Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kruisweg versperd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kruisweg versperd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen, zeggende: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen" Matth. 16:22

„Van toen aan begon Jezus Christus Zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden", zo luidt het voorafgaande vers.
Van toen aan . . .
't Is natuurlijk van belang te weten wanneer dat geweest is. Welk moment heeft de Here Jezus uitgekozen om Zijn discipelen te confronteren met de verschrikkelijke werkelijkheid dat Hij zou moeten lijden en sterven?
Dat was direct na het bereiken van een hoogtepunt in de gang van het evangelie.
Nu kost het tijd en inspanning om een bergtop te beklimmen.
Dat gold ook voor de discipelen. Door de omgang met Jezus, het luisteren naar Zijn woorden, het zien van Zijn tekenen en wonderen, drong zich hoe langer hoe meer de vraag aan hen op: Wie is deze Jezus? En ze waren er steeds dieper van overtuigd geraakt: Hij is méér dan een uitzonderlijk begaafd leraar of een groot profeet. Hun vermoeden, hun hoop ging nog verder maar ze durfden dat vermoeden niet uit te spreken.
Totdat Jezus zelf vraagt: Maar wie zegt gij dat Ik ben?
Nu moet er wel een antwoord komen. En spontaan als hij is, geeft Petrus dat antwoord voor zichzelf en tevens voor de anderen: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God".
Daarmee is de top bereikt!
Maar op hoge bergtoppen is het moeilijk ademhalen. Daar kun je niet zo heel lang blijven.
Dat blijkt hier ook, want Jezus wijst hen vanaf dit hoogtepunt waarop ze zich nu bevinden, de weg aan die naar beneden slingert, het donkere dal daar beneden, in.
Hij wijst Jeruzalem aan als het middelpunt van wat hierna moet gaan gebeuren. Daar staat Hem lijden te wachten. Een lijden zo zwaar en zo ondragelijk dat het tenslotte zal uitmonden in de zwarte wateren van de dood. Maar er zal ook zijn een opkomen uit die wateren.
Welnu, die woorden slaan bij de discipelen in als een bom. Wat ze verwacht hadden, dit zeker niet. Ze droomden van luister en heerlijkheid voor de Meester. Van erkenning, bewondering en aanvaarding.
En nu spreekt Hij van lijden en sterven!
Verbaasd kijken ze Hem aan. En wéér is het Petrus die het initiatief neemt. Misschien - hij was ook maar een mens - vóélde hij zich, omdat hij zojuist die prachtige belijdenis had uitgesproken waarop de Here zo duidelijk Zijn goedkeuring had gegeven.
Vandaar wellicht dat wonderlijke, ongetwijfeld goed bedoelde, maar toch aanmatigende optreden. Hij nam Jezus terzijde - wij zouden zeggen: hij schoot Jezus van terzijde aan - en begon Hem te bestraffen met een: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen!
Alstublieft!
Petrus zal wel even uitmaken wat er wèl of nìet zal gebeuren en hij rekent er al bij voorbaat op dat God het met hem eens zal zijn en ervoor zal zorgen dat er niets gebeurt wat Jezus gezegd heeft. Zo probeert hij de Here af te brengen van de gedachte dat hier van een moeten, een goddelijk moeten, sprake zou zijn.
Nu klopt er achter deze woorden een hart van liefde. Het is duidelijk dat Petrus de Here dat lijden wil besparen.
Maar intussen geeft Petrus er blijk van dat hij weinig of geen inzicht heeft in wat het inhield toen hij de Here beleed als de Christus. Want voor de Christus was er wel degelijk sprake van een „moeten".
Zo moest het naar de Schriften. Denken we maar aan Jesaja 53; om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem. Zo stond in de „lastbrief" die Jezus van de Vader ontvangen had. En de Zoon had Zich bereid verklaard om uit liefde tot de Vader en tot verloren mensen, die bovenmenselijke last op zich te nemen en die weg naar het kruis te gaan.
En zie, ineens gaat daar iemand - en het is niemand minder dan Petrus - met uitgespreide armen vóór Hem op die kruisweg staan en roept: Here, dat kan niet, dat moet niet, dat mag niet. Stop!
Hier blijkt dat waar is: de mens zelf is grootste vijand van zijn eigen zaligheid.
Petrus, wat zou er van je geworden zijn als Jezus naar je geluisterd had en als Hij er Zich van had laten weerhouden de weg naar het kruis te gaan, om de straf op de zonde te dragen en de schuld te betalen?
Waar zou je ooit vergeving voor je drievoudige verloochening hebben kunnen vinden als Christus niet bereid geweest was de gevolgen te dragen van de eed die Hij aflegde voor het Sanhedrin op de vraag: Zijt Gij de Christus Gods?
Petrus, dan zou je reddeloos verloren zijn.
En dat zou ook gelden voor ons.
We zijn geneigd het zó voor te stellen dat het met ons toch wel een beetje meevalt. De mens is toch in z'n hart zo slecht nog niet. Wat wil je tenslotte in de wereld van vandaag? We voelen ons meer beklagenswaardig dan strafwaardig. En daarom zien velen het lijden en sterven van Christus meer als Zijn lot dan als een dààd. Het is nu eenmaal zo met Hem gelopen . . .
Maar Jezus spreekt hier van een goddelijk moeten. Zó erg is de zonde. Zó erg zijn we eraan toe dat Hij die weg moest gaan om zondaren met God te kunnen verzoenen.
Het is van het grootste belang dat we daarvan in deze lijdensweken hoe langer hoe dieper overtuigd worden. Zoals Rembrandt die in een schets van de kruisiging zichzelf tekende temidden van degenen die» Christus aan het kruis nagelden.
Dan kunnen we niet dankbaar genoeg zijn voor het feit dat de Here zich niet, ook niet door een Petrus, liet tegenhouden.
Hij heeft de versperring die Petrus opwierp radicaal opgeruimd met de woorden: „Ga weg, achter Mij satan want gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods maar op die der mensen." Hij heeft doorzien dat het een duivelse verzoeking was om Hem door middel van Petrus van de kruisweg af te brengen. En Hij is gewillig gegaan de weg die Hij moest gaan om voor mensen zoals wij, de weg te kunnen banen naar het Vaderhart en naar het Vaderhuis.
Zijn we die weg al gegaan, achter Hem, Die om zondaars te bevrijden, zo zwaar wou lijden?

Eerland

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1987

De Wekker | 12 Pagina's

De kruisweg versperd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1987

De Wekker | 12 Pagina's