Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De doop van Augustinus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doop van Augustinus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekering
Er zijn weinig mensen, die zozeer voorwerp van studie zijn geweest als Augustinus. Psychologen, psychiaters, filosofen, dogmatici, geschiedkundigen en exegeten hebben zich met hem bezig gehouden. Ieder kan vanuit zijn eigen vakgebied over Augustinus een boek schrijven. Augustinus behoort bij de klassieke wereld. Tegelijk is hij een modern mens. Hij kan alleen begrepen worden binnen de omgeving van zijn eigen tijd. En tevens is hij eigen aan iedere tijd. In de eeuw van de Reformatie was de zaak gewonnen, wanneer men kon zeggen: „Augustinus totus noster est", d.w.z. Augustinus staat helemaal aan onze kant. Om beurten hebben de protestanten en de rooms-katholieken deze spreuk aangeheven, ieder probeerde zich hem toe te eigenen. Maar Augustinus is niet van één generatie het eigendom. Hij behoort in zekere zin aan de mensheid toe, die op elk moment van de geschiedenis zich zijn relatie met God zelf bewust is. Alleen zij die het verlangen naar God kennen, naar God zelf, kunnen Augustinus verstaan.
Het verhaal van zijn bekering is bekend. „Neem en lees", dat waren de woorden die hij hoorde en die hem ertoe brachten om de Schrift te openen en te lezen wat er stond. In zijn Belijdenissen heeft hijzelf het verhaal verteld van zijn omkeer (Boek 8, 12). „Ik wierp mij onder een vijgeboom neder, ik weet niet hoe, en liet mijn tranen de vrije loop en de stromen van mijn ogen braken los, als een welbehagelijk offer voor U, en veel sprak ik tot U, zij het niet met dezelfde woorden, dan toch in deze zin: 'En Gij Here, hoe lange? Hoe lang Here, zult Gij eeuwig toornen. Gedenk ons de vorige misdaden niet' . . . Zo sprak ik en ik weende in de bitterste verbrijzeling mijns harten. En zie daar hoor ik een stem uit de naburige woning, alsof een knaap of een meisje, dat weet ik niet, op zingende toon zeide en dikwijls herhaalde: 'Neem, lees; neem, lees'. Terstond nam mijn gelaat een andere uitdrukking aan en met de grootste inspanning begon ik na te denken, of de kinderen in het een of andere spel iets dergelijks plachten te zingen. Maar ik herinnerde mij niet het ergens gehoord te hebben. En na de aandrang van mijn tranen onderdrukt te hebben, stond ik op, daar ik het niet anders kon verklaren, dan dat mij van Godswege bevolen werd het boek te openen en het eerste hoofdstuk dat ik zou vinden te lezen. . . Derhalve snelde ik terug naar de plaats . . . waar ik het boek van de apostel neergelegd had, toen ik vandaar was opgestaan. Ik greep het, opende het en las zwijgend de plaats waar mijn ogen het eerst op vielen; 'niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en in ontuchtigheden, niet in twisten en nijd; maar doet aan de Here Jezus Christus en verzoekt het vlees niet tot begeerlijkheden'. Verder wilde ik niet lezen en dat was ook niet nodig. Want terstond toen ik deze woorden ten einde toe gelezen had, stroomde als het ware het licht van de gemoedsrust mijn hart binnen en alle duisternis van twijfel vlood heen".
Augustinus verhaalde aan zijn moeder wat er met hem gebeurd was en, zo schrijft hij: „haar rouw veranderde in vreugde". Wij weten dat zij veel gebeden heeft om de bekering van haar zoon. En wij herinneren ons het woord dat Ambrosius tot haar sprak: „Een zoon van zo veel gebeden kan niet verloren gaan".
Hoe veel moeders hebben sindsdien troost geput uit het verhaal van Augustinus? Zij hebben gebeden. Maar heeft God al die gebeden verhoord? Of hebben zij geleerd om de zaak, waarom zij zo ernstig gevraagd hebben, in Gods hand te geven? Monnica, want zo was de naam van Augustinus' moeder, heeft het mogen beleven dat haar gebeden werden verhoord. Nu gaf haar zoon zijn betrekking op. Hij was leraar in de rhetorica te Milaan geweest. Augustus 386 stopte hij daarmee. Hij wierp zich intensief op de studie van het christelijk geloof. Een aantal boeken zijn daarvan het bewijs. Hij schreef ze om uitdrukking te geven aan het geloof, dat de echte waarheid en het ware geluk heeft leren kennen.

De doop
Aan de hand van Ambrosius is Augustinus naar de doopvont geleid.
Over de methode van onderricht zijn wij tamelijk goed ingelicht. Het was de gewoonte dat men in de belijdenis van het geloof werd onderwezen en ook in de betekenis van het Onze Vader. Men deelde deze geheimenissen aan de doopkandidaten mee. Zij behoorden tot de schat van de kerk, die niet zonder meer aan ongelovigen bekend werd gemaakt. Op donderdag. Witte Donderdag, 22 april 387 zegde Augustinus de geloofsbelijdenis op in de gemeente en op dat moment begon het vasten. Op zaterdag daaropvolgende keerde Augustinus opnieuw naar de basiliek, in Milaan, waar Ambrosius hem met de anderen de handen oplegde en waar Augustinus drie plechtige beloften uitsprak van gehoorzaamheid aan Gods geboden. In deze nacht voorafgaande aan de Paaszondag 25 april 387 werd Augustinus gedoopt. Hijzelf heeft daarover geen bijzonderheden meegedeeld. In zijn Belijdenissen schrijft hij zeer terughoudend over de gebeurtenis. Wél weidt hij enigszins uit over het feit, dat tegelijk met hem zijn zoon Adeodatus werd gedoopt. Deze was geboren uit een verhouding, die Augustinus verbroken had, toen hij christen werd. De jongen was ongeveer 16 jaar oud, bijzonder begaafd, zozeer dat Augustinus zich daarover zorgen maakte.
Hij schrijft: „Wij voegden hem bij ons als iemand van gelijke leeftijd als wij in uw genade, ter opvoeding in uw tucht: en wij werden gedoopt en de bekommerdheid over ons vroegere leven ging van ons weg. En ik kon mij in die dagen niet verzadigen aan de wonderlijke liefelijkheid gelegen in de diepte van Uw raadsbesluit tot redding der mensheid".
Bij zijn doop zong de gemeente. Dat zingen heeft op hem een diepe indruk gemaakt. „Hoe weende ik bij Uw lofliederen en gezangen, heftig geroerd door de liefelijk klinkende stemmen van uw kerk! Die stemmen stroomden mijn oren binnen en de waarheid droppelde helder in mijn hart en vrome aandoeningen welden daarin op en tranen stroomden en het was goed met hen".
Men kan in Milaan de doopvont zien, waarin Augustinus werd gedoopt.
Zij wordt gevoed door levend water, dat in vier stromen verdeeld is. Het is alsof er iets van het paradijs in is, met zijn vier rivieren.
Men mag wel zeggen dat dit Paasfeest voor Augustinus onvergetelijk is geweest: een opstanding met Christus tot een nieuw leven. Hoe vruchtbaar dit leven geweest is voor Gods kerk en Rijk, hoe veel het betekend heeft voor tal van generaties na hem is moeilijk in onze maatstaven aan te geven. De doop van deze leraar in de welsprekendheid getuigt krachtiger dan woorden kunnen doen over het vermogen van de opstandingsheerlijkheid van Christus. En zijn macht is sindsdien niet geringer geworden.
Het is eeuwigheidskracht, die in de zestien eeuwen sinds de doop van Augustinus niet veranderd is.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1987

De Wekker | 8 Pagina's

De doop van Augustinus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1987

De Wekker | 8 Pagina's