Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is gereformeerd? (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is gereformeerd? (IV)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Komen wij nog uit met de belijdenis?
Ook wanneer wij zonder enige terughouding ons achter de belijdenis stellen lijkt het nog voor dispuut vatbaar, of wij wel genoeg hebben aan zo'n keuze. We hebben nu niet op het oog, dat men zich op de belijdenis kan beroepen in een zeer vage zin. In de lijn van de belijdenis, of in gemeenschap met het belijden..., is dan de uitdrukking die men gebruikt.
Daartegenover stelden we, dat het noodzakelijk is zich zonder voorbehoud achter de belijdenis te plaatsen. Maar komen we daarmee dan nog wel uit? Moet men niet nog iets meer vragen? Moet er niet geïnformeerd worden naar het beleven van de belijdenis? Moet er geen sprake zijn van een werkelijk ervaren van wat de belijdenis in haar diepste bedoelen voor ogen heeft? Zou het niet beter zijn om elkaar te zoeken in de religie van de belijdenis?

De religie van de belijdenis
Het is duidelijk, dat men met het invoeren van deze uitdrukking nog eens een extra zekering wil inbouwen in de grondslag van de onderlinge kerkelijke gemeenschap. Men moet overeenstemmen in het belijden van de belijdenis, in de religie van de belijdenis, men moet elkaar kunnen herkennen in de onderlinge gemeenschappelijke ervaring. Maar wat bedoelt men met deze term: religie van de belijdenis?
Natuurlijk is het zonder meer duidelijk, dat wij met een louter formele binding aan de belijdenis geen stap verder komen. Formalisme is er genoeg in de wereld, en met name in de gereformeerde wereld. Handtekeningen zijn er in het verleden al te gemakkelijk gezet, en men liet ze ook al te gemakkelijk plaatsen onder plechtige verklaringen. Maar daarmee was men in feite terzake van het oefenen van werkelijke gemeenschap geen stap verder gekomen.
Daarom is het begrijpelijk, dat men in vele gevallen de drieslag hoorde gebruiken: Schrift, belijdenis en bevinding. Of: schriftuurlijk, confessioneel, bevindelijk. Dat moest dan het kenmerk van het ware zijn. In die zelfde lijn treffen we het spreken aan over de „religie van de belijdenis". Men geeft er mee te kennen, dat het niet genoeg is om op een formele manier met de belijdenis in te stemmen. Men moet haar voluit be-amen. Men moet het er van harte mee eens zijn. En met de verwijzing naar de „religie" trachtte men veelal die factor van de gereformeerde belijdenis aan te geven, waarin een mens onmiddellijk voor God geplaatst wordt.
Wie zou daartegen bezwaar hebben? Wie zou niet bij voorbaat zelfs daarmee zijn instemming willen betuigen? Wie zou niet gereed staan om te zeggen, dat hij het nooit anders bedoeld had? Alleen maar: wie zal de norm, de maatstaf hanteren waarmee men de bevinding, de ervaring, de religie van het belijden zal kunnen meten? Bouwt men op deze manier niet iets te veel in in de formulering van de grondslag van de kerk? En zegt men, door op deze manier te spreken niet: alles goed en wel, maar instemming met de belijdenis is niet voldoende! Men moet haar beleven, het moet een zaak van het hart zijn. En kan men een maatstaf vinden, die toereikend is om aan te geven wanneer het wél en wanneer het niet een zaak van het hart is?

Men maakt van de kerk een conventikel
Indien men een andere norm hanteert dan ons in Schrift en belijdenis is gegeven, dan vervalt men onherroepelijk in het subjectivisme. Ik bedoel daarmee, dat men voor de regulatie van het onderlinge contact normen aanlegt, die niet meer controleerbaar zijn. Met het hart gelooft men en met de mond belijdt men, zo zegt de apostel (Rom. 10). De belijdenis van de mond is controleerbaar. Het geloof van het hart onttrekt zich aan onze beoordeling. Gód oordeelt over de harten. In dit verband is het nuttig te herinneren aan de uiteenzetting van Calvijn over de kenmerken van de kerk. Daarbij geeft hij te kennen, dat God alleen kent degenen die de zijnen zijn. Alleen Hij kan zien, wie zonder huichelarij zijn teken dragen. De kerk heeft echter uit te gaan van het oordeel der liefde. Een ieder moge begrijpen, dat dit met veronderstelling niets te maken heeft. Wie met de zekerheid van het geloof zou willen spreken over de leden van de kerk, wie de echte, wie de ware zijn, kan geen woord zeggen. Maar wie te rade gaat met het oordeel der liefde kan een kerk herkennen. „En aangezien de zekerheid des geloofs daartoe niet nodig was, heeft Hij een zeker oordeel der liefde daarvoor in de plaats gesteld: dat wij voor leden der kerk zouden houden hen, die door de belijdenis des geloofs en het deelgenootschap aan de sacramenten met ons dezelfde God en Christus belijden" (Institutie, IV, I, 8). In overeenstemming daarmee is de oude, bekende kerkelijke zegswijze: Over het innerlijk oordeelt de kerk niet (de intimis non judicat ecclesia). Men moet altijd afgaan op wat de mond belijdt en het leven niet weerspreekt.
Laten we derhalve vaststellen, dat we pleiten voor de belijdenis van de mond, die voortkomt uit het geloof van het hart. Dát bedoelen we met de uitdrukking: religie van de belijdenis. Altijd weer zal een ieder vermaand moeten worden om zichzelf voor Gods aangezicht te onderzoeken. Maar dit zelfonderzoek heeft plaats bij de gelovige zelf en het betrekt zich op de eigen persoonlijke verhouding tot de Here.
Dat dit altijd de gedachte geweest is, binnen de kerken die ons lief zijn moge blijken uit een herinnering die we aantreffen in de verhandeling van (toen nog) ds. G. Wisse over de viering van het avondmaal „Doe dat totdat Hij komt" (Nijverdal 1915), blz. 67: „Zij die belijdenis hebben afgelegd moeten daarom uit institutair kerkelijk oogpunt worden beschouwd en behandeld als geloovigen. „Vader" Brummelkamp placht wel te zeggen: Allen, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd en - met hun uiterlijken wandel - dit niet omver werpen moeten we beschouwen en behandelen als geloovigen, alhoewel ik er voor niet één in sta."

Geen Labadisme
Ik vergeet niet dat het hier gaat over de toelating tot het avondmaal. Maar ook daarbij dient men af te gaan op wat de mond belijdt en het leven niet weerspreekt. Het is een kerkelijke stelregel, die over de hele linie geldt.
In die zin en in geen andere erkennen de kerken ook elkaar op de basis van schrift en belijdenis. Er zijn tal van voorbeelden te geven uit de geschiedenis, waaruit blijkt dat men daaraan niet genoeg had. De Donatisten uit de tijd van Augustinus zochten in hun kerkbegrip een subjectief element in te dragen. De Labadisten deden niets anders in de tijd van de Nadere Reformatie. En in de dagen van de Afscheiding hebben de kerken aan deze zelfde verzoeking bloot gestaan. De Cock heeft bijzonder krachtig positie gekozen tegen dit Labadisme, dit independentisme, dat hij fel bestreden heeft bij H.P. Scholte. Het zou interessant zijn te citeren uit het werk van Koelman tegen de Labadisten, dat uitvoerig door De Cock werd geraadpleegd. Het lijkt niet overbodig om ook vandaag tegen dit onrijpe, soms met kracht verdedigde subjectivisme te waarschuwen. Het trekt de kerken van het vaste, onwrikbare fundament Gods af, dat evenwel staat: De Here, Hij alleen kent degenen, die de zijnen zijn. En: wie de Naam van Christus noemt sta af van ongerechtigheid.
Toch is ook nu nog niet het laatste woord over de kwestie gezegd. Men moet de belijdenis handhaven. Men moet de, religie van de belijdenis beleven. Maar de kracht van de belijdenis moet ook openbaar komen. Daarover een volgende keer D.V.

W. van 't S.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1985

De Wekker | 8 Pagina's

Wat is gereformeerd? (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1985

De Wekker | 8 Pagina's