Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een handboek en een handreiking voor de ouderling ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handboek en een handreiking voor de ouderling ¹)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eind 1982 verscheen het inmiddels - naar ik aanneem - overal in onze kerken bekende handboek voor de ouderling met als titel „Uit liefde tot Christus en Zijn gemeente" onder redactie van D. Koole en dr. W.H. Velema. Naast de vele lovende woorden over de gedegen studies die in dit boek gepubliceerd werden kwam ook van vele kanten de vraag naar een meer op de praktijk gerichte handreiking. Aan deze wens is voldaan door de verschijning van een boek onder de titel „Verricht Uw dienst ten volle", dat eind vorig jaar het licht zag. De redactie was ook nu weer in handen van de bekende Haagse ouderling D. Koole en prof. dr. W.H. Velema. Zij namen ook het grootste deel van de inhoud voor hun rekening. Van de zeven hoofdstukken werden er twee geschreven door. dr. Velema en twee door br. Koole.

De inhoud
Het eerste hoofdstuk van de hand van dr. Velema handelt over de geestelijke groei van de gemeente. Men zou dit hoofdstuk het principiële deel kunnen noemen.
Daar moet het immers bij al het werk van de bisschoppen (zoals prof. Kremer de ouderlingen eens noemde in een verslag van een ouderlingenconferentie) om gaan. Zij zijn de opzieners (bisschoppen) die er acht op moeten geven dat de gemeente groeit en hun dienst daarvoor ten volle moeten verrichten.
De bedoeling nu van de bijdrage van prof. Velema is aan te geven hoe de geestelijke groei van de gemeente bevorderd kan worden en in te gaan op factoren die die groei belemmeren. Uitgegaan wordt van de vier kenmerken van de gemeente, zoals die te vinden zijn in Hand. 2:42, waarbij gewezen wordt op het nog niet zolang geleden verschenen proefschrift van dr. A. Noordegraaf Creaturi Verbi. Op begrijpelijke wijze worden enkele resultaten van deze studie doorgegeven, samen met enkele conclusies uit de rede, die dr. Velema uitsprak bij het aanvaarden van zijn ambt als Hoogleraar. (De geestelijke groei van de gemeente). „Volharden" is het kernwoord in Hand. 2.
Enkele conclusies die getrokken worden:
De prediking staat centraal. Er moet over gesproken worden (ook op de kerkeraadsvergaderingen). De gemeenschap dient betracht; het gebruik van de sacramenten is noodzakelijk voor het volharden; ook aan het gebed moet aandacht gegeven worden. Het gaat om een in elk opzicht groeien naar Jezus Christus.
Dr. Velema wil zijn opstel niet zien als een program van actie maar als het wijzen op enkele bijbelse lijnen en het zichtbaar maken van de beloften van Christus voor de groei van de gemeente.
In zekere zin zouden we deze bijdrage funderend kunnen noemen voor het hele boek. Het gaat in dit deel er niet zo zeer om om te zeggen: dat moeten de ambtsdragers doen als wel: dat mogen ze verwachten en bij getrouwe arbeid in het oog houden als een belofte van Christus.
In de volgende hoofdstukken worden dan meer speciaal antwoorden gegeven op de vraag: Hoe doen we ons werk?
Allereerst in de bijdrage van ds. J. Brons: Gesprekken over het persoonlijk geloof.
Ds. Brons herinnert aan de oude gewoonte huisbezoek te doen vóór de viering van het Heilig Avondmaal. Al geschiedt dit nu niet meer zo, wel dient te worden uitgegaan van het verbond. Het is huisbezoek in Gods gemeente. Dat houdt niet in dat geloof een vanzelfsprekende zaak is. Bijzondere aandacht wordt gegeven aan de moeilijkheden waarvoor een ambtsdrager komt te staan bij het bezoeken van de gemeenteleden. Vragen als: wanneer ik niet uitverkoren ben; ik kan niet geloven; is mijn geloof niet „slechts" vrucht van opvoeding? e.d. worden vanuit de confessie duidelijk besproken.
Opmerkelijk is dat ds. Brons aan het slot weer terecht komt bij datgene waarover ook dr. Velema schreef: de groei, nu weliswaar van het persoonlijk geloof, maar in nauw verband met de groei van de gemeente.
Sterke nadruk op het gemeente zijn wordt ook gelegd door prof. Van 't Spijker in zijn bijdrage getiteld „Vragen rond het Heilig Avondmaal".
Allereerst wordt gewezen op de noodzaak van de kennis van het wezen van het Heilig Avondmaal. Die kennis is vooral nodig t.a.v. de plaats van en de vragen rondom het Heilig Avondmaal. Dat daarna de zekerheid van het geloof ter sprake komt zal niemand, die geregeld huisbezoek doet, verwonderen.
Het Heilig Avondmaal als maaltijd der dankbaarheid (een verwaarloosd element?) komt aan de orde, maar ook andere, telkens terugkerende vragen rondom „het zich een oordeel eten en drinken" en de „onwaardigheid" en het karakter van het toegang vragen tot het avondmaal bij het belijdenis doen.
Ook vragen van de laatste tijd (?) omtrent de noodzaak van belijdenis doen, de kindercommunie en zelfs de kinderdoop blijven niet onbesproken.
Ook dit deel eindigt weer met de functie van de sacramenten i.v.m. de opbouw van de gemeente.
Het vierde hoofdstuk - weer van de hand van dr. Velema - bespreekt de pastorale hulp bij spanningen in gezinssituaties en samenlevingsrelaties.
Vanuit de gedachte, dat we er zijn om te helpen, maar dat dat een uitgaan van vaste ethische normen niet uitsluit bespreekt de Apeldoornse ethicus o.a. de moeilijkheden die kunnen ontstaan tussen ouders en kinderen en in het huwelijk. T.a.v. het laatste: Liefde impliceert trouw. Dan kan en mag dat leiden tot een elkaar (weer) aanvaarden en vergeven. Ook de moeilijke taak van de ambtsdrager bij hulp na ontrouw wordt besproken. Het tegenwoordig veel voorkomende „samenwonen" - in allerlei vorm - krijgt ruime aandacht. De ouderling kan ook in deze hoofdstukken veel vinden wat hem steun kan bieden in zijn arbeid.
Ik denk hierbij ook nog aan het probleem van de homosexualiteit, dat hier duidelijk wordt behandeld.
De daarop volgende bijdrage is van de hand van drs. C. Langbroek, die schrijft over „Twijfel".
Na enkele „algemene soorten" van twijfel besproken te hebben wordt de „Twijfel in de Bijbel" behandeld, en na enkele pagina's gaat de schrijver weer over tot een beschrijving van „de huidige situatie" van ontkerstening en ontkerkelijking, die een „los-van-Godbeweging" in gang gezet hebben, waardoor de toekomst van andere machten en invloeden bevorderd wordt.
De laatste pagina's van deze bijdrage zijn gewijd aan „Geestelijke leiding aan hen die twijfelen".
De laatste beide hoofdstukken heeft D. Koole voor zijn rekening genomen.
De titel van het zesde hoofdstuk is „Conflictsituaties in de gemeente van Christus".
Na met enkele regels aangetoond te hebben hoe conflictsituaties in de Schrift voorkomen gaat de schrijver in op de taak en de houding van de ouderling in dergelijke omstandigheden. Hij bespreekt achtereenvolgens conflicten die het totaal van de gemeente raken; conflicten die zich beperken tot de persoonlijke verhouding van enkele gemeenteleden onderling; de problematiek van de kerken gemeenschappelijk - met inbegrip van de aparte moeilijkheden die zich daarbij voordoen voor ambtsdragers die niet rechtstreeks bij de zaak betrokken zijn -.
Opmerkelijk is dat Koole ook positieve kanten aan sommige conflicten ziet. (126)
Koole kent de kerken en hun moeilijkheden en kan al schrijvende menige waardevolle suggestie doen.
Hij doet dat ook t.a.v. conflicten in het huwelijk, de echtscheiding en de problemen met ongehuwd samenwonenden.
Ook met nuchterheid . . . getuige de opmerking dat het Evangelie een karakter niet omvormt maar hoogstens de scherpe kanten er van bijslijpt. (Overigens denk ik dat de Heilige Geest iemand met zijn karakter geheel in dienst kan nemen, maar dat terzijde).
Boven het laatste hoofdstuk staat: „De ouderling en de cultuurvragen".
Na een korte schets van hoe het vroeger was en hoe het na de laatste wereldoorlog geworden is gaat de schrijver wat dieper in op de problematiek van de christen en de cultuur door een bespreking van de massamedia en de gevolgen daarvan voor het christelijk leven. Ook de scholen en wat daar gelezen wordt en soms gelezen moet worden ontsnappen niet aan zijn aandacht.
Tenslotte wijst Koole op de roeping een afgezonderd volk te zijn in een zondige cultuur en de noodzaak van de omgang met de Here om dat te kunnen zijn en te kunnen volhouden.
We boden u opzettelijk een brede weergave van de inhoud opdat u zelf de conclusie zou kunnen trekken dat het een door en door praktisch boek is. Niet alleen een handreiking, maar ook een handleiding zoals de ondertitel van het eerste boek luidde.
Lange uitweidingen, waartoe sommige onderwerpen toch wel aanleiding zouden kunnen hebben geven, zijn vermeden. Zodoende kon veel ter sprake komen en leest het gemakkelijk.
Wel zal menige ambtsdrager behoefte voelen aan meer informatie op bepaalde punten. Een korte opgave van enige literatuur zou het boek verrijkt hebben.
Mocht het - en dat hopen we van harte - nog tot een tweede druk komen dan zou de redactie zich nog eens kunnen bezinnen op de compositie van het boek. In de inleiding (Verantwoording) van het boek is al gewezen op het feit dat aan de vragen rond huwelijk, echtscheiding en ongehuwd samenwonen twee maal aandacht wordt gegeven. Weliswaar vanuit een verschillende optiek maar toch zo dat samenvoeging niet ondenkbaar ware geweest.
Ook heb ik me afgevraagd of het nodig was een apart hoofdstuk te wijden aan „Twijfel". Niet dat het behandelde overbodig zou zijn. Ik heb goed begrepen dat het hedendaagse geestelijke klimaat waarin velen verkeren aanleiding was daar apart over te schrijven. Maar Schrift en Confessie wijzen ook hier het verlossende Woord. Ds. Langbroek laat dat Woord (en de Belijdenis) ook zeker spreken, maar komt daardoor telkens terecht op het terrein van het door ds. Brons behandelde.
Zou het daardoor komen dat dit hoofdstuk de indruk wekt te zijn samengesteld uit een verkorte weergave van verschillende lezingen? Het gaat er me niet om toch nog wat critische opmerkingen te maken, maar wanneer een betere compositie mogelijk zou zijn zou er misschien ruimte uitgespaard kunnen worden voor een kort hoofdstuk over de taak van de ouderling t.a.v. de zieken. En dan denk ik met name aan de vragen, moeilijkheden en soms wel botsingen die zich kunnen voordoen in gezinnen waar ernstig zieken zijn. Er komen steeds meer bejaarden en daardoor ook steeds meer chronisch zieken en terminale patiënten. Dr. T. Brienen heeft in het vorige boek de bejaarden-ouderling even genoemd, maar verder is er in geen van beide boeken op ingegaan. En de vraag: „Hoe ga je met dergelijke mensen om" is voor sommige ambtsdragers even moeilijk als de vraag: „Hoe spreek je met mensen in een conflictsituatie".
Maar alles kan niet in een boek.
Er mag grote waardering zijn voor deze uitgave die duidelijk stimulansen geeft voor het werken aan de zo nodige eenheid van de gemeente. Laten alle ambtsdragers dit boek lezen en er hun winst mee doen.
Wanneer dan die ambtsdragers (en anderen) uit liefde tot Christus en zijn gemeente hun dienst ten volle verrichten zal dit zeker die hartelijk begeerde eenheid ten goede komen.

P.N.R.

¹) N.a.v. Verricht Uw dienst ten volle. De ouderling in de praktijk. Onder redactie van D. Koole en dr. W.H. Velema. Uitgave van J.H. Kok, Kampen. 157 pag. Prijs. ƒ 29.90.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986

De Wekker | 8 Pagina's

Een handboek en een handreiking voor de ouderling ¹)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986

De Wekker | 8 Pagina's