Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onder miljoenen . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder miljoenen . . .

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heeft God onder miljoenen mij werkelijk in het oog?
Wie nadenkt over en zoekt naar oorzaken van kerkverlating en geloofsafval, wie vrienden, collega's of kennissen op daartoe geschikte momenten aftast op hun aanspreekbaarheid voor het Evangelie, doet dikwijls de indruk en de ervaring op dat de mens van hu met deze vraag niet meer uit de voeten kan. Een God die mij persoonlijk in het oog heeft, die in alle sferen van mijn kleine bestaan aan mijn leven richting en stuur geeft, aan wie niets ontgaat en buiten wie niets omgaat, die goede en verkeerde dingen van de miljarden van alle eeuwen per individu registreert, om er in een gericht aan het einde van de menselijke geschiedenis op terug te komen, het is een gedachte die in het levensgevoel van de mens van nu niet meer past. De werkelijkheidservaring heeft die gedachte uit het levensgevoel van veel mensen verdrongen. De enkeling object van Gods aandacht en zorg? Ondenkbaar, zeggen ongelovigen als je over deze dingen met ze spreekt, een naïeve illusie, die door de gang der dingen in de wereld weersproken wordt.
Dodelijk gas uit een met water gevulde vulkaankrater ontneemt in Kameroen in enkele minuten tijds honderden omwonenden het leven; bij een scheepsbotsing in de Zwarte Zee vinden 250 opvarenden van een cruiseschip hun graf op de bodem van de zee; bijna alle in gebed verenigde joden in een Turkse synagoge worden door Palestijnse terroristen op gruwelijke manier vermoord; éénzelfde lot treft meer dan twintig mensen aan boord van een vliegtuig op de luchthaven van Karachi; tienduizenden Iraniërs en Irakezen sterven als slachtvee in een zich uitzichtloos voortslepende oorlog tussen beide landen, en in de armste landen van het Afrikaanse continent sterven jaarlijks honderdduizenden kinderen van honger in combinatie met onvoldoende medische verzorging. Omgeven en telkens weer opgeschrikt door zulke gebeurtenissen en ontwikkelingen, kan een mens toch onmogelijk aannemen dat er een God zou zijn, die in dit alles een individueel mensenleven tot in de kleinste details binnen zijn waarneming heeft én dat er in dat leven niets gebeurt buiten zijn wil om.
Is het niet pretentieus van christenen om in tijden van voorspoed, bij het bereiken van mijlpalen in hun leven, bij gunstige wendingen in ziekteprocessen, in tijden van voorspoed in zaken, zo goed als onder moeilijke omstandigheden en negatieve ontwikkelingen in het leven, het erop te houden dat zij, dat hun leven, voorwerp van Gods bijzondere zorg en aandacht is? Hangt alles niet veel meer af van de vraag waar mijn wieg stond, waar ik leef en werk, in welke milieus ik verkeer, hoe mijn ontwikkelingsmogelijkheden zijn, wat ik er zelf in alle sferen van mijn bestaan van weet te maken en hoever de spankracht reikt van mijn durf om de confrontatie met de risico's van dit leven aan te gaan? Speelt in alles het toeval ook geen grote rol? Trouwens, ook in het leven van mensen die het erop houden dat God hen onder miljoenen persoonlijk in het oog heeft en houdt, gebeuren dingen die deze gedachte weerspreken. 't Is maar hoe je het wil zien, zeggen uw buitenkerkelijke collega's en kennissen, maar een persoonlijk God tot wie ik in een persoonlijke relatie sta, bij wie mijn leven van ogenblik tot ogenblik in beeld zou zijn, nee, die gedachte verschaft mij geen zekerheid en rust, zomin als onrust.

Ook de gelovige
Twijfel en onzekerheid over de sturende hand van God in ons leven manifesteren zich niet alleen bij ongelovigen en onkerkelijken. Veel jongeren, die op de rand van geloof en van hun betrokkenheid bij de kerk balanceren, lijden bewust of onbewust ook aan deze twijfel. Wel vanuit een andere instelling, maar ook de gelovige, ook de kerkelijke mens, ook hij of zij die zich in bijbelse zin kind van God mag weten, kan ermee overhoop liggen.
Christenen staan niet buiten het grote wereldgebeuren en ook hen kan, als zij kijken naar het bonte gewriemel en gewemel op deze planeet, naar alle turbulente gebeurtenissen en rampen, naar alle onrecht en vernedering van mensen door mensen, wel eens de wurgende vraag bespringen: hoe moet ik in en achter al deze dingen de hand van God zien en welke zekerheid mag ik hebben dat mijn kleine leventje, met alles wat daarin aan vreugde en verdriet, aan voorspoed en tegenspoed omgaat, bij God bekend is en dat mijn signalen van dank bij voorspoed en mijn schreeuw om bijstand wanneer het tegenzit, inderdaad door Hem worden opgevangen? En treft in deze wereld het kwaad niet evenzeer de goeden als de slechten?

Niet specifiek van deze tijd
Deze vragen zijn niet specifiek van deze tijd. De mens van alle eeuwen heeft ermee omgetobd. In verschillende toonaarden komen we ze ook tegen in het boek Prediker. Ook Prediker heeft met de Godsvraag geworsteld, in pogingen Gods leiding in het mensenleven en in het grote wereldgebeuren aan te duiden, in het zoeken naar verklaringen voor de ongerijmdheden die dit aardse leven te zien geeft. Nadenkend over de relatie tussen God en mensen zei Prediker bij zichzelf; „Wat de mensenkinderen betreft, God wil hen schiften en laten zien, dat zij eigenlijk dieren zijn. Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, éénzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren, want alles is ijdelheid, alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof".
Mijmerend over de ondoorgrondelijkheid van het Godsbestuur legde Prediker vast: „Eveneens zag ik, hoe goddelozen begraven werden en (de rust) ingingen, terwijl zij die recht gehandeld hadden, van de heilige plaatsen moesten weggaan en in de stad vergeten werden" en „er zijn rechtvaardigen, wie het gaat naar de verdienste der goddelozen en er zijn goddelozen, wie het gaat naar de verdienste der rechtvaardigen". Constaterend dat alle mensen éénzelfde lot treft, tekende Prediker op: „Alles is gelijk voor allen, éénzelfde lot treft de rechtvaardige en de goddeloze, de goede en de reine, als ook de onreine; hem die offert en hem die niet offert; het gaat de goede evenals de zondaar, hem die zweert, als hem die de eed niet zweert".
Maar Prediker heeft méér gezegd. Hij tekende ook dingen op die ons in deze turbulente tijd tot troost en bemoediging mogen zijn.
„Voorzeker, dit alles nam ik ter harte en dit alles onderzocht ik: dat de rechtvaardigen en de wijzen met hun werken in Gods hand zijn, zowel liefde als haat". Op de woorden „Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen, daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft" volgt: „Nochtans weet ik, dat het de Godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen".
En niet alleen Prediker, maar het Woord van God bevat veel meer plaatsen waar de gelovige christen bevestigd vindt dat hij of zij in het bonte gewoel op deze aarde, in situaties van dreiging en geweld, van gezondheid en ziekte, niet aan Gods aandacht ontsnapt.
„De Here woont in Zijn heilig paleis, de Here heeft in de hemel Zijn troon; Zijn ogen slaan gade, Zijn blikken doorvorsen de mensenkinderen" (ps. 11:4). Hoe bemoedigend is ook psalm 34:16 „De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen en Zijn oren tot hun hulpgeroep". Verderop in deze psalm staat wel dat de rampen van de rechtvaardige talrijk kunnen zijn, „maar uit die alle redt hem de Here", volgt erop. Te wijzen valt ook op psalm 37:17a en 18 „maar de Here schraagt de rechtvaardigen. De Here kent de dagen der vromen en hun erfdeel zal voor altijd bestaan". En in diezelfde psalm zegt de dichter: „Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar - een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien..."

Slechts te geloven en te ondervinden
Als het ons in deze wereld wel eens angstig om het hart wordt, mogen we ons aan woorden als deze en aan nog veel meer andere, vastklampen en optrekken. We kunnen het niet op formule brengen; het is niet met tastbare bewijzen hard te maken; het is slechts te geloven en te ondervinden in de vertrouwelijke omgang die de Here door zijn Woord en Geest met ons wil onderhouden. Wie deze omgang mogen kennen hebben geen garantie dat hun leven vrij van tegenslag zal blijven. Ernstige ziekten kunnen ook hun deel worden. Ook zij kunnen het slachtoffer van geweldpleging worden. Ongelukken op de weg kunnen ook hen treffen. Tegenspoed in zaken treft ook christenen. Maar in dat alles mogen zij weten van een God bij wie men mag schuilen.

Ouderwets
Het geloof in een persoonlijk God die, als we dat zo mogen zeggen, tot al zijn schepselen in een levende en emotionele en tot zijn kinderen in Jezus Christus in een bijzondere relatie staat, is ouderwets aan het worden. In een combinatie van modern levensgevoel en moderne theologie wordt dat geloof bij stukjes en beetjes als fundament onder het leven van velen weggegraven. Over het wie, wat, waar en hoe van God, wordt in discussies veelal op zwevende, versluierende wijze en in omstandige termen gesproken. Om het eigenlijke wordt vaak heen gedraaid met woorden, die niet ten volle ontkenning maar ook geen erkenning inhouden en die luisteraars en kijkers vaak met wezenlijke vragen en teleurgesteld achterlaten. Opmerkelijk is hoevelen onder de intelligentsia in christelijke kringen, het een genante zaak vinden om nog ronduit voor hun geloof in een persoonlijk God uit te komen. Het staat modern om vragen over het persoonlijk geloof in algemene en vooral relativerende termen te beantwoorden, in elk geval in termen die elke gedachte aan of affiniteit met de „primitieve" geloofsopvattingen van het voorgeslacht uitsluiten. Men hoort vaak spreken over de waarden van het Evangelie, die waard zijn in alle sferen van ons bestaan uitgangspunt voor ons doen en laten te zijn, maar dan wel ontkoppeld van de gedachte dat we in dat alles met een persoonlijk God te maken zouden hebben.
Zullen wij op dit punt maar ouderwets blijven en het voor zeker houden dat God ons leven van stap tot stap leidt en dat wij zelfs in Zijn liefde geborgen blijven als we straks in het stof der tijden verdwenen zullen zijn?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1986

De Wekker | 8 Pagina's

Onder miljoenen . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1986

De Wekker | 8 Pagina's