Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode 1986 in de Hofstad (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode 1986 in de Hofstad (VI)

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zorg voor en om de jeugd
Op de laatste vergaderavond van deze week (donderdagavond, want op vrijdag vergadert de synode niet 's-avonds) zijn er opvallend veel jongeren onder de belangstellenden. Zij worden door de praeses hartelijk welkom geheten. We zijn het gewoon, zegt ds. J.H. Velema dat er een groot aantal jongeren aanwezig is wanneer het rapport van deputaten voor contact met de kerkjeugd wordt behandeld. Drie zaken zijn het - naast vele andere -, die deputaten in de afgelopen jaren bijzonder hebben bezig gehouden.
Allereerst „het gescheiden optrekken in kerkelijk jeugdland".
Deputaten kregen de laatste jaren te maken met een zich buiten de CGJO organiserend jeugdwerk. Hoe verdrietig deze situatie op zichzelf ook is, de deputaten meenden - overeenkomstig hun instructie - ook het jeugdwerk buiten de CGJO te moeten steunen.
Al zijn de breuken niet geheeld het heeft toch dit positieve resultaat gehad dat vele jeugdverenigingen hun kerkeraden verzocht hebben weer voor het jeugdwerk te collecteren, wat ook is gebeurd.
De bezwaren die er zijn tegen het werk van de CGJO werden doorgesproken evenals met de CGJO de vraag werd doorgesproken of zij in hun presentatie duidelijk genoeg hebben laten doorkomen dat ze niet uitgaan van een idealistische gemeentebeschouwing.
De tweede reden van zorg voor deputaten was de moeite die men heeft de studerende jeugd te betrekken bij de zaken van kerk en geloof.
Velen laten het afweten.
Dat geldt ook - en dat is de derde reden van zorg - veel jongeren in het algemeen. Met het oog op de kortgeleden gehouden jeugdouderlingenconferentie is aan alle kerkeraden een enquêteformulier gezonden om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in betr. tot het onderwerp „kerkvervreemding/kerkverlating".
Hoewel de enquête aanvankelijk niet bestemd was voor een nader onderzoek maakten dep. gebruik van de mogelijkheid die hun werd geboden om met de verkregen informatie een onderzoek naar de oorzaken in te doen stellen.
De onderzoeksresultaten zijn de synodeleden in een bijlage ter hand gesteld.
De resultaten van het onderzoek zijn allerminst bevredigend en deputaten zouden graag dit onderzoek willen afronden om een beter inzicht te verkrijgen in de oorzaken van de kerkvervreemding.
Deputaten vragen de synode ook toestemming te trachten te komen tot de aanstelling van een studentenwerker. Deze zou een parttime functie moeten krijgen. Mogelijkheden voor combinatie met andere arbeid worden genoemd in een brief aan deputaten van de Werkgroep Contact Studerenden, de W.C.S.
Uit het commissierapport valt op te maken dat de commissieleden het van belang achten dat deputaten een „platvorm" vormen waarop de CGJO en de nieuwe landelijke commissie van jeugdcontacten van de Chr. Geref. Kerken elkaar kunnen ontmoeten. De commissie ziet mogelijkheden voor deputaten een „brugfunktie" te vervullen.
T.a.v. de studentenwerker ziet de comm. allerlei problemen.
Zo iemand zou niet alleen in de universiteitssteden moeten werken maar ook onder hen, die b.v. een H.B.O. opleiding volgen.
Is het niet beter de plaatselijke zorg voor de studerenden te intensiveren? Is het niet beter dat de synode een besluit omtrent een studentenwerker pas neemt wanneer deputaten hun oordeelsvorming daarover hebben afgerond?
Vele synodeleden nemen deel aan de bespreking van het rapport.
Allen delen de zorg voor de jeugd, al zien niet allen de oorzaken op gelijke wijze.
Zonder ook maar enigszins volledig te zijn geven we enkele (fragmenten van) vragen door: „Is de presentatie van de CGJO wel in overeenstemming met het door hen beleden uitgangspunt?"
„Is het verschil tussen beide jeugdorganisaties alleen een verschil van vorm of zijn er dieperliggende oorzaken?"
„Denken deputaten als zij spreken over de studerende jeugd ook aan andere alleenwonende jongeren, die evengoed extra zorg en aandacht nodig hebben?"
Een predikant uit een universiteitsstad zegt: Het werk onder de studerenden is erg moeilijk. Ook voor de broeders ouderlingen, die zich speciaal daarmee belast hebben. Studenten zijn niet makkelijk te bereiken, letterlijk en figuurlijk niet. Anderzijds zijn er ook die trouw meeleven en d.m.v. gespreksgroepen e.d. ook wat voor anderen trachten te zijn.
Sommige broeders zien niet veel heil in het voortzetten van het onderzoek omdat de eigenlijke oorzaken toch niet te achterhalen zijn.
De rapporteur, ds. D. Quant is daarentegen van mening dat het jammer zou zijn halverwege met dit onderzoek te stoppen.
Het is waar, dat de socioloog zijn grenzen moet kennen. Dat wordt ook in de voor ons liggende bijlage (de resultaten van het onderzoek) duidelijk zo gesteld. Maar voortzetten van het onderzoek kan toch betekenen dat er zaken naar boven komen, die voor deputaten, maar ook voor kerkeraden en predikanten van grote betekenis zijn.
De voorzitter van deputaten ds. K. Boersma zet nog eens (hoe vaak zou hij dat al niet gedaan hebben?) uiteen, dat de verhouding van deputaten tot de CGJO een andere is als die van andere deputaten tot eventuele werkers in hun dienst.
De CGJO is een vrije organisatie, aldus de voorzitter. Wij kunnen ze niets opleggen, hoogstens adviseren. En dat moet soms nog wel op een omzichtige wijze gebeuren. Bovendien moet de CGJO als gesubsidieerde jeugdorganisatie aan bepaalde voorwaarden betreffende het jeugdwerk voldoen.
Uiteraard is ook het CGJO evenals wij allen gebonden aan Schrift en Belijdenis.
Hij is dankbaar voor de zorg om onze jeugd die uit alle opmerkingen en vragen bleek.
Die zorg moet er ook zijn. De situatie is benauwend. En hoewel ik dat al wist, aldus ds. Boersma, deden de resultaten van het onderzoek me schrikken. Ik pleit er dan ook voor dat onderzoek voort te zetten.
In betr. tot minder positieve geluiden uit de vergadering aangaande de W.C.S., zei hij: We moeten er rekening mee houden, dat de studenten voor moeilijke vragen komen te staan en die vanuit hun leef- en denkwereld trachten te benaderen en bespreken.
We hebben opzettelijk een uitgebreid verslag van deze bespreking gegeven opdat de lezers zullen weten, dat er op de synode veel aandacht was voor het werk voor de jeugd.
Hoewel ook hier niet allen gelijk dachten over de achtergronden van de problemen, er was een duidelijke zorg voor onze jeugd merkbaar. Voor het sluiten van deze zitting liet de praeses enkele verzen van ps. 105 zingen. De psalm die zo duidelijk spreekt van de onwankelbaarheid van Gods verbond. Zoeken wij met onze kinderen de kracht en de zekerheid van dat verbond te kennen.
Tenslotte geven we u nog de letterlijke besluiten die de synode aan het eind van de vergadering genomen heeft.
1. deputaten dank te zeggen voor de verrichte arbeid:
(de commissie had een uitgebreide formulering voorgesteld, waarin gesproken werd van grote waardering voor een werk onder vaak moeizame omstandigheden verricht; we waren het met de voorzitter eens, dat je geen cijfers kunt gaan geven aan de verschillende deputaatschappen en dus de gebruikelijke formulering moest worden aangenomen. Het geeft intussen wel weer hoe over het werk van deputaten werd gedacht; dat is wel eens anders geweest.)
2. opnieuw deputaten te benoemen
3. deputaten op te dragen:
a. voort te gaan met het geestelijk en financieel steunen van het geheel van het jeugdwerk naar analogie van art. 6 van hun instructie;
b. te bevorderen dat de CGJO en de landelijke commissie van jeugdcontacten der Chr. Ger. Kerken met elkaar in gesprek gaan teneinde onderlinge verwijdering tegen te gaan of zelfs - waar mogelijk - weg te nemen en daarbij zelf een brugfunctie te vervullen;
c. het onderzoek naar leef- en denkwereld van de jeugd van onze Kerken voort te zetten en toe te spitsen en de resultaten daarvan aan de komende synode voor te leggen.

Vrijdagmorgen 19 sept.
We zongen een tweetal verzen uit het loflied: ps. 98.
Was het in verband met het agendapunt dat handelde over „het lied"? Hoe het ook zij, er was een aantal bezwaarschriften binnengekomen tegen de door de synode van 1983 genomen beslissing aangaande het zingen van liederen, die wel schriftuurlijk, maar niet rechtstreeks berijmde Schriftgedeelten zijn.
Wie de besluiten van de synode (die intussen nog niet genomen zijn) aangaande deze netelige kwestie wil kunnen begrijpen, zal ook iets van de voorgeschiedenis moeten weten.
Nu is het ondoenlijk de lange overwegingen en besluiten omtrent deze zaak zowel van de synode van 1980 als van die van 1983 onverkort weer te geven.
Wie ze precies weten wil kan ze nalezen in de Acta.
Daar komt nog bij dat bij het schrijven van dit gedeelte van het verslag het nog volkomen onduidelijk is, welk besluit de synode uiteindelijk zal nemen t.a.v. de bezwaarschriften. Evenmin is het voorspelbaar wanneer u dit vervolg van het verslag zult lezen. Daarom neem ik de vrijheid u nu alleen mede te delen, dat er 18 bezwaarschriften binnengekomen waren, waarvan sommige van vele pagina's lang, waarover de synodale commissie zich had te buigen.
Verschillende sprekers waren van mening, dat de commissie niet grondig genoeg op de ingebrachte bezwaren was ingegaan (afgezien van de vraag, hoe men over die bezwaren dacht.)
Dit was wel de voornaamste reden dat de zaak naar de commissie werd teruggewezen. T.z.t. hoop ik u er meer van te laten lezen.
Wie na 50 jaar nog eens precies zou willen weten hoe zich dit alles heeft toegedragen zal in het kerkelijk archief moeten duiken. En . . . uiteraard niet alleen hiervoor.
Daarom is het van groot belang, dat de kerkelijke archieven goed en deskundig bewaard blijven. Daarom zijn er speciale deputaten kerkelijke archieven en twee archivarissen, die er zorg voor dragen dat alle kerkelijke en semi-kerkelijke stukken zo veilig, maar ook zo overzichtelijk mogelijk bewaard blijven.
Het is echter heel moeilijk een veilige archiefruimte te vinden. Nu heeft zich de mogelijkheid voorgedaan het gehele archief in bewaring te geven bij het Rijksarchief.
De synode besloot daartoe op voorstel van deputaten; eveneens werd besloten voor de opbouw van een nieuw archief (men kan uiteraard niet met elk notulenboek naar het Rijksarchief gaan) gebruik te blijven maken van de archiefruimte te Rotterdam of elders naar iets beters te zoeken.
De voorstellen van deputaten werden vrijwel zonder discussie aangenomen (behalve een voorstel om de instructies voor het K.A.B, en de „archiefdeputaten" met elkaar in overeenstemming te brengen; dat zal later bekeken worden).
De gehele behandeling duurde nauwelijks een kwartier; de synode was weer éénstemmig . . .
Dat was ook het geval bij de behandeling van een rapport van de commissie tot bestudering van het vraagstuk van levensonderhoud van afgezette predikanten.
Op de Emeritikas kan dan geen beroep worden gedaan aangezien de uitkeringen van die kas alleen bestemd zijn voor hen die levenslang als predikant aan onze kerken verbonden blijven. De vraag blijft echter of de kerken in het geval van een afgezette predikant geen diaconale verplichtingen hebben tegenover hem en zijn gezin.
Over die vraag hebben de leden van bovengenoemde commissie zich gebogen en kwamen nu met een 16 pagina's tellend rapport op de synode.
Heel kort samengevat is de conclusie dat die verplichting er wel is. De gemeente, de classis en de kas onderlinge bijstand nemen samen die uitkering voor hun rekening.
Hoe groot die zal zijn hangt van verschillende omstandigheden af. De periode, waarover uitgekeerd wordt is maximaal 3 jaar (voor predikanten van 55 tot 64 jaar) en minimaal één jaar (voor predikanten van 25 tot en met 44 jaar).
De hoogte van de uitkering zal ongeveer ƒ 10.000,- per jaar zijn, althans indien de afgezette predikant geen eigen inkomsten heeft, indien ze lager zijn dan het genoemde bedrag zullen ze daarop in mindering worden gebracht.
De synode gaat hiermee accoord.
Er ligt echter nog een, daarmee wel samenhangende, maar wezenlijk toch iets andere vraag.
De P.S. v.h. Noorden heeft nl. een instructie ingediend, waarin de P.S. aan de G.S. vraagt de inhoud en de omvang vast te stellen van de verplichtingen die een gemeente heeft t.a.v. een losgemaakte dienaar des Woords. Losmaking is geen tuchtmaatregel.
In art. 11 sub 4 van de K.O. staat dat de financiële verplichting der gemeente ten opzichte van de losgemaakte dienaar door kerkeraad en classis moet worden geregeld.
De P.S. vraagt nu a.h.w. richtlijnen voor die regeling.
De commissie, die zich over deze zaak heeft gebogen is in de eerste plaats van mening dat de P.S. zelf niet met voorstellen is gekomen, die de synode dan goed- of afkeuren kan. (Dat zou beter geweest zijn). Bovendien is de commissie van de gedachte uitgegaan, dat een eenmalig probleem nog geen synodale regeling nodig maakt en die regeling aan de instanties die daarvoor aangewezen zijn (kerkeraad en classis) moet worden overgelaten. Die zouden dan eventueel van de richtlijnen die nu aangenomen zijn voor afgezette predikanten gebruik kunnen maken.
De synode besluit de instructie van de P.S. van het Noorden - overeenkomstig het advies van de commissie - niet te aanvaarden.
Voor de broodmaaltijd heeft de synode zich ook nog te buigen over het rapport van deputaten voor
de geestelijke verzorging
van de varenden

De praeses had de vorige dag al aangekondigd dat de varenden vrijdagmorgen de Spaarwaterstraat zouden binnenvaren. De voorzitter die deze dagen kennelijk in scheepstermen denkt had zich wel wat in het uur van aankomst vergist, maar dat lag denkelijk meer aan de vaart van de synode dan aan die van deputaten.
Uit het rapport van de desbetreffende deputaten blijkt, dat ze zich met vaart gekweten hebben van hun taak.
De ledenadministratie is opnieuw herzien, het werkrapport van de predikant voor de varenden is elke vergadering een agendapunt.
Ds. H. Wubs legt en onderhoudt contact met schippers en zeevarenden, al blijkt vooral dat laatste niet steeds even gemakkelijk.
Een voorstel van de kerkeraad van Zwolle om - naast - ds. Wubs een part-time predikant voor het werk op de internaten in te zetten werd door deputaten als niet haalbaar afgewezen.
Contactdagen worden gehouden, eens per kwartaal wordt door ons een kerkdienst verzorgd in Mannheim, waar dan ook schippers worden bezocht.
In de bespreking houdt één van de afgevaardigden van de P.S. van het Noorden een vurig betoog, waarin hij de zorgelijke situatie op de zgn. christelijke internaten schetst, maar ook de mogelijkheden die hij ziet voor de kerken van daar uit relaties met de kinderen van schippers en hun ouders op te bouwen.
Er moet volgens hem meer aandacht zijn van deputaten voor het gehele land, met name voor het Noorden.
De oud-quaestor, die nog steeds geen getal aan zijn aandacht laat ontglippen vindt het bedrag dat de schippers zelf voor hun eigen predikant bijeen brengen maar aan de lage kant. De tweede voorzitter van deputaten, ds. M. Vlietstra, gaat in op de gemaakte opmerkingen.
De mobiliteit van de schippers maakt vlg. ds. Vlietstra dat het werk moeilijk blijft. Ds. Wubs kan niet overal tegelijk zijn en concentreert - zonder de rest van het land te vergeten - zijn arbeid op Rotterdam waar veel schepen komen en soms lang blijven liggen.
Wat de penningen betreft merkt hij op dat de schippers dikwijls ook bijdragen aan de gemeente, waar ze staan ingeschreven.
De handelingen van deputaten worden goedgekeurd.
Even luchten
De praeses deelt ons mede, dat we - hoewel het nog een kwartier duurt voor de broodmaaltijd begint - toch al naar buiten mogen. Eén van de afgevaardigden had tegen hem geklaagd dat gevangenen het nog beter hebben dan synodeleden; die (gevangenen) worden tenminste nog gelucht. Die klacht bracht hem er toe de teugels te laten vieren.

Geestelijke verzorging militairen
Aan de orde is nu het rapport van deputaten G.V.M.
Deze arbeid is volgens deputaten boeiend, moeilijk en noodzakelijk. Er zijn niet makkelijk predikanten te „porren" voor dit werk.
Van de vorige synode kregen deputaten opdracht zich te bezinnen op de moderne bewapeningsproblematiek.
Het resultaat van deze bezinning wordt als bijlage bij het rapport aan de synode aangeboden.
Aan de aanwezige deputaten, ds. A. Hilbers en L. Kol. b.d. A.C. Floor worden verscheidene vragen gesteld:
Is de arbeid van de legerpredikanten dikwijls niet meer sociaal werk dan geestelijke verzorging? Is het waar dat de kwaliteit van de geestelijke verzorging de laatste tijd toeneemt? (zoals gesteld in het rapport). Zijn er criteria voor toewijzing van legerpredikantsplaatsen aan onze kerken?
Is het zo - zoals de commissie stelt - dat deputaten de opdracht van de vorige synode om de visie van de a.s. legerpredikanten op de plaats en de betekenis van de krijgsmacht in ons staatsbestel grondig na te trekken - hebben verwerkt?
In een kort antwoord zegt rapporteur ds. Quant, dat de commissie nota heeft genomen van de zorgvuldigheid waarmee het laatstgevraagde door deputaten wordt nagekomen.
In een vlot en boeiend betoog vertelt deputaat Floor een en ander van de huidige situatie.
Werken in een modern en mobiel bedrijf als de landmacht vandaag is, is inderdaad moeilijk. De kwaliteit van de geestelijke verzorging is de laatste jaren inderdaad aanmerkelijk verbeterd en in de „introductieperiode" worden de legerpredikanten uitvoerig ingelicht hoe zij pastoraal kunnen functioneren. Zij worden begeleid en 2 x per jaar door deputaten bezocht.
Daarna wordt in bespreking gegeven het resultaat van de bezinning van deputaten aangaande de moderne bewapeningsproblematiek. De commissie stelt voor het stuk te aanvaarden als handleiding voor het voortgaand gesprek tussen deputaten onderling en voor het gesprek met legerpredikanten en aanstaande legerpredikanten.
Dit zonder uit te spreken dat dit stuk de mening van de synode weergeeft. Aldus wordt besloten. Sommige broeders vinden het jammer dat zulk een uitnemend stuk werk slechts binnen een beperkte kring blijft. Het antwoord is: publicatie is niet verboden, maar niet als officieel synodestuk. Men wil voorkomen zelfs maar de indruk te wekken dat de synode politieke uitspraken heeft gedaan.
Aan ds. Hilbers, die dit deputaatschap gaat verlaten wordt dank gebracht voor de arbeid, meer dan 20 jaar voor de geestelijke verzorging van de militairen verricht.
Wij blijven nog even bij militaire zaken.
Ter tafel ligt namelijk een brief van de kerkeraad van Amersfoort, die bezwaar maakt tegen het besluit van de G.S. '83 (art. 150) om de visie van aanstaande legerpredikanten op de krijgsmacht (zie boven) na te trekken.
Amersfoort vreest dat daardoor de vrijheid van de Evangelieverkondiging zou kunnen worden ingeperkt.
De commissie stelt voor Amersfoort te antwoorden, dat instemming met de doelstelling van de krijgsmacht van de legerpredikant vanzelfsprekend mag worden geacht; dat deze instemming niet betekent dat de legerpredikant het (kort gezegd) bij voorbaat met alles eens is en dat het recht van de vrijheid van Evangelieverkondiging voor de dienaar des Woords zo evident is, dat deze boven alle twijfel verheven is; dat de vrees van Amersfoort ongegrond is en dat daarom aan het verzoek tot revisie van bedoeld besluit niet kan worden voldaan.
De synode is het volledig met de commissie eens en zodoende wordt dit voorstel een besluit.
Na dit verzoek tot revisie wordt nog een enkel appél-schrijven behandeld. Weliswaar formeel niet in comité, maar waarvan verslag in ons blad niet direct noodzakelijk en ook niet zozeer gewenst is.
Nu is de synode door alle behandelbare stukken, d.w.z. de stukken die niet meer in handen van bepaalde commissies zijn ter (verdere) bespreking heen.
En uw verslaggever door zijn aantekeningen. Maar er zullen ongetwijfeld nieuwe komen wanneer de synode t.z.t. weer bijeenkomt.
We zingen samen nog ps. 32:4 en 6. De hoogleraar in de kerkgeschiedenis begeleidt ons op het orgel. Zondag zal hij 60 jaar zijn en 36 jaren daarvan is hij predikant.
Wellicht komen hem de vele kerkelijke vergaderingen, die hij meegemaakt en de vele andere waarover hij las voor de geest. Wanneer hij met ons dankt, bidt hij dat wel ook allen het begin van deze psalm mogen kennen en telkens weer geloven: Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven . . .
We gaan naar huis. Voor de adviseur, ds. De Groot, van de synode een paar stappen, voor sommigen een rit van een paar honderd kilometer en we hopen elkaar op 6 oktober weer te zien.

P.N.R.


Dinsdag 7 oktober 1986
Het westelijk deel van ons land is een file-gevoelig deel. De leden van de Synode die uit het noorden en oosten kwamen zullen dan ook met vreugde geconstateerd hebben dat de A 12 een aanzienlijke verbreding had ondergaan; en dat zelfs vóór de geplande datum in november, die nog op de borden langs de weg af te lezen was. Nu zal deze vervroegde openstelling wel geen gebaar vanuit het Ministerie van Verkeer en Waterstaat geweest zijn naar de Synode; al eerder was de Synode er op gewezen dat zij verzuimd had de Overheid in kennis te stellen van haar te houden zittingen, hetgeen zij nog steeds verplicht is. Hoe het ook zij, alle leden waren stipt op tijd aanwezig toen om 10 uur de praeses de hamer liet vallen.
We zongen Psalm 133, lazen Ef. 3:14-21 en baden om Gods zegen. Bij de presentie moest o.a. geconstateerd worden dat ds. P. N. Ribbers wegens een bronchitis van zijn dokter huisarrest had gekregen. De Synode moest dus een voorziening treffen voor de verslaggeving in de Wekker. Op welke wijze dat gebeurde, leest u aan het einde van dit artikel.

Toespraken buitenlandse afgevaardigden
Ook in déze zittingsweek waren er buitenlandse gasten. Zij richtten het woord tot de Synode. Allereerst ds. C.A. Schouls, predikant van de Free Reformed Church te Vineland. Hij sprak over de vervreemding die optreedt tussen zijn kerk en de onze, als gevolg van de grote afstand tussen de twee werelddelen, gescheiden van elkaar door de Atl. Oceaan. Men heeft in de FRC grote zorg over de plaats van de (kleine) kerk in de (grote) complexe samenleving. Eigentijdse én eeuwenoude vragen roepen om bezinning. Daarbij neemt men met aandacht - en soms ook met zorg - kennis van wat in ónze kerken verschijnt aan boeken, brochures en brieven. Hij bracht de hartelijke groeten over van de FRC met de wens: houdt u aan het Woord; zoekt elkaar op de basis van Schrift en belijdenis en spreekt op die basis met elkaar. Voorts verzekerde hij de Synode dat het zoeken hunnerzijds van een zendingsterrein in Mexico niet zal betekenen dat daarna de band met het zendingswerk in Zuid-Afrika (ds. M. Rebel is indertijd als zendeling in Zuid-Afrika werkzaam geweest als predikant van de FRC) zal verbroken worden.
De praeses beantwoordde de toespraak, daarbij deze typerend als een reële foto van het kerkelijk leven, zowel van hen als van ons. Hij bemoedigde de kleine kerk door te wijzen op de brief aan Philadelphia.
Wat later op de morgen sprak ds. Schuringa de Synode toe namens de Christian Reformed Church in North America. Deze broeder - die tijdelijk in Kampen woont met zijn gezin om zich te verdiepen in de Ger. homiletiek - verontschuldigde zich allereerst om zijn Engels accent. Hij constateerde tegelijk dat ook Néderlanders hun eigen taal met verschillende accenten spreken. Achtereenvolgens voelden de Friezen, Zeeuwen en Groningers zich aangesproken! Echter: die verschillende accenten, voortkomend uit verschillende situaties zijn toelaatbaar. Zo is het ook met de geloofstaal die wij beiden spreken. Ondanks alle verschillen Is het één taal! Laten we daarom geduldig en voorzichtig zijn; verschillende accenten leiden niet bij voorbaat tot verschillende talen. We moeten elkaar helpen om dat laatste juist te voorkomen. „We hebben u nodig; bidt voor ons!"
Prof. Versteeg haakte op de toon van deze toespraak in door eerst op te merken dat men in Engels-talige landen verschillende „soorten" Engels kent: Oxford-, Amerikaans, Australisch Engels, maar ook het „niet-Engels", dat de Nederlanders spreken . . .! Vervolgens: we voelen ons door de ene geloofstaal, die springlevend is, aan elkaar verbonden.

Deputaten eenheid: buitenland
Het lag voor de hand na deze toespraak dat nu het rapport van de deputaten voor eenheid van gereformeerde belijders, voor zover dat betrekking had op de buitenlandse zaken, besproken zou worden. Voorzitter en secretaris van deputaten waren aanwezig. De discussie ter Synode spitste zich toe met name op de vraag: hoe moeten we als Chr. Ger. Kerken verder met de G.O.S. (ook inderdaad uit te spreken als Ge-Oo-Es) en met name met de deelname van de Ger. Kerken daarin? Al eerder hebt u in de Wekker (in een artikel van ds. Boersma) kunnen lezen van de moeiten die er zijn op allerlei gebied. De G.O.S.-1984 heeft de Ger. Kerken in Nederland gevraagd terug te komen op een door haar ingenomen standpunt t.a.v. de omgang met de homofiele naaste. Daarmee is uiteraard verbonden de opvatting over het gezag van de Heilige Schrift. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Ger. Kerken aan dit verzoek van de G.O.S. niet zullen voldoen.
Op ónze Synode speelde nu de vraag: moeten we - dit nu reeds wetende - op dit moment uitspreken dat het lidmaatschap van de GKN onverenigbaar is geworden met de grondslag van de G.O.S. (indien bovengenoemd standpunt gehandhaafd blijft) óf moeten we wachten op de vergadering die de G.O.S. in 1988 hoopt te houden in Harare om dan - gegeven de situatie - ons te bezinnen en te beslissen? Door deputaten werd tegen deze procedurele kwestie verschillend aangekeken en ook de commissie (rapporteur ds. J. van Dijken) kon niet tot een eensluidend advies komen. Na uitgebreide discussie, waarbij van belang bleek te zijn dat de GKN hun standpunt reeds aan het Interim Committee van de G.O.S. hadden bekend gemaakt, koos de Synode uiteindelijk voor de eerste lijn, daarbij deputaten opdragend deze uitspraak met redenen omkleed ter kennis te brengen aan de Ger. Kerken en aan de andere lidkerken van de G.O.S. en tevens als voorstel in te dienen op de G.O.S. in 1988.
Eén en ander heeft wél tot gevolg dat, indien de Ger. Kerken lid zouden blijven van de G.O.S. na 1988, dit gevolgen zou hebben voor het lidmaatschap van ónze kerken (men lette echter op deze voorzichtige formulering!).

Theologische Hogeschool
Op deze morgen werden ook de zaken rond onze theologische opleiding tot een afronding gebracht. De praeses kon meedelen, dat drs. H.G.L. Peels zijn benoeming tot wetenschappelijk hoofdmedewerker had aanvaard. Per 1 februari zal de benoeming door het curatorium geëffectueerd worden. De Synode nam hier dankbaar kennis van.

Verhouding tot de Ger. Bond
Na de middagmaaltijd (alle lof weer voor de samenstelsters!) kwam de verhouding tot de Ger. Bond (weer) aan de orde. In de vorige zittingsweek had de commissie enkele voorstellen vanuit de Synode meegekregen die ten doel hadden minstens te onderzoeken of deze contacten met een groepering binnen de Ned. Herv. Kerk, die immers van harte de Ger. belijdenis onderschrijft, niet onderhouden zouden kunnen worden. Ds. J. van Dijken ging nu op deze voorstellen in namens de commissie en benadrukte nogmaals dat „deputateneenheid" contacten met kerken dienen te zoeken; zie hun instruktie, vastgelegd in een bijlage in de K.O. in 1980.
Vanuit het deputaatschap benadrukte ds. J. Westerink daarentegen het belang van dit in de verslagperiode gegroeide contact: in de toekomst vloeit er wellicht een kerkelijk contact uit voort. Maar het blijft staan: de Ger. Bond is geen kerk en wil dat principieel ook niet zijn. Uiteindelijk kregen deputaten de opdracht de contacten met de GB op voorlopige wijze voort te zetten en zich tegelijk te bezinnen op de vraag hoe deze contacten binnen het kader van hun instructie dienstbaar kunnen zijn.

Revisieverzoeken t.a.v. het kerkelijk lied
Commissie VIII was gekomen met een nieuw rapport waarin de 18 revisieverzoeken t.a.v. de in 1983 genomen beslissing niet over te gaan tot het zingen uit een eigen gezangenbundel, hoe schriftuurlijk die op zichzelf ook moge zijn. Daarin waren de opmerkingen verwerkt die op een vorige zitting gemaakt waren. Zoals te verwachten was, maakte deze zaak ook nu weer de tongen los. En voor een groot deel lagen de vragen in dezelfde lijn als eerder in deze Synode: is er wel voldoende aandacht aan de argumenten van de revisies verzoekende kerken gegeven? Is het besluit in 1983 wel een logisch gevolg van dat in 1980? Doet de commissie voldoende recht aan de toch vrij scherpe uitspraken van kerkeraden bijv. als gesteld wordt dat men het besluit niet voor vast en bondig kan houden? Heeft - met alle goede intenties van de Synode in 1983 - het besluit indertijd wel de eenheid bevorderd? En ligt de tweespalt in ons kerkelijk leven wel hier in déze kwestie of elders, nl. in de eenheid van het geloof in Christus?
De rapporteur ds. D. Visser stond voor een niet eenvoudige opgave. Namens de commissie benadrukte hij - nogmaals - dat de Schrift geen aanwijzigingen geeft over de inrichting van de eredienst. Het is dus moeilijk vol te houden dat het in 1983 genomen besluit tegen de Schrift ingaat. Voorts kan men lang discussiëren over de vraag of de beslissing van 1983 de eenheid wel diende of dat deze integendeel de kerken verder uit elkaar drijft. Nochtans: de beslissing is tóen zo gevallen en vandaag worden geen werkelijk nieuwe argumenten aangevoerd. En dat is immers beslissend als het over de beoordeling van revisieverzoeken gaat.
In een tweede ronde bleken de standpunten in deze zaak onverminderd tegenover elkaar te staan. In een pre-advies stelde prof. Velema dat het besluit van 1980 niet persé een positieve beslissing t.a.v. een samen te stellen bundel in 1983 inhield; dit in tegenstelling tot wat in de revisieverzoeken hier en daar gelezen en in de discussie thans gehoord wordt.
Uiteindelijk moest de zaak tot een beslissing komen. Evenals in 1983 werd hoofdelijk gestemd. De verzoeken tot revisie werden - bij een stemverhouding 33-19 - verworpen. Daarmee was een einde gekomen, althans op synodaal niveau, aan een jarenlange discussie, bezinning en voorbereiding. De praeses merkte ter afsluiting op: „We zullen de eenheid nog veel dieper moeten beleven dan we tot dusver deden."
Uiteraard werd in de hierop volgende theepauze het gesprek voortgezet. Wellicht mag hier vermeld worden met nadruk dat gesprekken en beraadslagingen immer op broederlijke, plezierige wijze gevoerd werden vanuit de onderlinge aanvaarding in Christus.

D. Quant

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1986

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode 1986 in de Hofstad (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1986

De Wekker | 8 Pagina's