Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat heeft David met kerstfeest te maken?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat heeft David met kerstfeest te maken?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het huis van David
In het kerstevangelie van Lukas 1 en 2 komen we de naam van David, eens de grote koning over Israël, zes maal tegen. Dat kan niet toevallig zijn, maar moet een bijzondere reden hebben. Drie maal lezen we van het huis van David.
De eerste maal dat dit gebeurt is in Luk. 1:27. Daar wordt verteld dat de engel Gabriel door God gezonden werd naar een stad in Galilea, het noordelijke deel van Israël, Nazareth genaamd, naar een maagd die ondertrouwd was met een zekere Jozef, die uit het huis van David was. De naam van de maagd was Maria. De engel moet haar vertellen dat ze moeder zal worden van de messias, Jezus Christus, de Heiland en Zaligmaker, de Vredevorst, zoals die eeuwen geleden door God beloofd werd, Jes. 9:5, 6. Die belofte zal nu vervuld worden en deze koning zal uit Maria geboren worden.
Opmerkelijk is de toevoeging bij Jozef, dat hij uit het huis, d.w.z. het geslacht van David was. We hebben hier duidelijk een aansluiting bij het Oude Testament, waar het woord „huis" dikwijls wordt genomen voor geslacht, nakomelingschap of familie. Zo zegt Jozua: ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen. Hij bedoelt: ik en mijn hele familie (Joz. 24:15). In 2 Sam. 2:35 zegt God, dat Hij een betrouwbaar priester zal aanstellen en dat Hij hem een duurzaam huis zal bouwen, d.w.z. een altijd blijvend priestergeslacht, waarvan steeds een priester voor God en zijn gezalfde koning dienst zal doen. Op dezelfde wijze belooft God aan David door de profeet Natan dat Hij hem een altijd durend huis zal bouwen, d.w.z. een onafgebroken nageslacht zal geven (2 Sam. 7:11).
Uit dat huis, d.w.z. uit dat nageslacht van David is Jozef, de man van Maria afkomstig. Waarschijnlijk zullen in zijn tijd weinigen daarvan geweten hebben. Jozef was een achtenswaardig timmerman, maar een koninklijke figuur, een prins leek hij allerminst. Hij moest stellig met hard werken zijn brood verdienen. En hij zal zich er zeker ook zelf niet op hebben laten voorstaan nog van koninklijke afkomst te zijn. In zijn dagelijks leven zal zijn komaf geen enkele rol gespeeld hebben en zo goed als niemand lette er op.
Maar waarom moet dat dan bij de geboorte van de Heiland speciaal vermeld worden, dat Jozef uit het huis (geslacht) van David was? Alle aandacht valt op Maria. Zij wordt moeder van de messias. Aan haar geschiedt het goddelijk wonder van de geboorte van de Zoon van God. Daar komt Jozef helemaal niet aan te pas. Dat geschiedt alles zonder hem. Jozef staat geheel op de achtergrond. Hij kijkt alleen maar toe. Wat heeft daar zijn koninklijke afstamming van David mee te maken? Bovendien was hij nog niet eens met Maria getrouwd. Ze waren verloofd of, zo men wil, ondertrouwd. Ze hadden elkaar om zo te zeggen wel huwelijkstrouw beloofd, maar tot de trouwdag was het nog niet gekomen.
Nu stond onder Israël zo'n ondertrouw, waarbij twee geliefden elkaar trouw voor het leven beloofden, wel met een huwelijk gelijk. Ontrouw gedurende zulk een ondertrouw en het met een ander houden werd ook reeds als echtbreuk beschouwd. Er stond zelfs de doodstraf op (Deut. 22:24). Praktisch gold Jozef bij de geboorteaankondiging van Jezus dus reeds als de wettige man van Maria. En al zou hij niet de natuurlijke vader van de messias zijn, voor de wet zou hij dat zijn en rechtens zou het kind van Maria via Jozef uit het geslacht van David zijn.
De vraag of ook Maria uit het geslacht van David afkomstig was is op grond van de gegevens in de Schrift niet te beantwoorden. Men heeft het verdedigd op grond van Luk. 1:32 en 69, maar het staat er niet. Expliciet wordt het alleen van Jozef gezegd en we worden er daardoor op voorbereid, dat het kind van Maria uit het geslacht van David zal zijn en dat is immers een belangrijk kenmerk van de messias. Deze zou immers uit het geslacht van David zijn. Zo had de Here beloofd, 2 Sam. 7:16; Ps. 132:17; Jes. 9:5v; Jer. 23:5. Dat in Rom. 1:3 wordt gezegd, dat Jezus „naar het vlees" uit het geslacht van David was, behoeft evenmin de davidische afkomst van Maria te bewijzen. „Naar het vlees" duidt op de menselijke existentie van Christus tegenover zijn God-zijn. Naar zijn goddelijke natuur was Hij de Zoon van God, naar zijn menselijke natuur uit het geslacht van David. „Naar het vlees" duidt op heel het menselijk bestaan van Christus en behoeft niet specifiek betrekking te hebben op zijn geboorte uit het „vlees" van Maria.
Alle nadruk wordt in het Kerstevangelie gelegd op Jozef als zijnde uit het geslacht van David. We komen de mededeling opnieuw tegen in Luk. 2:4. Keizer Augustus in Rome heeft een volkstelling uitgevaardigd in heel zijn rijk. Daar hoort ook Palestina bij, het land van Jozef en Maria. Ook dat is ingelijfd in het grote romeinse rijk. Het bevel van de keizer treft daarom ook Jozef en Maria. Behalve om een volkstelling gaat het de keizer ook om registratie van bezittingen. Dat laatste zal de reden zijn dat Jozef naar Bethlehem moet. Voor de telling alleen was reizen naar een andere plaats niet nodig. Waarschijnlijk had Jozef in Bethlehem een bezitting, misschien een stukje land. Dat moet hij in Bethlehem laten registreren. Het is niet onmogelijk dat Jozef uit Bethlehem afkomstig was en later zich in Nazareth gevestigd heeft, waar hij Maria leerde kennen.
Samen gaan ze op weg naar Bethlehem, Jozef en Maria. Ze zullen intussen getrouwd zijn. Waarom gaat Maria mee? Alleen van Jozef wordt gezegd, dat hij naar Bethlehem ging, omdat hij uit het huis van David was. Er zijn oude vertalingen waarin het van beiden wordt gezegd, maar de oudste teksten, die we van het evangelie van Lukas hebben, zeggen het alleen van Jozef. Dat zal juist zijn. Het is niet ondenkbaar dat Maria meegegaan is omdat Jozef haar in haar toestand niet alleen wilde laten. Ze was intussen zwanger van het kind dat ze baren zou.
Toch is het een vreemd argument dat Jozef naar Bethlehem ging omdat hij uit het huis van David was. Begrijpelijk is het dat hij daarheen ging omdat hij er een bezitting had. We moeten ons Jozef en Maria niet voorstellen als de allerarmsten van het land. Dat heeft de romantiek van hen gemaakt. Een timmerman behoorde niet tot de allerarmsten. Maar niet ieder ging toch voor de registratie naar een andere stad, omdat hij daar een verre voorvader had! Jozef zelfs een, die duizend jaar vóór hem leefde. Augustus zal voor zulke voorvaders weinig belangstelling hebben gehad. De reden van de mededeling dat Jozef uit het huis van David was moet een andere zijn. Opnieuw worden we voorbereid op de positie van het kind dat geboren gaat worden. Dat zal naar de wet een zoon van Jozef zijn en zo naar Gods belofte tot het geslacht van David behoren.
We moeten veel meer oog hebben voor de wondere leiding van God bij de telling van Augustus dan voor de telling zelf. De God, die zijn beloften vervult, blijkt machtiger dan de keizer in Rome, die met heel zijn volkstelling stond onder de leiding van God. De volkstelling was bij Augustus doel, maar bij God slechts middel om tot zijn doel te komen. Niet de registratie is het belangrijkste, maar dat Jozef uit het geslacht van David was. Immers zo wordt vervuld dat de messias, het kind van Maria, uit het geslacht van David is, zoals God eeuwen tevoren had gezegd.
Het geslacht waartoe men behoorde werd niet bepaald door de moeder, maar door de vader. Dat blijkt ook uit de geslachtsregisters van Jezus in Matth. 1 en Luk. 3:23vv. Deze lopen niet over Maria, maar over Jozef. Hoewel de Zoon van God, geldt hij naar het vlees, d.i. naar zijn menselijke existentie via Jozef als de zoon van David (Matth. 1:1, 6, 16; Luk. 2:23, 24, 32). Al was Jezus niet de natuurlijke zoon van Jozef (Luk. 3:23), gold Hij voor de joodse wet wel als zodanig en werd Hij rechtens zo beschouwd. De vermelding dat Jozef uit het huis van David was wijst zo heen naar de vervulling van Gods belofte dat de messias uit het geslacht van David zou geboren worden.
Ook Zacharias spreekt daarvan in zijn kerstlied. Hij zingt van de hoorn des heils ontsproten uit het huis van David (Luk. 1:69). Dit is een aanhaling uit Ps. 132:17, waar God zegt, dat Hij voor David een hoorn zal doen uitspruiten. De hoorn is beeld van kracht en macht ter vernietiging van vijanden, vgl. Num. 24:8; Ps. 75:5, 6, 11, 89:18, zoals een os stoot en neervelt met zijn hoorns. Zacharias zingt van de messias, die ter verlossing van zijn volk alle vijanden neerstoot en verdelgt, vgl. vs. 71, 74. Ook de laatste regel van 1 Sam. 2:10 wordt zo messiaans verstaan. Dat God de hoorn doet uitspruiten herinnert aan de belofte dat God een Spruit, een scheut zal doen voortkomen uit het huis van David, Jes. 11:1; Jes. 23:5. Dat is in het kind van Maria vervuld. Er is alle belang bij te zeggen dat Jezus, de Christus, is uit het huis van David. Want daarin bewijst hij de messias, die beloofd is, inderdaad te zijn.

De troon van David
Over het volgende moet ik iets korter zijn.
In Luk. 1:32v. zegt de engel Gabriel tot Maria, dat God haar kind de troon van David zal geven en dat hij als koning zal heersen tot in eeuwigheid en zijn koningschap geen einde zal nemen.
Uit het huis van David zal hij ook koning zijn op de troon van David. Dit wijst het messiaskind van Maria aan als koning. Het is de vervulling van de belofte die God door de profeet Natan aan David deed. We lezen in 2 Sam. 7:16 dat de troon van David voor immer zal vast staan. Ook Ps. 89 zingt daarvan. Daar horen we God tot David zeggen: Voor altoos zal Ik uw nakroost bevestigen en uw troon bouwen van geslacht tot geslacht (vs. 5). En in Jes. 9:6 wordt dat herhaald. Daar wordt van de Vredevorst, de grote Davidszoon gezegd: Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David. De messias wordt zelf David genoemd, Ez. 37:24. Daar grijpt de engel Gabriel op terug. Duidelijk moet worden dat het kind van Maria de vervulling is van Gods belofte aan David.
Dat de troon van David eeuwig zal bestaan is niet verwerkelijkt in de menselijke nakomelingen van David. Van hen was Sedekia de laatste koning op de troon van David. Daarna heeft nooit meer een nakomeling van David een troon bezeten. Heeft God dan zijn belofte vergeten? Die vraag heeft later vele vromen onder Israël bezig gehouden, totdat men ging verstaan dat Gods belofte uiteindelijk in de messias zou worden vervuld. Dat immers hadden de profeten reeds gezegd en lag in de belofte van God door Natan aan David opgesloten. En die belofte wordt nu in de zoon van Maria vervuld. Hij is de beloofde koning uit het geslacht van David. Het kind van Maria is de beloofde koning.
Zo heeft Jezus later ook zichzelf gezien. Op de vraag van Pilatus of Hij een koning is geeft Jezus een bevestigend antwoord, al onderscheidt Hij zijn koningschap en koninkrijk wel van alle andere koningschappen en koninkrijken in onze wereld (Joh. 18:36). Hij is de ware koning en zijn koninkrijk het eeuwige vrederijk. Hij is de ware David. Ja meer dan David is Hij.
Velen geloofden het niet. Men wilde niet dat hij koning over hen zou zijn. Men koos zelfs de keizer in Rome boven het koningschap van Jezus (Joh. 19:15). Daar gaat het de eeuwen door om. Wie kiezen wij? De machten van deze wereld of het koningschap van Christus over ons? Een van de gekruisigden terzijde van Jezus heeft het begrepen blijkens zijn gebed: Jezus, denk aan mij, als Gij in uw koninkrijk gekomen bent (Luk. 23:42).
Door zijn opstanding uit de dood heeft Christus bewezen de ware koning te zijn, de grote Davidszoon op de troon van David. En Hij moet als koning heersen tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft (1 Kor. 15:25).

De stad van David
Dit komen we twee maal tegen. Allereerst in Luk. 2:4. Bethlehem wordt de stad van David genoemd. Daar werd David geboren en daar groeide hij op (1 Sam. 16:4vv; 17:12, 15). Maar de mededeling dat Bethlehem de stad van David was is in het kerstevangelie meer dan een historische bijzonderheid. We worden heengewezen naar wat daar gebeuren gaat. In Bethlehem, de stad van David, zou het immers eens gebeuren. Daar zou de messias geboren worden (Micha 5:1). En daar gaat het gebeuren.
En in de kerstboodschap van de engel aan de herders in de velden van Efrata komt het opnieuw voor: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David (Luk. 2:11).
De engel had ook kunnen zeggen; in Bethlehem. Maar niet zonder opzet zegt hij: in de stad van David.
Weer klinkt de naam van David. Uit zijn geslacht zou immers de Heiland geboren worden en bovendien in de stad van David. Met de naam David worden de herders en allen die het kerstevangelie horen herinnerd aan Gods beloften, die in het kind van Bethlehem vervulling vinden. En tegelijk ligt er de verzekering in dat dat kind de beloofde is.
Wat heeft David met kerstfeest te maken?
Alles. We worden herinnerd aan de beloften van God eens door Hem gesproken. Hij vervult zijn beloften tot redding van mensen. En we mogen weten dat het kind van Bethlehem de Christus is, de grote Davidszoon, de ware messias, de koning ons van God gegeven.
Gods beloften falen niet!
Zo mogen we ook van de toekomst zeker zijn.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1986

De Wekker | 16 Pagina's

Wat heeft David met kerstfeest te maken?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1986

De Wekker | 16 Pagina's