Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zegen van de hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zegen van de hemelvaart

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij hief de handen omhoog en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. Lucas 24:50 en 51

De zegen van Jezus is geen gebed. Ook geen heilwens. Zijn zegen is gave. Christus is de enige bron waaruit alle zegen voor ons vloeit. Jezus bedoelt met Zijn zegen bij Zijn hemelvaart, niet tegen Zijn discipelen te zeggen, het ga u verder bijzonder goed, nu Ik er straks niet meer bij ben. Deze zegen wil zeggen, dat Hij bij hen blijft. De hemelvaart is geen afscheid. Hij geeft op datzelfde moment, heil, herstel, vrede, kracht, hulp, blijdschap, vertrouwen en moed.
De discipelen zullen net zo veel aan Christus hebben als toen Hij nog met hen op deze aarde rondwandelde. Jezus van u opgenomen, liet o kerk, u niet alleen. De discipelen worden er niet armer van. Christus is nu niet van mindere betekenis, dat is de zegen van de hemelvaart. Hij blijft met Zijn gaven en krachten achter. Het is niet uit, niet over, niet afgelopen.
Christus' zegenend woord is een woord met macht. Zijn woord is een daad, een werk. Geen wens, en helemaal geen onvervulde wens. Christus' zegen is werkelijkheid. De hemelvaart is in zekere zin een afscheid, maar geen scheiding. De verbondenheid blijft. De gemeenschap blijft. De banden worden niet doorgesneden. Het is geen verleden tijd geworden.
Zegenen dat is in de bijbel het werk van de priester. En wanneer deed de priester dat? Na het offer. Wanneer ging de Here Jezus al zegenend naar de hemel? Nadat Hij Zichzelf als offer gegeven had op het kruis. De zegen hoort bij Hem, omdat het offer bij Hem hoorde. Omdat Hij Zelf eerst het offer is geweest.
Wat het offer op het kruis betekende, dat hebben we in de lijdensweken en op de Goede vrijdag gehoord. Dat ging zelfs gepaard met het verlaten worden van God. Er kwam voor de Here Jezus heel wat kijken, voor Hij ons mensen zegenen kon.
Als wij goed kijken naar de handen die ons zegenen, dan zien we dat het doorboorde handen zijn. Als we zien naar Zijn voeten waarmee Hij op de Olijfberg staat, dan zien we de tekenen van de spijkers. Deze tekenen zeggen, dat het verzoenend bloed vergoten is. Op de hemelvaartsdag is er een zegenende Heiland, omdat er op de Goede vrijdag een Lam geslacht is.
De zegenende handen, dat is het laatste wat de discipelen van hun Heiland zien. En het laatste blijft ons altijd het beste bij. Als we geloven, raken we dit niet meer kwijt.
Een Heiland met doorboorde handen zegent ons. Hij heeft de schuld betaald. De zonde weggenomen.
Uit het O.T. kennen we de geschiedenis van Jakob. Hij worstelde aan de Jabbok met de Engel. Hij moest zijn naam noemen, zijn schuld belijden, zeggen dat hij een bedrieger was, dan mocht hij het beloofde land in. En bij die worsteling zegt Jakob tegen de Engel, ik laat u niet gaan, tenzij dat Gij mij zegent. Dat behoeven we op de hemelvaartsdag niet tegen Christus te zeggen. Want Christus heeft er geen ogenblik aan gedacht om naar de hemel te gaan zonder ons de zegen achter te laten.
De vraag is wel of wij met Jakob schuld belijden. Want in die weg wordt de zegen ons deel.
Christus kan in de hemel zeker zo goed voor ons zorgen als hier. Hij is daar ons ten goede. En onmiddellijk na Zijn hemelvaart heeft Hij Zijn Geest uitgestort.
Dat neemt niet weg, dat wij ons nog al eens van Christus gescheiden voelen. Hij voelt Zich echter niet gescheiden van ons. En Hij kan er beter over oordelen dan wij.
Daarom is het goed om er op te letten, dat Lucas tot twee keer toe over de zegen spreekt. Christus neemt afscheid onder het geven van de zegen. Daar ligt het accent. De zegen gaat gewoon door. Christus gaat wel weg en toch blijft Hij. Het woord zegenen heeft men wel vertaald door goedpraten. En daaronder hebben we dan te verstaan, de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat Jezus de zonden vergeeft. Daarmee gaat Hij door, ook als Hij in de hemel is. Goedpraten heeft niets te maken met makkelijk praten. Voor ons is er geen sprake van makkelijk praten. Want we kunnen de zegen alleen verkrijgen door het geloof. En dat geloven zo makkelijk is, kunnen we toch niet zeggen. Maar ook het geven van de zegen is voor de Here Jezus niet makkelijk geweest. Zijn hele lijden en sterven ging er aan vooraf.
De zegen van de hemelvaart. Wie deelt er nu in die zegen? Jezus' discipelen. Zijn kerk. Dat mogen we wel eens bedenken, als we soms doen alsof de kerk op haar laatste benen loopt. Alsof het binnenkort afgelopen is. De kerk is een kerk die gezegend wordt door de verhoogde Heiland. En van die zegen alleen moeten we het hebben. Niet van ons praten, schrijven en vergaderen. En zo moeten we wél als Jakob om de zegen worstelen. We zouden er goed aan doen, wat minder te speculeren hoe het met de kerk kan gaan, en wat meer te smeken om een verbeurde zegen.
Dat geldt ook voor ons persoonlijk leven. We delen in Christus' zegen niet automatisch. Het gaat niet vanzelf. En daarom is het ook vandaag niet verkeerd om te zeggen, dat er wat met ons gebeuren moet. We moeten niet doen alsof alle heilsgoederen zo maar, bij voorbaat, voor ons bestemd zijn. We moeten de zegen krijgen. Als een gegeven goed. Door het geloof, door de Heilige Geest. Door de verkondiging van het evangelie. Maar let er dan tegelijk op, dat het om een zegen gaat, die beloofd is, die Christus werkelijk geeft.
Tegenover de zegen die Christus geeft, staat de vloek die wij hebben verdiend. Daarom zullen we het ook als een wonder ervaren als we voor de zegen van Christus in aanmerking komen.
We zijn godsdienstige mensen. We doen wat of veel voor kerk en koninkrijk. Maar we zullen wel moeten beseffen, dat we van onszelf voor de Here niet kunnen bestaan. Dat we Zijn gramschap waard zijn. Als Jezus met Zijn offer en zegen niet tussenbeide komt, dan zal de Here ons moeten verwerpen.
Laten we toch naar de zegenende Heiland opzien, het van Hem verwachten, naar Hem vragen. Hij is met Zijn offer aan de rechterhand van de Vader. Daar bidt en pleit Hij voor allen, die door Hem tot God gaan. Hij is uw zegen. Zo zegent de Here en behoedt Hij. Zo doet Hij Zijn aangezicht lichten en is Hij genadig. Zo geeft Hij vrede.
De vraag is wel, wat wij met de zegen van Christus doen. Wat deden de discipelen er mee? Ze gingen naar Jeruzalem. Ze hebben niet alleen de zegen gekregen, maar zo zijn ze ook gehoorzaam geweest. En wat is die gehoorzaamheid dan? Dat ze naar Jeruzalem gaan. Daar zou immers de Geest worden uitgestort. Jezus zegent met Zijn Geest. Johannes doopte met water. Gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden. Zo zullen ze getuigen zijn. Jezus zegent om van Hem te getuigen. Met de zegen van Jezus gaan de discipelen naar Jeruzalem. Daar vergaderen zij zich, daar bidden ze om de Geest, daar pleiten ze op de belofte van de Geest. Zo ontvangen ze ook de Heilige Geest. We lezen deze dingen in Handelingen 1 en 2. In het laatste hoofdstuk van dit boek blijkt de zegen al in Rome te zijn. Als daar het evangelie verkondigd wordt. Zo gaat het met de zegen van God als met een lopend vuurtje.
Dat betekent, dat als we de zegen van Jezus en de Geest van God krijgen, dat we die zegen ook moeten doorgeven, daar wijst het woord getuigen op. Als we door de Here gezegend worden en we nemen die zegen niet aan, we geven die zegen niet door, dan zullen we onze handen er aan branden. Je kunt omkomen, juist vanwege de gegeven, maar niet aangenomen en doorgegeven zegen.
We moeten bidden om de zegen van God, om de gave van de Heilige Geest, maar ons tegelijk afvragen, wat wij er dan mee willen doen. We worden gezegend om anderen te zegenen, en zo snelt het leven voort naar de jongste dag. En zo is de wederkomst des Heren daar, voor we het weten. Dan is daar ook de nieuwe aarde waar de gelovigen thuishoren. De zachtmoedigen zullen de aarde beërven. De Here Jezus is naar de hemel gegaan, om Zijn kinderen een plaats te bereiden op de nieuwe aarde. Een christen ziet omhoog, naar de hemel, maar ook vooruit, naar de nieuwe aarde.
De hemel is voor ons niet hard en onbarmhartig. Christus is daar ons ten goede. Hij is voor het aangezicht van de Vader onze Voorspreker. De hemel is niet van koper, al lijkt het soms alsof ons gebed er niet doordringt. De hemel is een uitgestrekte hand naar ons toe, een doorboorde hand, een hand die zegent. De hemel zit vol openingen. Jezus Zelf is de band tussen hemel en aarde. De opening van de hemel is zo groot, dat de Heilige Geest daardoor wordt uitgestort en uitgegoten. En zo groot, dat de gelovigen daar naar toe gebracht worden zolang Jezus nog niet is weergekomen. We voelen de uitgestrekte hand van Jezus. Om die hand te ervaren, moet je kind worden van de Vader, met een kinderhart, kinderlijk geloof, kinderlijk vertrouwen en kinderlijke gehoorzaamheid. Aan Jezus' hand kleeft verzoenend bloed, dat reinigt van alle zonden. Dat is onze hoop, onze verwachting en zegen bij Jezus' hemelvaart.

Delft, A. Bijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1986

De Wekker | 8 Pagina's

De zegen van de hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1986

De Wekker | 8 Pagina's