Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hemel verkwikt niet en de hel verschrikt niet . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hemel verkwikt niet en de hel verschrikt niet . . .

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer in deze rubriek, nu en een volgende keer, wordt teruggegrepen op dingen die in de ambtsdragersconferentie van zaterdag 2 mei jl. aan de orde zijn geweest dan gebeurt dat niet bij wijze van terugblik of evaluatie. Elders in dit of een volgend nummer van de Wekker kan de lezer een impressie van een bezoeker vinden, waarin een zeker waarde-oordeel doorklinkt, een weging van wat de conferentie uiteindelijk lijkt te hebben opgeleverd. En wat daarvan dan moge zijn, het gebeuren in Amersfoort heeft in elk geval veel tongen los en veel pennen vloeiend gemaakt. Bezoekers en niet-bezoekers hebben mijn telefoon in de voorbije weken geruime tijd bezet gehouden en voor mij ligt een stapeltje brieven, waarin conferentiegangers en lezers van de krantenverslagen (de meeste van een weinig objectief om niet te zeggen belabberd gehalte) uiting geven aan hun gevoelens en visies rond de vraag „En hoe nu verder met ons kerkelijk leven?" In de gesprekken, evenals in de brieven, werden vragen opgeworpen en dingen beweerd, die niet zonder reactie mogen blijven. Omdat het gaat om zaken die niet alleen ambtsdragers raken maar die ook tot de interesse-sfeer van elk meelevend kerklid mogen worden gerekend, lijkt het een goede zaak er in deze rubriek aandacht aan te geven.
Uit de gesprekken en in de brieven sprongen twee dingen naar voren. We mogen het theoretisch dan nog wel eens zijn, in de praktische beleving van de gereformeerde geloofsleer gaan de wegen uiteen, vonden sommigen. Anderen: geef in de prediking, naar inhoud en diepte, weer volle ruimte aan die geloofselementen, die kenmerkend zijn voor de gereformeerde religie en de grootste belemmering op weg naar elkaar (terug) is weggenomen. Nog weer anderen voegden daaraan toe dat volle honorering in de prediking van die zaken, die het hart van de gereformeerde religie vormen, onontkoombaar zou maken dat de klok van de eigentijdse vormgeving aan de erediensten in onze kerken, tot vóór de naoorlogse vernieuwingen wordt teruggezet.

Sfeer van viering, aanbidding en verwondering wordt teveel gemist
Wat het eerste betreft, de praktische beleving van het geloof, dáárover zijn ook in de ambtsdragersconferentie enkele opmerkingen gemaakt. Toen het ging over de kerkelijke verdeeldheid in het algemeen en de onderlinge verwijdering binnen de eigen kerkgemeenschap in het bijzonder, zijn allerlei oorzaken aangewezen. Gewezen is op de hoge drempels van de organisatorische structuren van de kerk, op het individualistische denken binnen een deel van de reformatorische christenheid, op de neiging ook om historisch gegroeide verbanden en gemeenschappen tot elke prijs in stand te houden. Genoemd werd ook het geestelijk uit elkaar groeien doordat in prediking en catechese aan het levende en blijvende Woord van God iets wordt toe- of afgedaan en niet te vergeten de invloed van prominente theologen, die met allerlei theorieën en theologieën het fundament van het gezonde en ware geloof onder de gemeente van Christus vandaan halen en haar soms in opperste verwarring achterlaten. Dit laatste dan als verschijnsel in het brede kerkelijke leven.
Naast deze werd een nòg diepere oorzaak aangewezen en wel de omstandigheid, dat we binnen eigen kerkgemeenschap en met andere kerken wel druk discussiëren over allerlei geloofszaken maar dat we ontzonken zijn aan de persoonlijke en gemeenschappelijke beleving van de geloofsgeheimenissen. In theorie zijn we het dikwijls met elkaar eens. We voelen ons in ons zondaar zijn voor God en voor elkaar in alles gelijk. We weten ons daarin allen aangewezen op Gods reddend handelen in Jezus Christus. We stemmen allen toe dat we alleen in de weg van geloof en bekering, in de weg van de fundamentele vernieuwing van ons leven, deel aan Christus ontvangen.
We weten allen - al blijkt dat in onze dagelijkse levenspraktijk misschien maar al te weinig - dat zonder heiligmaking niemand God zal zien.
Over dit alles, dat toch het meest essentiële van het christelijk geloof vormt, zijn we het hartgrondig eens. Hoe kan er dan onderling toch zo'n geestelijke vervreemding zijn?
Gesteld werd in de ambtsdragersconferentie dat de ziekte van het kerkelijk leven, ook die van het onze, vooral hierin bestaat dat de diepte en de rijkdom van de vorengenoemde dingen nog wel worden beleden maar te weinig echt worden beleefd; te weinig een zodanig integrerend bestanddeel van ons leven zijn om vanuit onze eigen geestelijke belevingswereld elkaar in de gemeente en op kerkelijke vergaderingen iets te kunnen vertellen. Dáárom is er zoveel miskenning en misverstand en tekort aan onderling respect. Diepere bewustwording van het heil dat God ons schenkt, intensere viering van de geheimen die in dat heil verborgen zijn, méér onderlinge uitwisseling van wat wij in ons leven aan vermaning en vertroosting uit het Woord van God mogen ondervinden, dáárop komt het aan. En daaraan schort het. Veel kerkelijke bijeenkomsten, met bestuurlijke zowel als bezinnende onderwerpen op de agenda, blijven dikwijls steken in procedurele zaken of theoretische beschouwingen. Een sfeer van viering, aanbidding, verwondering en van gezamenlijke verootmoediging wordt er maar zelden aangetroffen.

We schuiven geestelijk langs elkaar heen
De sfeer van een warm kloppend geestelijk leven wordt gemist, merkte iemand op. Ernst met de vraag of men werkelijk in een levende relatie tot God en Zijn Christus staat, is in de gemeente een zeldzaam verschijnsel geworden, schreef een ander. De verwondering over wat wij belijden en geloven heeft bij velen plaatsgemaakt voor een leven met deze dingen in vanzelfsprekendheid, was het oordeel van een derde. Het is allemaal zo vlak en mat geworden in de kerk. We schuiven langs elkaar heen en lopen op kerkelijke vergaderingen om elkaar heen, zonder dat bij elkaar iets merkbaar is van verootmoediging en verrukking; zonder bij elkaar te weten van worsteling om door Woord en Geest dieper de geestelijke werkelijkheden van Gods heilshandelen met mens en wereld te mogen zien; zonder bij elkaar iets te merken van dankbaarheid wanneer ons de genade wordt verleend boven de harde werkelijkheid van dit aardse leven uitgetild te worden en iets te zien, met een geestelijk oog, van de erfenis die God bewaart voor allen die Jezus in onvergankelijkheid liefhebben. Wat wordt onderling ook weinig gemerkt van heilige drang om op het leven van de toekomst te anticiperen door hier en nu in een weg van heiliging en toewijding onze weg te gaan.
Natuurlijk, we mogen niet al te somber zijn, dit alles wordt hier en daar en in het leven van individuele christenen wel degelijk aangetroffen, maar men kan niet zeggen dat het voor de kerk van Christus in onze westerse cultuur symptomatisch is. Integendeel. Een predikant uit de kring van „Bewaar het pand" schreef in een bewogen brief over de geesteloosheid in de kerken, waarbij hij de opmerking aanhaalde die vroeger nog wel eens door christenen werd gebruikt: „de hemel verkwikt niet en de hel verschrikt niet". Met deze oude zegswijze wilde uitgedrukt zijn dat in het leven van de gemeente de aantrekkelijkheid van het leven met God, nu en straks voor altijd, niet meer boeit en dat de klemmende vraag of voor ons misschien van het tegendeel sprake zou kunnen zijn, geen bezigheid meer geeft.

Elkander leren en terechtwijzen
Hoewel zich veel aan onze waarneming onttrekt en wij er zeker van mogen zijn dat de Here God voortgaat Zijn heilrijk werk ook onder ons gestalte te geven, zullen we toch niet kunnen ontkennen dat op het punt van het onderlinge getuigenis in de gemeente van Christus over het algemeen niet van een opgewekt beeld kan worden gesproken. „Het Woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst" is een woord uit de brief aan de Colossenzen, dat ons in deze geesteloze tijd voor de vraag stelt waarmee wij bezig zijn. Is er niet veel verslapping door matheid van ziel, om het met het slot van vers 3 uit Hebr. 12 te zeggen. In hoofdstuk 3 vers 12 wordt aan het adres van de Hebreeën gezegd: „Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God, maar vermaant elkander dagelijks, zolang men nog van een heden kan spreken, opdat niemand van u zich verharde, door de misleiding der zonde; want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde toe onverwrikt vasthouden". Het is een boodschap die wij ons als kerken in het vrije westen evenzeer mogen aantrekken.

Verdieping
O, mocht God in Zijn genade onder ons een verlevendiging willen geven, een nieuwe oriëntatie op de rijke waarheden van ons christelijk geloof; nieuw in deze zin dat we er opnieuw of voor het eerst de diepte van mogen zien en de rijkdom ervan in ons persoonlijk en gemeenschappelijk leven als kerken mogen ervaren. En dat dan over de brede linie, in gemeenten waar het organisatorisch en in de onderlinge menselijke verhoudingen uitstekend lijkt te gaan, maar waar gevoeld wordt dat men elkaar vanuit die persoonlijke geloofsbeleving toch maar zo weinig te zeggen heeft. Ook in gemeenten waar leer en leven onder strenge orthodoxe disciplines lijken te staan, maar waar de warmte van de gezamenlijke verbondenheid in het ene ware geloof evenmin wordt gevoeld. Als God toch eens een verdieping in deze zin zou willen geven, wat zou dat de onderlinge geloofwaardigheid naar binnen en de overtuigingskracht naar buiten ten goede komen. Het zou ons ook bescheidenheid leren, omdat we zouden ontdekken dat we in ons persoonlijk leven altijd maar in beperkte mate en een ieder naar God ons schenken wil, de geloofswerkelijkheden ervaren. Daarom is die onderlinge uitwisseling zo nodig. Het zou ons ook afleren elkaar op uiterlijke dingen de maat te nemen en in te delen.
Het geloofsartikel over de gemeenschap der heiligen werd door Calvijn vertolkt met de woorden „sanctorum communicatio", waaronder hij wilde verstaan dat de heiligen van de gemeente van Christus onder elkaar verbonden zijn om alle van God ontvangen weldaden ook aan elkaar mee te delen.
We hebben elkaar in de kerk in conferenties, seminars, palavers en in informele discussies een heleboel te zeggen, maar geestelijk kennelijk des te minder mee te delen. Conferenties lossen dat niet op, ook ambtsdragersconferenties niet, al zouden ze er wel toe kunnen bijdragen. Misschien had die dominee uit de buurt van de conferentieplaats wel gelijk, die in de preek nà de conferentiedag opmerkte „meer bidden en minder praten".
Misschien leren we dan om echt met elkaar te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1987

De Wekker | 8 Pagina's

De hemel verkwikt niet en de hel verschrikt niet . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1987

De Wekker | 8 Pagina's