Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen berouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen berouw

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HERE heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchizedek. Ps 110:4

De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren heet de weeszondag. De naam is duidelijk: de Heiland is opgevaren en de Geest nog niet gekomen. De discipelen staan verweesd in de grote wereld zonder leidsman. Zij hebben alleen het belofte-woord van de Heiland: Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. (Joh. 14:18). Overigens hebben zij te wachten op de vervulling van de belofte. En zo wordt deze zondag genoemd naar het Woord van de Heiland en de toestand van de discipelen.
Intussen is er in de hemel boven in de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren iets bijzonders gebeurd. Dat zegt de Schrift duidelijk en met name de brief aan de Hebreeën wijst daar op menige plaats op. Toen Christus opgevaren was naar de hemel heeft Hij hierboven een plaats gekregen aan de rechterhand van de Vader. Hij heeft boven Zijn intronisatie gevierd: verhoogd in glorie, gepromoveerd tot de hoogste plaats van het ganse heelal. Hij heerst als Koning en Zijn Koninkrijk gaat over alles. Hij regeert alle dingen. En het laatste bijbelboek is het boek van Zijn Koningschap. Hij is niet alleen koning. Hij is ook priester. En over Zijn priesterschap handelt Hebr. 7 o.a. Als priester-koning zit Hij boven op zijn troon. Dit is uniek. De unie van beide ambten in een persoon was nog niet eerder in Israël beleefd. Het was de koning verboden priesterdienst te verrichten. De ambten moesten streng gescheiden blijven.
Toch is er in het O.T. één figuur aan te wijzen die beide ambten vervuld heeft. Nog vóór de geboorte van Israël, is deze ambtsdrager in bijzondere zin in functie geweest. We doelen op Melchizedek, de koning van Salem, een priester van God, de Allerhoogste.
Hij ging Abraham tegemoet toen Abraham terugkeerde van het verslaan van al die koningen die een wraakoefening ondernamen tegen de koningen van Sodom, Gomorra en Adama. Die hele wraakoefening zal Abraham weinig geïnteresseerd hebben, behalve toen hij vernam dat ook neef Lot mee weggevoerd was. Dus maakte hij zich op tot de bevrijding van de slachtoffers. (Gen. 14).
En dan vindt de ontmoeting plaats. Melchizedek, de koning van Salem, komt naar Abraham toe en geeft hem brood en wijn. Daarop zegent hij hem en dan ontvangt hij van Abraham de tienden.
Dit was een historische gebeurtenis. Abraham buigt onder de zegenende handen van Melchizedek en geeft de tienden. Abraham erkent Melchizedek als meerdere. Waarin is Melchizedek de meerdere van Abraham? Als beiden vergeleken worden, kun je zeggen dat beiden koningen zijn. Abraham heeft iets koninklijks over zich, nu hij als overwinnaar terugkeert. Melchizedek overtreft hem, want hij is behalve koning ook priester. Zeker, uit Abraham zal geboren worden de priesterschare van Aaron, maar deze kan en mag geen heerschappij uitoefenen. Dit priesterschap blijft gebonden aan de orde van Aäron, het kan niet komen tot het volmaakte, het blijft hangen in de voorschriften. Daarom buigt Abraham onder de zegenende koning. Het leven zal gered zijn als het gezegend wordt door een koning die regeert in verzoening. Dat erkent Abraham voor Melchizedek.
En kijk nu eens naar ps. 110. David zingt profetisch van zijn grote Zoon, die hij noemt „mijn Here." Een daarmee spreekt David uit dat zijn Zoon hem verre overtreffen zal: Hij zal als koning heersen, en het leven als priester zegenen. Zijn koningschap zal door de Here in de hemel vastgesteld worden: zet u aan mijn rechterhand totdat alle vijandschap tegen uw regiment verpletterd is. Daarbij wordt zijn priesterschap voor eeuwig bevestigd door de hemelse Vader onder eedzwering zonder berouw. Zo heeft David in ps. 110 van Christus gezongen. Hij is priester naar Melchizedeks' orde. Hij redt het leven en zegent het.
Wat David hier bezingt, heeft plaats gevonden tussen de Hemelvaart van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. Toen heeft de Vader Hem volledig gewaardeerd als Koning en als Priester. Toen heeft de Vader gezworen en van deze eedzwering krijgt de Vader nimmer berouw. Het ambtelijk werk van Christus wordt gedragen door de eedzwering van God. God heeft gezworen bij Zijn eigen heiligheid. De HERE kan bij niemand anders zweren dan bij Zichzelf. Hij is de Allerhoogste. Hij zegt in Zijn eedzwering steeds: zo waarachtig als Ik leef. Zo zeker als Ik leef, zo zeker zijt gij priester tot in eeuwigheid. Gij zijt de priester van alle tijden, van alle eeuwen.
Dit woord van de Vader tot Christus gesproken, toen Hij in het hemelse heiligdom binnen kwam, is de decoratie voor de Heiland. Al Zijn leven op aarde was Hij priester, de bevestiging daarvan ontving de Heiland toen Hij ging zitten aan de rechterhand van de hemelse Vader. Hij is de enige, eeuwige waarachtige echte priester gezeten in glorie in hemelheerlijkheid.
De Vader zette het zegel op al het priesterlijk werk van Christus. Het zegel op al Zijn werk. Gethsemané en Golgotha, de offerande van Zichzelf, het storten van Zijn dierbaar bloed dat is volgens de eed van de Vader de vervulling van het O.T., de inhoud van de echte verzoening, het wezen van de echte dienst tot bevrijding van het leven. Deze koning is in Zijn dienen echt priester geweest en blijft dat tot in eeuwigheid. De Vader staat er voor in met zijn eedzwering.
Als het dus gaat over u en over mij en we vragen ons af hoe wij vrede ontvangen in ons leren t.o.v. de grote vraagstukken van leven en sterven, dan is maar één zaak belangrijk, hoogst belangrijk: of wij onze geborgenheid door het geloof verstaan in deze enige priester. Wat u meer hebt is ballast, wat u tekort komt, is metterdaad tekort.
Het zal de hemelse Vader niet berouwen. Kan God over enige zaak berouw hebben? Zegt de Here ooit: had Ik dit maar niet gedaan, want het valt Mij tegen?
Hoe denkt u over Genesis 6:6?
„Toen berouwede het den HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had en het smartte Hem aan Zijn hart." (St. Vert.).
Bij God is er berouw. Over de mens die de Here gemaakt had. Dit is een heel diepe tekst. Het komt me voor dat de Here bij Zichzelf zegt: had Ik de mens maar nooit geschapen, waar ben Ik aan begonnen? Dit woord is de inleiding tot de ondergang van de eerste wereld. Nog 120 jaar zal God geduld hebben maar dan maakt de Here ernst met Zijn berouw.
Van Koning Saul lezen we in 1 Sam. 15:35 dat het de HERE berouwde dat Hij Saul tot koning over Israël gemaakt had. Dus Goddelijk berouw. Die Saul toch! Was hij maar. . .
De mensen van de eerste wereld kwamen om in de zondvloed, Saul kwam uiteindelijk om in zijn strijd tegen de Filistijnen. Onder Gods berouw kwamen zij niet tot bekering.
Maar één is er, over wiens Persoon en Werk God nooit berouw krijgt. Hij, de Christus Gods heeft zo volkomen al Zijn werk volbracht dat het bekroond werd met hemelheerlijkheid. En de inhoud van deze hemelheerlijkheid is de Vader en het woord van de Vader: het zal Mij nooit berouwen. Dat betekent voor Christus Zelf de garantie dat al wat Hij van de Vader vraagt, zeker verhoring vindt. Dat betekent voor de Christ-gelovigen dat hun vertrouwen op Christus nooit tevergeefs kan zijn. Als de HERE mij ziet in mijn zondig leven, dan moge Hij zeggen: Ik heb berouw over zijn geboorte. Als ik mij aan Christus toevertrouw, dan heeft God over mij geen berouw. En dat staat met een eedzwering vast.
Dit Christus-geheim zagen de Farizeeën niet. (Matth. 22:41-46).
De Heiland vroeg hen naar ps. 110. Hoe kan David de Messias, die zijn Zoon is, zijn Here noemen? Hoe is dan zijn Here tegelijk zijn zoon?
Zij durfden de Heiland niets meer vragen, want zij konden Hem niet antwoorden. Waarom niet? Omdat zij de priesterlijke dienst van de grote koning uit Davids huis niet zagen. Zij begrepen niet hoe hun leven gered moest worden door de dienst van de grote Messias. Wie niet opziet naar deze vervulling in de hemel, blijft voor het Christus-geheim staan. De eedzwering van de Vader troost dan niet. Hebr. 7 werkt dat nader uit. De schrijver van deze brief haalt in dit hoofdstuk tweemaal ps. 110 aan. Hij handelt over Christus, de priester naar de orde van Melchizedek. Als de christengeworden Joden aan wie deze brief geadresseerd is, menen, dat de O.T.-ische Aäronietische diensten te verkiezen zijn boven de dienst naar Nieuw-Test. orde, dan zien zij de rijkdom van het nieuwe verbond niet, het betere verbond, waarvan Jezus borg geworden is. Dan zien zij Jezus niet, de priester voor Melchizedeks orde, met eer en heerlijkheid gekroond. Dan geven zij de ruimte op die van uit de hemel hen tegemoet komt van de Vader door Jezus. „Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten." (Hebr. 10:35).
Wees-zondag: de discipelen moesten biddend wachten op de vervulling van het woord dat Jezus hen gegeven had. Toen kwam de Geest op het Pinksterfeest. En toen zagen zij Jezus in Zijn volle luister. Dat was hun ruimte waarin zij als blijde kinderen speelden voor Gods Aangezicht, verkondigende de grote werken Gods.
In dat blijde licht mogen wij leven, onder de zegenende handen van deze Priester-Koning. Geen groter zekerheid dan door het geloof in Zijn Naam. Onze Behouder staat voor Gods aangezicht en de Vader verheugt Zich over het werk van Zijn Zoon alle eeuwen door.

Hilbers, sr.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1985

De Wekker | 8 Pagina's

Geen berouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1985

De Wekker | 8 Pagina's