Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog niet te laat? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog niet te laat? (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hieronder volgt het tweede deel van de inleiding, die op 22 februari 1986 gehouden is op de jeugdouderlingenconferentie te Amersfoort. Daarop volgt nog een slot.

De problematiek
a. Er is een verband tussen het leven van ouderen en jongeren. Jongeren trekken de consequenties uit de houding van de ouderen. Het proces van kerkverlating begint vaak al op vrij jeugdige leeftijd; de invloed van de ouders is dan vaak al weg; trouwens, hun betrokkenheid is ook al vaak heel oppervlakkig; wie de gemeente kent ziet de potentiële kerkverlaters al, daarom is randkerkelijkheid onder een wat oudere groep een zeker zo groot probleem; ook bij die is een ontstellend gebrek aan kennis van bijbel en geloofszaken; anderzijds is het voor veel ouderen heel moeilijk om zich in te leven in de leefwereld van jongeren. Kom je bij jongeren uit probleemgezinnen, dan sta je in je gesprekken soms heel ver af van de kerk of van kerkeraad en kerkorde. Het is dan zo moeilijk om een juiste weg te vinden tussen trekken en vermanen.
b. Daarom is het jeugdprobleem een gemeenteprobleem. Er is een grote zorg over het gebedsleven, kerkelijk besef en omgaan met ethische vragen. Ook al is men totaal vervreemd van de kerk, dan zegt men toch het lidmaatschap niet op. Hoe lang mag dit zo voortduren? Hoe langer men wegblijft, des te moeilijker wordt het contact.
c. Het werk van de jeugdouderling is hier en daar evangelisatiewerk binnen de gemeente te noemen. Je wordt te laat geïnformeerd; als je het ziet gebeuren is het al te laat. Gesprekken zijn zo moeilijk, je stuit op een muur van onverschilligheid; gesprekskringen mislukken na enige tijd weer; beloften worden niet omgezet in daden; de beslissing tot overgave aan Christus wordt uitgesteld; ze willen er niet alles voor opzij zetten en in hoeverre is het bij jeugd die nog wèl meedoet serieus?
d. Een andere zaak is, dat jongeren misschien wel voor De Kerk behouden worden maar niet voor de Christelijke Gereformeerde Kerken; we kunnen kritische jongeren wel eens goed begrijpen en herkennen dan hun bezwaren; het kerkelijk leefpatroon past niet meer en als ze in de kerk komen gaat het meeste over hen heen. Er zijn ook nog al wat jongeren die positiever zijn dan hun ouders.

De jeugdouderling zelf
Hierover worden ook opmerkingen gemaakt. Iemand meent dat het werk niet moeilijker is dan een gewone ouderlingenwijk. Eén zegt, dat contact niet moeilijk is omdat hij zich luisterend, vragend en meelevend opstelt. Het is ook boeiend werk, omdat de meesten nog niet tot een definitieve keus zijn gekomen. In het algemeen zijn de contacten niet moeilijk in de zin van vijandigheid tegen de kerk.
In enkele kerkeraden is het tot de ernstige vraag gekomen, of men bij bepaalde gevallen niet tot maatregelen moet overgaan. Als men toch niet meer luisteren wil moet men consequenties trekken. Een kerk zonder tucht vraagt om moeilijkheden. Als er van randkerkelijkheid sprake is, hebben we het wellicht al te ver laten komen. Ouders moet men aanspreken op hun jawoord. Zoals boven al opgemerkt, moet de jeugd in drieën verdeeld worden: actieven, enigszins meelevenden en altijd afwezigen. Een ouderling vraagt zich af: ben je eigenlijk wel opgeleid voor dit moeilijke werk? In sommige kerkeraden voelt hij zich geïsoleerd; een instructie is niet steeds bekend of aanwezig. Omdat het maken van afspraken bij jongeren moeilijk is, moet men maar domweg gaan in de hoop dat een gesprek mogelijk is.

Bezinning
Uit de enquête komen weer een aantal gedachten naar voren:
1. willen de kerkeraden de werkelijkheid wel zien? Stellen zij zich niet gerust met herinnering aan betere tijden, die niet meer bestaan? Er is een heel bewustwordingsproces nodig. Waar zijn we mee bezig?
2. Is de tendens wel zo duidelijk neerwaarts? Was het vroeger echt beter? Bij oudere jongeren is toch ook weinig meelevendheid? Het is de vraag of de jeugd wel steeds verder van de kerk komt af te staan. We moeten er voor oppassen, de zaak eenzijdig te belichten; het probleem loopt dwars door de gemeente.
3. Onze jongeren komen niet steeds verder van evangelie en geloof af te staan, maar beleven het wel anders, vrijer, minder dogmatisch, met minder regels. Van de meelevende jongeren is zeker 50% op zoek naar elkaar en naar een grondslag voor hun geloof in God. Velen zijn daarin hun ouders ten voorbeeld. De positieve jongeren zijn groeiende en mogen dan wel eens problemen hebben. Ze hebben zo veel vorming nodig. Ze moeten ook meer de ruimte krijgen om de grote rijkdom van ons geloof te mogen beleven.
4. Meelevende jeugd is wel kritisch; hoe gaan we juist nu met elkaar om? Als extreme standpunten worden doorgevoerd zullen we elkaar en de jeugd zeker verliezen.
5. Het komt zo aan op gezinsleven, prediking, catechese en gebed. Laat zien wie Jezus is en wat Hij voor ieder wil zijn. Voor jongeren is belangrijk dat ze merken dat ze erbij horen. Een jeugd die een gemeente heeft, die uitstraalt dat zij warm loopt voor God, kan nog gemotiveerd worden.

De meelevende jongeren
Gezegd is reeds dat zij niet allen gemotiveerd zijn. Vaak kennen de kerkelijke jongelui een hechte band. Een goede kern kan ook getuigen van een persoonlijke relatie met de Here. Belangrijk is een groep waarmee men zich kan identificeren. Jongeren kunnen ook elkaar onderling bezoeken. En een voelbare band creëren tussen kerkeraad en jeugdigen.
Voor de jeugdouderling is het nodig, zich in te leven in de cultuur van de jeugd, zijn sport, zijn muziek, dan heb je een aanknopingspunt voor gesprek. Bij de gewone huisbezoeken, was de jeugd er bij? Gevraagd werd ook om meer eenheid in het jeugdwerk.

Wat moet er gebeuren?
1. Zeer vaak, gelukkig, wordt gezegd: veel gesprekken, veel gebed. Aantallen bezoeken uitbreiden. In verband daarmee: gebedsgroep, jongeren met name noemen.
2. Niet alleen een moderne opzet met ontspanning, maar het evangelische karakter moet behouden blijven. Het christelijke gezin moet functioneren. Denk bij het onderwijs ook aan het belang van reformatorisch onderwijs. En steeds trouw blijven aan Gods Woord. Het voorbeeld van de ouders.
3. Een dienend oor om te luisteren. Naar kritiek luisteren en die met ze bespreken. De jeugd serieus nemen en ze erbij betrekken. Hen vroeg opvangen. Geen koude statische zaak, b.v. „even bidden".
4. Onze woorden en daden moeten stroken. Je moet wel laten merken wat geloven voor jou betekent. Dan kun je proberen om vertrouwen te winnen. Ons geloven moet in de maatschappij van vandaag staande kunnen blijven en liefst iets kunnen betekenen. En: staan in de christelijke vrijheid, niet onder de wet maar onder de genade.

Maatregelen
Er worden concrete dingen aangedragen, die belangrijk zijn.
1. Behalve een positieve opstelling, zie boven, de roeping vanuit de verbondsbelofte, veel persoonlijk contact.
2. Een vast punt op de kerkeraad, een praatstuk over randkerkelijkheid, niet opzien tegen inzet van veel tijd en energie, het aanstellen van meer dan één jeugdouderling, uitbreiding tot een jeugdraad Of jeugdteams uit alle geledingen van de gemeente.
3. Belijdeniscatechisanten indelen bij allerlei commissies, gespreksgroepen voor jonggehuwden, voor jonge belijdende leden, gespreksgroepen voor randkerkelijken.
4. De jeugdclubs inschakelen ten behoeve van de randkerkelijke jeugd, een jeugdcontactblad uitgeven, jongeren informeren over zaken van de hele gemeente, contact tussen clubs van andere kerken, de jeugd laten meestemmen voor een jeugdouderling, de jeugd betrekken bij het diakonaat.
5. Meer oog hebben voor wat de jeugd vraagt, ruimte geven voor een creatief gestalte geven aan het geloof, een ontmoetingsruimte in het weekend, gezamenlijke activiteiten als zeilkampen enz., ruimte voor onderwerpen door jongeren zelf aangedragen, ruimte voor gesprekken tussen ouderen en jongeren, een jeugdhonk, gospelgroep, jongerenzanggroep, uitwisselingsweekends landelijk opzetten.
6. Naast catechese ook bijbelgroepen voor 15-17 jaar, aparte catechisatie voor sommige randleden, begeleiding in gesprekken van belijdeniscatechisanten.
7. Alleenwonende jongeren van elders kunnen vinden en hen bij de gemeente waar ze wonen betrekken; adressen doopleden doorgeven!
8. Persoonlijke gesprekken van 14 jaar af; probeer de jeugd alleen te spreken zonder de ouders; daarvoor duidelijke afspraken maken en bij de bezoeken uitgaan van gerichte vragen.
9. Een moeilijk adres toewijzen aan andere, „normale" gemeenteleden.
10. Praktische hulp, b.v. bij werk zoeken.
11. Een cursus of studie om ouders te helpen bij geestelijke opvoeding.
12. Inzichten van sociologie, psychologie en didaktiek niet verwaarlozen.
13. Jongeren verantwoordelijkheden geven; dit leidt tot betrokkenheid.
14. Bezoekwerk is dienstverlening; geen opgestoken vingertje maar een uitgestoken hand.

Kerkdienst en prediking
Er komen enige wensen over kerkdienst en prediking:
a. Een herkenbare prediking, een actuele, principiële en boeiende geloofsoverdracht. In de Woordverkondiging hun taal spreken.
b. In de prediking regelmatig speciale aandacht aan de jeugd geven. De jeugd in de prediking betrekken, deze meer afstemmen op wat er onder de jeugd leeft.
c. Een minder strakke eredienst, probeer de kerk eigentijds te houden; themazondagen.
d. Aan actuele maatschappelijke ontwikkelingen niet voorbijgaan; een tijdgerichte aandacht in prediking en pastoraat.

Nog enkele wensen
1. De instructie voor jeugdouderlingen was niet overal bekend; soms werd de proeve van de CGJO beter gevonden: concreter.
2. Een soort korte cursus of ondersteuningsprogramma voor jeugdouderlingen; men was niet ingelicht. Instructiemateriaal voor medewerkers.
3. Een soort vademecum van onze kerken over actuele onderwerpen als euthanasie, abortus, zondagsarbeid, liederen in de gemeente enz.
4. Op een jeugdouderlingenconferentie eens over de catechese spreken; graag catecheten die naar jongeren kunnen luisteren en pas daarna met hen gaan praten.
5. Een predikanten- en/of ouderlingenconferentie met als thema: kerkverlating onder belijdende leden.
6. Een andere vorm voor de jeugdouderlingenconferentie: regionaal en niet op zaterdag.
Met het bovenstaande heb ik de enquête zo eerlijk mogelijk weergegeven, vaak met gebruikmaking van de gegeven bewoordingen. Wat hebben we er nu aan?
(slot volgt)

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's

Nog niet te laat? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's