waarheid? De Islam? De Jood? De Christen? Wie zal het zeggen. Het is ermee als met de ring van Nathan de wijze, de man die drie zonen en maar één ring bezat, één echte. Hij liet er twee bijmaken, die van de echte niet te onderscheiden waren. De drager van de ring moest door zijn gedrag maar aantonen, dat hij de echte ring droeg. De gedachte van deze parabel is klaar: de ware religie is niet afhankelijk van de bijbel. Zij heeft een kenmerk van het ware in het feit dat zij zich als waar bewijst in een verantwoorde ethiek.
Het is onmogelijk om kennis te nemen van deze ideeën zonder de tendens van onze eigen tijd erin te herkennen. De historisch-kritische school kan men alleen verklaren vanuit de wijsgerige achtergronden van de Verlichting. Zou het toevallig zijn, dat in het rapport over het Schriftgezag, „God met ons", de parabel van Nathan de wijze, de geestesuiting van Lessing figureert?

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1985

De Wekker | 8 Pagina's

Wat is er geschreven? Hoe leest gij? (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1985

De Wekker | 8 Pagina's