Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe houden we de zondag in ere? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe houden we de zondag in ere? (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder een iets andere titel is door mij in Ambtelijk Contact van mei 1986 ingegaan op vragen van een kerkeraad over dit onderwerp. Omdat kort geleden ook wekkerlezers zich in aspecten van de viering van de zondag in onze tijd geïnteresseerd toonden, stond de redactie van A.C. mij toe het artikel voor de ambtsdragers in twee afleveringen ook in de Wekker op te nemen.
De titel zou kunnen doen vermoeden dat het in dit artikel gaat over de heiliging van de zondag in het algemeen en over de vervlakking van het besef onder christenen terzake van de inhoud die deze dag dient te hebben. Hoewel deze aspecten niet helemaal buiten beschouwing zullen blijven, richt wat hierna volgt zich toch allereerst en vooral op de vraag wat wij als christenen aan moeten met een gecompliceerd maatschappelijk en economisch bestel, waarin de viering van de zondag steeds meer onder druk komt te staan.
Door de jaren heen heeft dit onderwerp in onze kerken brede aandacht gehad. Wie de acta van de generale synodes sinds 1965 doorneemt, ontdekt dat deputaten voor algemene diaconale en maatschappelijke aangelegenheden voortdurend met de zich steeds sterker opdringende vragen en problemen rond dit onderwerp hebben beziggehouden. In de acta van de generale synode van Zwolle 1965/66 vindt men op pag. 272 het ADMA-rapport „De christen, de arbeid en de rust", waarin gesproken wordt over de wenselijkheid van voorlichting aan de kerken met het oog op het gevaar van uitslijting van het verantwoordelijkheidsbesef. In samenwerking met deputaten voor correspondentie met de hoge overheid, wilde men een poging doen enige bijsturende invloed in de maatschappij uit te oefenen, al stelde men zich van het resultaat niet al te veel voor. Men dacht aan intensivering van contacten met organen uit het bedrijfsleven, zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke. Op pag. 273 van de eerdergenoemde acta staat te lezen: „De corporatieve ontwikkeling van onze steeds gecompliceerder wordende welvaartsmaatschappij, inclusief de voortschrijdende industrialisatie en de gigantische concernvorming in het bedrijfsleven maken het naar de indruk van deputaten steeds minder mogelijk om als persoon individueel de worsteling om de rustdag met succes te kunnen volbrengen. Ook onze kerkeraden zullen er goed aan doen te beseffen dat het niet meer aangaat de opdracht tot handhaving van de zondagsrust volledig op het kerklid persoonlijk af te wentelen, met nalaten van intensieve pogingen om als kerken invloed uit te oefenen op hen die de structuur van de maatschappij sterk beïnvloeden."

Brief van een kerkeraad
Ruim twintig jaar verder, moeten we constateren dat de vragen van toen de vragen van nu zijn. In de tussenliggende periode lijken de problemen er eigenlijk alleen maar groter op te zijn geworden. Dat spreekt ook uit een brief die de redactie enige tijd geleden van een kerkeraad ontving.
In hun ambtelijke praktijk hebben de broeders van dit college kennelijk te maken met leden van de gemeente, die in verschillende sectoren van de samenleving, al of niet gedwongen, op zondag werken. Men vindt die ontwikkeling verontrustend en men vraagt zich af hoe men op dit punt geestelijke leiding aan de gemeente kan geven, zo, dat men de noties van Gods Woord geen geweld aandoet en tegelijk niet buiten de werkelijkheid van de hedendaagse samenleving gaat staan.
De voorbeelden die men noemt kunnen in drie categorieën worden verdeeld en wel als volgt:
a. mensen die in de verzorgende sectoren werkzaam zijn, bijvoorbeeld artsen, verpleegkundigen, ambulance-personeel;
b. mensen uit de toezichthoudende en dienstverlenende sectoren, zoals politie, brandweer, veiligheidsbeambten, postbeambten, telefonistes, servicemonteurs voor de centrale verwarming;
c. mensen in dienst van de grotere industriële bedrijven met continu-arbeid of werkzaam als chauffeur bij het internationale wegvervoer.
Met betrekking tot deze laatste sector stelt de kerkeraad een heel concrete vraag. Hoe te denken over een directeur van een transportbedrijf, die zijn chauffeur toestaat (en misschien zelfs aanmoedigt) om met een lading goederen nog op zondag te vertrekken, teneinde vroeg de grens te passeren en op die manier tijdige aankomst op de eindbestemming te waarborgen?
Ik denk dat in deze door de kerkeraad beschreven situatie zich voluit de problematiek, die ons in dit artikel bezighoudt, aftekent. Het lijkt goed er iets dieper op in te gaan, alvorens er een oordeel over te geven.

Model voor het hele economische gebeuren
Binnen het economische bestel van vandaag is de positie van het internationale transportbedrijf (over de weg) niet gemakkelijk. De concurrentie is groot. In de moeilijke economische machtsverhouding tussen verladers en vervoerders moet men als transportbedrijf op het punt van prijs en kwaliteit het uiterste bieden om bestaande relaties te behouden en nieuwe aan te trekken.
Wie als wegvervoerder uit het grensoverschrijdende goederenvervoer op ons continent zijn graantje wil meepikken, zal op het punt van de tijdige aflevering van goederen voortdurend attent moeten zijn. Dat geldt al zeer sterk wanneer het gaat om het vervoer van consumptieve en bederfelijke goederen, die veelal onder temperatuursvoorwaarden moeten worden vervoerd en met het oog op vaste markttijden of afgesproken tijdstippen ter plekke moeten zijn. Grensformaliteiten en douane-procedures kunnen daarbij belemmerend werken. Dat alles staat dan nog eens onder extra druk vanwege een voor alle westeuropese vervoerders geldende dwingend-rechtelijke aansprakelijkheidsregeling, die van de wegvervoerder, ook ten aanzien van tijdige aflevering, redelijke zorg eist. De afvoer van goederen van hieruit naar de omliggende of verder weg gelegen landen in Europa en de aanvoer van goederen van daaruit naar ons land, begint dan ook niet zelden al op zondag. Ook christen-importeurs en grossiers worden met groenten en fruit bevoorraad uit vrachtwagens, die in Spanje, Griekenland, Italië en andere landen op zondag vertrokken.
Dit voorbeeld kan model staan voor het hele economische gebeuren van vandaag. De structuur van dat gebeuren is in deze zin complex geworden, dat in de keten van handelingen en processen in veel bedrijven continuïteit gewaarborgd moet zijn. In de grote chemische industrieën kunnen processen op zaterdagavond niet worden stopgezet. Wat in de intensieve veehouderij door de week gebeurt, kan op zondag niet achterwege worden gelaten, zij het dat de christen-veehouder de werkzaamheden op die dag zal beperken tot de allernoodzakelijkste handelingen van voederen en melken. Voor eventuele storingen in de temperatuursregulatie-systemen van de grote koel- en vrieshuizen moeten monteurs beschikbaar zijn. In een tijd van terrorisme, vandalisme en van georganiseerde diefstallen op grote schaal, dienen controles van beveiligingsdiensten ook op zondag plaats te vinden. Het op zondag niet beschikbaar zijn van de brandweer zou in de particuliere sector mensenlevens kunnen kosten en voor het bedrijfsleven met omvangrijke goederenvoorraden in opslag rampzalig kunnen zijn.
Als in het koude seizoen in het bejaardentehuis de centrale verwarming, waarop we tegenwoordig collectief aangewezen zijn, uitvalt dan mag het aan de beschikbaarheid van een service-monteur niet ontbreken.
En wat te zeggen van de wegenwacht op de autosnelwegen? Hoeveel dominees hebben door de jaren heen, met hun preken onderweg van noord naar zuid, bij autopech op zondag niet de hulp van dit instituut ingeroepen? Ik zou voorbeelden kunnen noemen.
Er zou meer te noemen zijn. De complexiteit van het economisch en maatschappelijk gebeuren is vandaag niet alleen groot, als christenen zijn we er op allerlei manieren, direct of indirect, ook nauw mee verweven. We profiteren mee van alle gerief dat een geïndustrialiseerde en technisch perfect georganiseerde maatschappij ons continu verschaft. Ook op zondag, en we weten, als we nadenken over de vraag hoe de samenleving in al haar technische verbanden functioneert, dat in veel sectoren de ononderbroken waarborging van dat gerief zondagsarbeid onontkoombaar maakt.
Hoe moet in dit alles de handelwijze zijn van een kerkeraad, die pastoraal te maken heeft met broeders en zusters die regelmatig op zondag moeten werken. Hoe ligt de verantwoordelijkheid ten opzichte van de gemeente? Kunnen aan broeders en zusters, die buiten de medische sector en de veehouderij zondagsarbeid verrichten, zonder enige beperking alle kerkelijke rechten worden gegund?

Geen standaard-antwoord
Ik zou mij niet aan een standaard-antwoord op deze vraag willen wagen. Het meest directe en eenvoudigste antwoord zou zijn: het vierde gebod „zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van den Here, uw God; dan zult gij geen werk doen,...", laat over Gods wil met betrekking tot de zondag geen onduidelijkheid bestaan. En zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus is al even duidelijk als het gaat om de vraag hoe de zondag in het leven van de christen ingericht dient te zijn. Al wat aan zondagswerk buiten de sfeer van de medische verzorging, verpleegkundige hulp en de allernoodzakelijkste voorzieningen in de verzorging van vee ligt, dient door de kerk en haar leden, als zijnde tegen Gods gebod, te worden afgewezen. In een maatschappelijk bestel als wij kennen, is de beschikbaarheid van politie, brandweer, beveiligingsbeambten en service-monteurs (om maar enkele voorbeelden te noemen) op zondag weliswaar noodzakelijk, maar christenen moeten de waarneming van deze functies maar aan buitenkerkelijken c.q. ongelovigen overlaten.
Met zo'n simpel antwoord zijn we natuurlijk niet klaar. Behalve simpel zou het ook een beetje hypocriet zijn. Direct of indirect wel van allerlei zondagsarbeid profiteren maar er geen verantwoordelijkheid voor nemen is iets, dat evenmin met de boodschap van het Evangelie correspondeert. Met dit antwoord zijn we er dus niet helemaal uit.
Wat evenmin als een góéde oplossing kan gelden is de nogal eens gehoorde opvatting dat Gods Woord, dus ook de daarin vervatte aanwijzingen voor de viering van Gods dag, geschreven is in een tijd, waarin men er nog geen enkele notie van had tot welk hoog ontwikkeld en ingewikkeld peil de menselijke samenleving door de eeuwen heen zou evolueren. Zo op de manier van: met wat God toen heeft laten vastleggen, kunnen wij in onze tijd niet meer uit de voeten, althans niet in absolute zin.
Deze oplossing brengt ons ook niet verder. Wij geloven immers dat naar zijn bedoeling Gods gebod rond de rustdag van toen, zijn betekenis en opdracht voor nu niet heeft verloren. Doordat dit gebod in zijn naleving voor ons als nieuw-testamentische gemeente in de viering van Christus' opstanding er alleen nog maar een diepere dimensie bij heeft gekregen, zou men zelfs kunnen stellen dat ons, uit dankbaarheid voor wat Christus voor ons deed en verwierf, aan de viering van die dag extra veel gelegen moet zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's

Hoe houden we de zondag in ere? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's