Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is gereformeerd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is gereformeerd?

De ambtsdragersconferentie in Amersfoort

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eindelijk een mooie dag: zaterdag 26 april. Ambtsdragersconferentie in de Ichthuskerk in Amersfoort. De kerkzaal is overvol. Voller dan bij vorige conferenties.
Is het alleen maar het mooie lang verwachte weer dat zovelen lokte? De mannenbroeders zijn van heinde en verre gekomen. Daartussen een enkele vrouw die fleur verleent aan deze mannenwereld. Ging het u als mij? Een spanning die er onuitgesproken was. Twee kampen? Het thema is: Wat is gereformeerd? In de bomvolle kerk zitten we naast elkaar. Ook mét elkaar? Voorzitter Koole leidt op de hem eigen bekwame wijze met milde hand de conferentie. Nu eens met een kwinkslag, dan weer met diepe ernst. We zingen ps. 75. Bekende woorden die verrassend nieuw worden: „U alleen, u loven wij", „Als ik 't ambt ontvangen zal, wil ik recht doen. . God is rechter, 'k zal dit melden". Als dat nu deze bijeenkomst eens zou beheersen! Prof. Van 't Spijker gaat ons indringend voor in gebed. Het altaar ligt uit elkaar, de twaalf stenen verspreid ter aarde. God, maak er een geheel van. Verenig waar wij, mensen, scheiding veroorzaken. We lezen uit Fil. 1 dat Gods werk verder gaat. Laten we leren te onderscheiden waarop het aankomt. Laten we eensgezind zijn, wandelen in ootmoed als onbesproken kinderen Gods, als lichtende sterren in de wereld . . . Daarna zingen we uit volle borst ps. 119: Zalig wie Zijn getuigenis verstaan. Ik overpeins de diepten van Uw wet. Uw trouw is van geslachte tot geslacht. Uw woord is als een lamp, een helder licht. . . Als dat vandaag eens beleefd zou worden.
De voorzitter relativeert - terecht - in zijn openingswoord. Dit thema vandaag! Wat is gereformeerd? Is het niet lachwekkend in een wereld van geweld en een half miljard door honger bedreigde medemensen? Is het wel relevant daarvoor een vrije zaterdag uit te trekken? Maar toch: het zoeken naar een christelijke praxis is actueel, ook vanuit de gereformeerde theologie. Maar toch: hoeveel we ook ruziën over de grenzen van Schrift en belijdenis, hoezeer we elkaar ook beschuldigen van confessioneel ideologisme of van relativisme, hoezeer we in de prediking uit elkaar zijn gegroeid, deze ambtsdragersconferentie is nog steeds een platform, een plaats van ontmoeting. Het gaat niet om een kerkelijke competitie, niet om een generale repetitie voor de komende Generale Synode, wel om samenspreken in de geest van Fil. 1, gevoelig voor broederlijke correctie. Want wij allen vallen onder hetzelfde oordeel en dezelfde genade. In ps. 108 verwoorden we dat zingend: Tot Uw dienst en lof bereid . . .
Dan krijgt ds. J.H. Velema als eerste inleider het woord. Het betoog van de schrijver van de brochure „Verrechtsing?" is lang. In compacte stijl geeft hij ons zijn visie: 1986 is een crisisjaar. De secularisatie heeft ook ons te pakken. De gereformeerde belijdenis vervaagt. We zijn mondig zonder God. Het oecumenische christendom bedreigt ons. In dit nucleaire tijdperk lijkt onze gereformeerde belijdenis nauwelijks meer relevant. In evangelische bewegingen worden nog slechts deelwaarden van het heil geaccentueerd. Én bij de jeugd én bij een deel van de ambtsdragers ontbreekt de echte gereformeerde kennis. Onze gereformeerde voelhorens verdwijnen! Alom nemen we uitslijpingsprocessen waar: In contacten met evangelische groeperingen, in het vertrek van een aantal predikanten, in de schorsenswaardigheid van dienaren des Woords.
En toch: het gereformeerde karakter is de beste waarborg voor het bewaren van het geloof. Gereformeerd heten is nog niet gereformeerd zijn. Wij moeten het proces van karakterverlies een halt toeroepen.
Volgens Hel. de Cock wordt ons gereformeerd zijn bepaald door onze belijdenis: de betrouwbare samenvatting van Gods Woord. De gespierde taal van zestiende-eeuwse belijdenisgeschriften reikt ons de norm aan voor onze kerkelijke praktijk. Een dynamische binding aan de NGB is symptomatisch voor het loslatingsproces van deze tijd. Art. 7 NGB is duidelijk. Daarom: Al wat schriftuurlijk is, is gereformeerd. Maar die stelling is ook omkeerbaar. Al wat gereformeerd is, is schriftuurlijk. En daarom: ongereformeerd is alles wat tegen Gods Woord ingaat. Er is geen tegenstelling tussen Gods Woord en de gereformeerde belijdenis. Als beide functioneren bloeit het kerkelijk leven. Sola scriptura tota scriptura. Alleen de Schrift, geheel de Schrift.
Laten we de les leren van de Geref. en de Ned. Herv. kerken. Daar is alleen maar vertroebeling ontstaan toen men ook voor de moderne kerkmens klare wijn wilde schenken. Er ontstond een relationeel waarheidsbegrip. Ook onder onze leden valt dat al te bespeuren. Gelukkig is dat bij onze predikanten nog niet gebleken. Het Woord alleen doet ons de tijd verstaan, niet andersom. Dat Woord blijft norm en toetssteen: persoonlijk, kerkelijk, ambtelijk. We moeten het pand bewaren.
De belijdenis staat ónder het Woord. Ze is niet volledig, wel betrouwbaar. Ondertekening daarvan door ambtsdragers is geen loze formule.
De belijdenis is meer dan een heenwijzing naar en een venster op de Schrift, zoals de brochure „In vertrouwen verder" stelt. Als in diezelfde brochure gebondenheid en verbondenheid met onze gereformeerde belijdenis wordt uitgesproken, waarom worden dan toch dergelijke termen gebruikt? Onze gereformeerde belijdenis is gloeiend actueel. Ze hoeft niet geactualiseerd te worden. De zgn. Amersfoortse brochure van ds. Born c.s. relativeert, geeft in ieder geval openingen daartoe. Wie bezwaar maakt tegen de gereformeerde belijdenis, maakt bezwaar tegen Gods Woord. Theologen als Bavinck en Van Ruler hebben dat niet anders verstaan. De belijdenis is geen knellende, maar een levende band. Het Amersfoortse appèl voor een actueel belijden, is fout.
De kerk is niet van mensen, geen club, geen open hof. Groepsvorming is daarom antikerkelijk. Getrouwheid in de bediening is vereist. Daarbij mogen we de onderscheidende prediking niet laten verbleken. We moeten niet alleen gereformeerd zijn maar het ook steeds weer worden: steeds weer terugkeren naar Gods Woord. Kerk zijn is gave en opgave. Door de NGB loopt als een rode draad de opdracht voor de kerk in verkiezing, verlossing, verzoening en verwachting. We zien daarin drie spitsen:
1e. de belijdenis van Gods soevereiniteit, want zalig worden is voor 100% Gods werk en voor 100% onze verantwoordelijkheid.
2e. Gods wet geldt voor ons, niet als heilsweg, maar als regel der dankbaarheid. Religieus activisme moet worden afgewezen. Recent hebben in dat verband onze kerken nog onder „kruis"vuur gelegen.
3e. Het werk van de Heilige Geest is onmisbaar. We kunnen niet zonder wedergeboorte en bekering. We hebben een eigen spiritualiteit nodig. De vreze des Heren mag niet gemist worden. Zo voorkomen we kerkelijke kilheid en verstandelijke gearriveerdheid.
In de prediking zijn daarom drie dingen essentieel: de trinitarische setting van het heil, waardoor activisme en remonstrantisme worden afgesneden; de verwerving en toepassing van het verlossingswerk; de bediening van de sleutels van het Koninkrijk.
Zolang deze drie in de gereformeerde schriftuurlijke prediking voorkomen, behoeven we geen verschraling en verkilling te vrezen. Maar niet in het centrum van de verkondiging mag staan de moderne mens in zijn nood!
In de ambtelijke praktijk moeten drie vragen centraal staan: 1e. de vraag „Hoe kom ik tot Christus?". Het geestelijk gearriveerd zijn is een groot gevaar en in de gemeentebeschouwing is dat te merken. Ook de Amersfoortse brochure constateert dat er iets wezenlijks verloren dreigt te gaan. Met die uitspraak kan men dan ook hartelijk instemmen. Daarover hadden de auteurs moeten schrijven. 2e. Het beloftekarakter zoals dat in doop en avondmaal zichtbaar wordt. We zijn in de wereld, we gaan door de wereld, maar we mogen niet zijn ván de wereld. 3e. De geldigheid van de wet des Heren. Daar ligt een geschilpunt met de Amersfoortse brochure. De wet heeft wél geldingskracht voor de ongelovigen. Het beroep dat de auteurs op Calvijn doen is onjuist. Calvijn noemt de wet een ware en eeuwige regel der gerechtigheid. In de brochure „In vertrouwen verder" lijkt het of men de wet binnenskamers wil houden. Dan gaat men dezelfde relationele weg op als het gereformeerde rapport over het Schriftgezag. Dan is er geen verweer meer tegen het ontstaan van een situatie-ethiek. Natuurlijk, botsing van plichten kan voorkomen, maar het gebod blijft centraal.
We mogen de beleving van het geloof niet terugdringen binnen de kerkmuren.
Tenslotte: Er wordt in onze kerken gevraagd om ruimte. Dat is akkoord. Maar die is er al binnen de grenzen van Schrift en belijdenis. Laat ons waken tegen een grauwe middenorthodoxie. Een acuut gevaar voor ons is het reactiepatroon. Houdt elkaar vast in gereformeerd vertrouwen. Door de generaties heen moeten we vasthouden aan het gereformeerd zijn en het gereformeerd worden.
Met een slagrijm op het woord gereformeerd, dat meer rijmkunstige dan dichterlijke kwaliteiten doet vermoeden, sluit de spreker dit doorwrochte betoog af.

Nadat we gezongen hebben Gebed des Heren 1, 2 en 3 komt ds. Born, een van de auteurs van de brochure „In vertrouwen verder" aan het woord: Uit de verslagen uit en over onze kerken blijkt dat er een algemene roep om duidelijkheid is. Er kan zelfs gesproken worden van een vertrouwenscrisis. Daarom is het goed ons te bezinnen op de vraag wat nu eigenlijk gereformeerd is. Wij allen willen immers samen staan op de grondslag van Schrift en belijdenis. Daar ligt het verschil niet. Maar het gaat er wel om hoe we de verhouding tussen die twee zien. En het gaat er ook om waar een gereformeerd christen staat in de vragen van déze tijd.
Als we ons afvragen wat de grondtoon is van onze belijdenis moeten we letten op zondag 1 HC. Daar zien we dat de belijdenis van de zekerheid van ons geloof van ons afwijst naar de Drieënige God.
Dat is gereformeerd. Daarom is ook de belijdenis niet iets van onszelf, maar een instemmend en toestemmend naspreken van de Here. Onze belijdenis is een dankbaar en ootmoedig antwoord op Zijn Woord. Dat Woord van God heeft absolute voorrang.
Art. 24 NGB en ook reeds de artt. 5 en 7 getuigen ervan. De artt. 16-26 stellen het verkiezend, verzoenend en vernieuwend werk van God centraal.
Niet wij houden de kerk in stand, dat doet Christus; de enige troost van de kerk ligt buiten haarzelf in Jezus Christus. Onze belijdenis maakt dat duidelijk.
In die zin moet het dan ook verstaan worden als de brochure van de Amersfoortse „Studie- en bezinningsgroep van Chr. Geref. predikanten en theologen" de belijdenis aanduidt als een venster op de Schrift. Alleen op deze wijze kunnen we spreken over actueel belijden. De belijdenis geeft ook aan wát ze naspreekt. Ze is geen volledige weergave, maar een samenvattend moment. Dat kan ook niet anders. Wij kennen ten dele. De belijdenis geeft hoofdlijnen. Wij moeten haar nooit verzelfstandigen.
Dan zou de kerk gaan uitmaken hoe we de Schrift moeten lezen. We komen dan gevaarlijk dicht in de buurt van de Roomse dogma-opvatting. Lezen van Gods Woord betekent voortdurend weer: buigen in verwondering. Wel is de belijdenis betrouwbaar, zij heeft kerkelijk gezag, zij is ook een gemeen akkoord van samenleven, een formulier van eenheid.
Maar zij heeft ook haar begrenzing. Gezamenlijke toetsing moet mogelijk blijven. Er kan nooit een formele band aan de belijdenis zijn zonder de levende band aan het Woord.
De gereformeerde belijdenis maakt ootmoedig, zij verwoordt de theologie van het Kruis. De laatste zekerheid van ons geloof is gegrond op het soevereine welbehagen van God in Christus. Dan is er geen tegenstelling tussen passief en actief geloof. Onze belijdenis maakt geen zorgeloze en slordige mensen. De grondtoon is en blijft: sola scriptura, sola gratia, sola fide.
De belangrijkste taak van de kerk is het Wóórd verkondigen, getuige zijn. Want slechts waar het Woord is, is de kerk en Christus is haar énige bisschop. De kenmerken van de ware kerk worden gevonden in de rechte bediening van Woord en sacrament en de oefening van de tucht. Alleen Christus vergadert Zijn kerk. Alles wat daarbuiten ligt, is vals. Art. 28 NGB maakt duidelijk dat alleen de gebondenheid aan het Woord norm is en dat het enige juk het juk van Christus is. Daaruit moeten we binnen onze kerken voluit leven. Onder dat juk zullen we ons ook steeds opnieuw moeten schikken.
In dat kader hanteren we ook de sleutelmacht van de kerk. Dan wordt ook de prediking onderscheidend. Daarom is ook de toeëigening van het heil een wezenlijk element.
In velerlei bewoordingen geeft onze belijdenis aan dat de Heilige Geest met en door het Woord werkt.
We moeten ook ernst maken met het gebod van God. Dat gebod gaat alle mensen aan. Het is een gebod ten léven. In alle tijden, in alle levensverbanden moeten we dat gebod „scherpelijck predicken", niet om er mensen mee op te jagen, maar om ze te brengen onder het zachte juk van Christus. De wet heeft twee functies: tuchtmeester tot Christus en regel der dankbaarheid. Het gebod heeft ook betekenis voor de samenleving, zelfs daar waar het niet (meer) als gebod van God herkend wordt. In dat opzicht zijn er geen twee terreinen. De brochure „In vertrouwen verder" is daar duidelijk over.
Het verschil zit in de wijze van functioneren, niet in de geldigheid van het gebod. We kunnen in de wereld niet volstaan met het „Zo spreekt de Here". Naar de overheid toe zullen we b.v. ook moeten argumenteren waarom er recht en gerechtigheid moet worden gedaan. Een voorbeeld daarvan is de euthanasiediscussie.
We zijn op weg naar het Rijk van God. Dat komt niet door ons tot stand. Samenlevend binnen onze kerken mogen we elkaar onderweg aanscherpen en bevragen.

Discussie. De inleiders hebben heel wat losgemaakt. De kerk is 's middags zo mogelijk nog voller. Het forum bestaat uit de predikanten Born, Boersma, L. Bilkes, Den Butter, G.C. den Hertog, Van der Klis, J.H. Velema, prof. Van 't Spijker en voorzitter Koole.
Er ligt een stapel vragen te wachten en tijdens de discussie komen er nog meer bij. Waarom moeten zelfs de predikanten in kringen verdeeld zijn? Moet de prediking dan tijdloos zijn? Is er niet ook sprake van een zekere christelijke gereformeerde hoogmoed? Wat is de consequentie voor het onderwijs als ds. Velema ook voor de maatschappelijke verbanden de binding aan Schrift en belijdenis onverkort wil laten gelden? Als ds. Born het „Zo spreekt de Hére" wil aanvullen met argumenten, verdwijnt het eerste dan niet geleidelijk? Hoe worden dan door ds. Born in de prediking de sleutels van het koninkrijk gehanteerd? Vindt er geen overaccentuering plaats van de heiligmaking ten koste van de rechtvaardigmaking? Staat het woord gereformeerd ook in de bijbel? Kent ook de rechtervleugel geen relationeel waarheidsbegrip?
Beide inleiders plaatsen nadrukkelijk de heiligmaking na de rechtvaardigmaking.
Dat voorkomt verkeerd activisme, volgens Velema. Br. Koole merkt op dat juist dat nogal eens aan de „Amersfoortse" predikantenkring verweten wordt. Ds. Boersma treft het woord gereformeerd aan in Rom. 12: Wordt hervormd! En dat is hetzelfde. Maar serieuzer: Reformatie, dat is het geloof dat de Heilige Geest werkt en dat er dan grote dingen gebeuren. Ds. Velema geeft toe dat het relationele waarheidsbegrip ook in de uiterste rechtervleugel aanwezig is, n.l. daar waar het Woord pas geldig geacht wordt na de toepassing door de Heilige Geest. Dat is niet gereformeerd, maar oud-gereformeerd. Hij erkent ook dat zijn uitspraak waarin gereformeerd en schriftuurlijk synoniem zijn, wel wat erg massief is. Hij wil daarmee b.v. Luther niet onschriftuurlijk noemen. Andere christenen die in het wezen van de zaak niet met ons verschillen, zijn in wezen gereformeerd, ook al heten ze anders.
Meer dan één vraagsteller constateert dat er geen werkelijke tegenstelling zit in de inleidingen zoals die gehouden zijn. Is de kernvraag dan niet of er verschil zit in de praxis?
Ds. Born ervaart wel een verschil in toon. Hij heeft zich minder gericht op een analyse van alle mogelijke afdwalingen en de be- of veroordeling daarvan. In plaats van negatief af te grenzen moeten we positief starten.
Ds. Velema heeft inderdaad meer afwijkende meningen gesignaleerd. We moeten niet versluierend spreken over de functie van het gebod. Het gaat in onze kerken er meer om dat bepaalde elementen niet functioneren dan dat er werkelijke afwijkingen zijn.
Ds. Born meent dat wij te weinig de consequenties trekken uit artt. 28.29 NGB. Daardoor hebben we allemaal onze eigen circuits en corrigeren we elkaar ook niet meer. Ds. Den Butter meent dat Velema zich duidelijker heeft uitgesproken dan Born. Ds. Boersma stelt daarentegen dat ds. Born even eerlijk sprak als de eerste inleider; we moeten niet twijfelen aan de innerlijke rechtzinnigheid en afgaan op elkaars gegeven woord.
We moeten de dingen die we zeggen wel hard maken en niet blijven steken in vage aanduidingen, anders bevorderen we de vertrouwenscrisis.
Ds. Bilkes vraagt waarom Born niet is ingegaan op de kritiek van Velema op de Amersfoortse brochure, zeker ook op het punt van de wet. Born wijst erop dat hij wel degelijk gereageerd heeft, zeker ook wat de betekenis van de wet betreft. Het verschil zit in de manier waarop je er in de samenleving mee omgaat.
Prof. Velema mengt zich in de discussie. Hij zou dat niet gedaan hebben, ware het niet dat hij zojuist voor Ambtelijk Contact een bespreking van de Amersfoortse brochure heeft geschreven. Waarom staat wat ds. Born vanmorgen zei, niet ook in de brochure?
Dan zou er niet zo'n storm in onze kerken zijn opgestoken. Is de goddelijke norm nu wel of niet onverkort toepasbaar? Hij heeft er moeite mee zoals het in „In vertrouwen verder" gesteld is. Wil ds. Born ook reageren op de vraag of het „Zo spreekt de Here" niet verzwakt wordt? Ds. Born reageert: In de persoonlijke ethiek ligt de toepasbaarheid van het gebod duidelijker dan in de samenleving. Daar zijn we ook gehouden om te zeggen: Zo spreekt de Here. Maar waar dat niet verstaan wordt, mogen we dat aanvullen met te zeggen dat God ons een aantoonbaar begaanbare redelijke weg wijst. Gods gebod is goed voor alle mensen. In onze samenleving komen we er niet volledig uit.
We sluiten compromissen. Waarom b.v. willen we abortus wel voor 100% verbieden, terwijl we bij een ander aspect van het zesde gebod - de enorme (kern)bewapingsproblematiek - wel rekening houden met de smalle marges in de politiek.
Ds. Den Hertog vult aan: Handhaving van oude gedragspatronen is nog niet hetzelfde als handhaving van Gods gebod. Een voorbeeld: eeuwenlang heeft de medische ethiek vorm gegeven aan het gebod van God: bescherming van het leven. Nu verandert de medische ethiek en vraagt om een nieuwe invulling. De vraag van vandaag is: hoe kun je de ethiek van vandaag een zodanige vorm geven dat er een nieuwe relatie met het gebod kan ontstaan?
Ds. Den Butter gelooft niets van deze redenering. Ons uitgangspunt ligt in het onveranderlijke gebod van God. We moeten veel duidelijker zijn in onze manier van uitdrukken. Prof. Van 't Spijker wil nu wel eens weten wat er nu eigenlijk voor verschil is. Beide inleiders willen staan op Schrift en belijdenis. Is de kernvraag niet: Hoe kijken wij tegen de wereld aan? Als de vroeg-christelijke kerk? Als in de tijd van het corpus christianum? Als Calvijn? Als Luther? Als de anabaptisten? Of hebben wij een zesde model? Zien wij de wereld als geseculariseerd, als ontmaskerd, als gebied van de antichrist? Leven wij uit het: Maar gij geheel anders? De grote vraag is of we via de politiek nog wat willen rechtzetten of ons beperken tot het getuigenis?
De SGP wil de theocratie van art. 36 NGB onverkort handhaven, Kuyper zag deelnemen aan de democratie als de beste oplossing. In vele van onze gemeenten is veel kapotgegaan door politieke strijd. Politiek hoort niet op de kansel. Het evangelie moet gepredikt worden.
De voorzitter herhaalt de kernvraag: Hoe absoluut hanteren we Gods gebod in een wereld van compromissen?
Ds. Den Butter vindt dat we het evangelie onverkort moeten brengen. Compromissen moet je maar liever niet sluiten. Eens staan we voor de rechterstoel waar we geoordeeld worden naar Gods wet. Ds. Born repliceert: De procedure spreekt over oude gehoorzaamheidsgestalten die niet zonder meer gelijk gesteld mogen worden met het gebod van God. En: we worden geoordeeld naar de wet van Jezus Christus. We mogen nooit de wet loskoppelen van Hém. Uit de zaal komt aandrang op ds. Den Butter om zijn standpunt te verduidelijken. Hij leeft toch ook in een wereld van compromissen? Hoe werkt hij zijn visie ethisch uit? Ds. Den Butter houdt vol: je moet steeds vaker nee zeggen, bepaalde levensterreinen worden contrabande voor christenen, we moeten ons geweten zuiver houden.
De voorzitter wijst nogmaals op de grote spanning tussen Gods gebod en de samenleving van nu. Ds. Born merkt op dat ds. Den Butter wel zegt dat het gebod Gods geldt, maar niet aangeeft hóe. Ds. Boersma voegt daar aan toe dat ook de schrijvers van de Amersfoortse brochure het gebod willen eren. Reeds in de tijd van de eerste christenen moest men beproeven wat God behaaglijk is. Men kon dan tot verschillende ethiek komen. Maar: beiden dankten God!
Ds. Velema merkt op dat de brochure tot situatie-ethiek leidt. De vaste norm is losgelaten. Als je de belijdenis een samenvattend moment noemt, doe je de belijdenis tekort.
Prof. Van 't Spijker wijst erop dat onze kerken vanouds een bepaalde piëtistische inslag hebben gehad en daarom altijd politieke watervrees hebben gekend. Nu vervallen we in het andere uiterste van het politieke evangelie. Die keuze wordt ons opgedrongen. De essentie van Zondag 7 HC kan dan verloren gaan. Ds. Van de Klis: Laten wij niet te simpel denken dat wij altijd precies weten wat Gods gebod inhoudt. We moeten daarover samen nadenken. Het isolement zoeken is geen oplossing.
Ds. Klomp wijst erop dat we fijngevoeligheid moeten ontwikkelen om te onderscheiden waarop het aankomt. We moeten niet tegen de dingen zijn, maar voor datgene wat positief is. Laten we niet in onze eigen circuits uit elkaar groeien, maar met elkaar gaan praten. Begin met elkaar te respecteren en verketter elkaar niet.
De voorzitter merkt op dat ook christenen met casuïstiek te maken hebben. De gemeente leeft nu eenmaal in de wereld. Ds. Born stelt dat we het gebod voluit moeten onderschrijven en „scherpelijck predicken". Maar dat neemt niet weg dat traditionele gehoorzaamheidsgestalten voor discussie vatbaar zijn.
Nog enkele vragen worden behandeld: Wordt de objectieve redenering in het referaat van ds. Born nog wel subjectief aangetroffen en beleefd in de prediking?
Wordt b.v. de verkiezing door de Vader nog verkondigd? Ds. Born: steil en diep afhankelijk van de Here moet de essentie van de verkondiging blijven. Ds. Velema meent dat deze vraag toch wel reëel de situatie aanduidt. In de hedendaagse prediking ontbreken wezenlijke elementen. Hoe lang kun je haren uit een paardestaart trekken en toch nog van een paardestaart spreken? Br. Koole wijst op de brochure van de Calvijnkring over de rechte prediking. De bespreking daarvan wijst uit dat er verschraling ter rechter- en ter linkerzijde is.
Ds. Velema gaat nog in op de onderwijsvraag. Interkerkelijke scholen kunnen gewetensconflicten veroorzaken. Soms zal men van school moeten veranderen.
Vasthouden aan de oude belijdenis kan zeer actueel zijn, wat niet betekent dat hij een tijdloze prediking voorstaat. Prof. Van 't Spijker pleit ervoor niet de Calvijnkring of de Amersfoortse kring op te heffen, maar wel te komen tot een bredere en meer open opzet.
De komische noot ontbrak tenslotte niet in de gevoerde discussie. Zo wees de voorzitter een broeder die ds. Born nog nooit had horen preken er fijntjes op dat het dan in diens vacante gemeente geen probleem moest zijn deze predikant eens uit te nodigen. Maar zo gemakkelijk worden circuits niet doorbroken.
In zijn beschouwing over onze a-politieke instelling maakte prof. Van 't Spijker wel een zeer nadrukkelijke uitzondering voor een van de inleiders. En misschien wel tragi-komisch was de anonieme vraag waarom op deze ambtsdragersconferentie ook dames gesignaleerd werden. Niet dat de vraagsteller er iets mee bedoelde, maar toch. De voorzitter reageerde niet onverdienstelijk in drie punten: er zijn mannen die geen dag zonder hun vrouw kunnen, gelukkig zijn ook dames geïnteresseerd in ons kerkelijk leven, de conferentie heeft een open karakter, m.a.w. ze zijn van harte welkom. Waarvan akte.
We lazen nog 1 Thess. 5. Ds. Bilkes ging voor in dankgebed. De collecte was voor de Ger. Kerken in Frankrijk, waar ds. Boersma over schreef. Vorig jaar zat ik naast een boer die 80 km reisde om een maal per veertien dagen een dienst bij te wonen.
Hoeveel kerken en hoeveel twistpunten zouden wij onder die omstandigheden overhouden? Met het zingen van ps. 89 besloten we deze boeiende conferentie.

Een impressie
Dat was wat de redactie van dit blad mij gevraagd had. Maar zo'n persoonlijke indruk is zo weinig voor anderen herkenbaar en krijgt al gauw een subjectief karakter. Vandaar eerst het uitgebreide verslag, opdat ieder zelf kan oordelen.
Toch een paar persoonlijke opmerkingen ter afsluiting. De hele kerkgeschiedenis wordt gekenmerkt door strijd tussen rekkelijken en preciesen. In onze kerken is dat niet anders, al gebruiken we er andere termen. De eersten verwijten de laatsten dat ze met oogkleppen oplopen en omgekeerd wordt er gedacht dat alles er maar bij door kan. Zo was het die zaterdag gelukkig niet helemaal.
Zeker, ds. Velema trok ferm de rechte lijnen, verwoordde bekende klanken en duldde geen afwijking.
In de discussie toonde hij zich milder dan in het betrekkelijk geharnaste betoog.
Zo zwakte hij de stelling: alles wat gereformeerd is, is schriftuurlijk en omgekeerd, later toch wel wat af. Er had wat mij betreft meer warmte in door mogen klinken, meer bewogenheid over de brandende vragen van deze tijd. Bleef de wagen toch niet stil staan toen bij herhaling uit de zaal gevraagd werd naar de wereld van compromissen waar ook een christen mee geconfronteerd wordt? Bleef toch niet de indruk bestaan dat in onze belijdenis voor eens en altijd een antwoord is gegeven ook op de vragen van 1986? Kreeg het gereformeerd zijn toch niet meer accent dan het gereformeerd worden?
Ds. Born trachtte te nuanceren en te vertalen naar deze tijd. Dat brengt mee dat het verhaal dan aarzelender, tastend en zoekend wordt. Mogelijk was zijn referaat toch wat defensief. Er moest immers eerst nog eens beklemtoond worden dat men wel degelijk gereformeerd wil zijn, dat er geen verschil is waar het gaat om de basis.
Maar daardoor bleef toch de uitwerking van de vraag: hoe ga je nu om met het gebod in deze tijd? wat in het vage. Er had toch meer gezegd kunnen worden over het onderscheid tussen het gebod en oude gehoorzaamheidsgestalten of traditionele gedragspatronen. En de vraag welke ruimte er binnen de grenzen van Schrift en belijdenis binnen onze kerken nu wel of niet mag zijn, bleef ook deze keer onbeantwoord.
Het is ook niet redelijk van de inleiders of het forum te verwachten dat die vraag wel volledig beantwoord zou worden. Maar toch kon ik me niet aan het gevoel onttrekken dat velen met die vraag naar de conferentie waren gekomen.
Het was een moedige beslissing van het comité dit onderwerp aan de orde te stellen. Niet als eindpunt van de discussie, maar als een begin. Er liggen diepe verschillen van inzicht. Dat is niet erg, zolang ze maar aanspreekbaar zijn. Dat dreigde steeds minder het geval te worden. In dat opzicht heeft de conferentie mogelijk iets bijgedragen aan de doorbreking van circuits.
De sfeer van de discussie was bemoedigend. Ben ik te optimistisch als ik meende te proeven dat er in ieder geval een behoefte was elkaar met begrip tegemoet te treden, elkaar te blijven zien als broeders en zusters, elkaar niet te verketteren?
Als ik het goed geproefd heb, zullen we er toch niet aan ontkomen met elkaar door te praten over begrippen als situatie-ethiek, casuïstiek, individuele verantwoordelijkheid in diverse maatschappelijke verbanden. Niet met de bedoeling elkaar uit te sluiten, maar om elkaar in te sluiten.
Als deze conferentie geen einde is, maar een nieuw begin, zou alleen dat al reden kunnen zijn tot dankbaarheid.

Pijnacker, H.J. van Maanen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's

Wat is gereformeerd?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's