Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leer van de verkiezing (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leer van de verkiezing (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een opmerkelijke gebeurtenis is de versctiijning van prof. Graaf lands studie over de leer van de verkiezing. Allereerst vanwege het thema, dat in de Gereformeerde theologie een zo grote plaats heeft gehad en nog heeft. Voorts vanwege de breedheid van behandeling: het bestrijkt het uitgestrekte veld van de geschiedenis van Calvijn tot Barth en zelfs daarna. Zo is het in zekere zin een theologiegeschiedenis geworden, inzicht gevend in de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan. Interessant is het boek niet het minst nog, omdat tussen de regels door sprake is van een beoordeling, ook al wordt deze niet met zoveel woorden uitgesproken. Het boek zal voorlopig het terrein wel beheersen. Een paar opmerkingen mogen in ons blad niet ontbreken.

Reden
Prof. Graaf land schrijft dat hij steeds meer tot de ontdekking kwam, dat de verkiezing een allesbeheersende rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het Gereformeerd Protestantisme. Dit laatste behoort tot de studieopdracht die hem in bijzondere zin als wetenschappelijk werker en als hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Utrechtse universiteit is toevertrouwd. Wie studie maakt van het Gereformeerde Protestantisme stuit inderdaad telkens weer op de betekenis die aan het leerstuk wordt toegekend. Een tweede reden gaf aan de schrijver aanleiding om niet bij Dordt te blijven stilstaan, maar om de lijnen door te trekken tot in onze tijd. Daarover schrijft Prof. Graafland: „Een door mij in oktober 1984 gehouden lezing voor studenten van de Theologische Hogeschool in Apeldoorn met als thema Van Calvijn tot Dordt, waarin in kort bestek door mij de ontwikkeling van de gereformeerde verkiezingsleer in die periode getekend werd, bleek daarna binnen de rechterflank van de Gereformeerde Gezindte nog al wat stof op te doen waaien. Dit vooral, omdat één van mijn stellingen, aan het eind van mijn lezing geponeerd, mijn overtuiging weergaf, dat door het centraal stellen van de verkiezingsleer in de gereformeerde traditie, als één van de gevolgen van de besluiten van de Dordtse Synode, een schaduw is gevallen over de prediking van het evangelie zoals deze binnen de Gereformeerde Orthodoxie wordt gepraktizeerd. Mij bleek toen, hoe actueel en gevoelig de verhoudingen nog steeds liggen rondom Dordt en rondom de verkiezing. Dit heeft mij ertoe geleid om ook na Dordt de traditie te onderzoeken met het oog op de plaats en betekenis, die de leer van de verkiezing daarin heeft gehad".
Teneinde oppervlakkigheid te voorkomen, die maar al te vaak blijkt uit het opplakken van etiketten, heeft prof. Graafland de ruimte genomen om de dingen breed te beschrijven: „Men meent vaak met een minimum aan kennis een maximum aan oordeel ten beste te kunnen geven. Om deze oppervlakkigheid zo veel mogelijk de wind uit de zeilen te nemen, daarom heb ik me veroorloofd om de dingen wat expliciet aan de orde te stellen. Deze uitvoerigheid was nodig om de ontwikkelingslijnen helder voor ogen te krijgen" (blz. 1).

Inhoud
Het werk is verdeeld in tien hoofdstukken, die ik hier voor het gemak van de lezer zal noemen. Het eerste hoofdstuk beschrijft de opvattingen van Calvijn en de gereformeerde orthodoxie. Als woordvoerders van de laatste worden hier Beza, de opvolger van Calvijn in Genève genoemd en daarnaast Perkins, die bekendheid verwierf als representant van het Puritanisme en die evenals Beza een tabel vervaardigde, waarop de gehele orde des heils in kaart was gebracht met als uitgangspunt de verkiezing en de verwerping.
Een weergave van de gedachten van Arminius treffen we aan in het tweede hoofdstuk. Het neemt binnen het eerste gedeelte van het boek in zekere zin een sleutelpositie in, omdat prof. Graafland de problematiek die hem bezig houdt ten dele laat bepalen door de kritiek die Arminius leverde vooral op Perkins.
Het derde hoofdstuk biedt een tekening van de reactie van de Dordtse Synode op de kritiek die van remonstrantse zijde tegen de leer der verkiezing werd ingebracht. De Leerregels van Dordt komen er uitvoerig aan de orde, waarbij een summier gebruik is gemaakt van de polemieken rond Dordt.
Het vierde hoofdstuk is gewijd aan de nawerking van Arminius en Dordt in de gereformeerde traditie: de doorwerking van het Remonstrantisme in Nederland; de synthese tussen Dordt en het Remonstrantisme in Frankrijk en de invloed van het Arminianisme in Engeland en Schotland.
De ná-Dordtse ontwikkeling binnen de gereformeerde orthodoxie in Nederland komt ter sprake in hoofdstuk vijf, waarbij drie verschillende figuren worden belicht: W. Teellinck, G. Voetius en A. Comrie, die elk op eigen wijze de erfenis van Dordt hebben verwerkt.
In het zesde hoofdstuk stapt prof. Graafland over naar de achttiende, negentiende en twintigste eeuw. Zo komen al vrij spoedig Steenblok en Kersten aan bod. Daarnaast vinden de opvattingen van theologen in de Afgescheiden Kerken een plaats: De Cock, Gispen, Bavinck, Kuyper, Schilder, de Christelijke Gereformeerden, Berkouwer en Wentsel.
In hoofdstuk zeven krijgen de visies van de Gereformeerde Orthodoxie in de Ned. Herv. Kerk uit hetzelfde tijdperk aandacht: Visscher. Kievit c.s., Woelderink, de jonge Bonders, Kohlbrugge, Wormser, Hoedemaker, Oorthuys, Haitjema en Van Ruler.
Als Synthese-Theologie in de negentiende en twintigste eeuw worden de opvattingen getekend van de Groninger theologen, de modernen (J.H. Scholten) en de ethischen onder wie de beide Chantepie de la Saussaye's, J.H. Gunning en Noordmans. Deze vinden hun plaats in het achtste hoofdstuk, met Barth.
Vervolgens beschrijft prof. Graafland de post- Barthiaanse periode in Nederland: Beker/Hasselaar, Berkhof, Van de Beek, het getuigenis van de Kerk na de tweede wereldoorlog, het antwoord van de Remonstranten en de daarop gevolgde bezinning. Het laatste hoofdstuk biedt een evaluerende nabeschouwing.
Met ziet dat het gehele landschap van de theologie na Dordt ruimschoots aandacht heeft gekregen en dat we geen woord teveel schreven toen we spraken van een soort van theologiegeschiedenis, geschreven rond het thema van de verkiezing. Een bewonderenswaardige prestatie, gelet op de enorme hoeveelheid stof die verwerkt is.

Methode
Het forse boek is opgezet naar de methode van de beperking. Wie deze kunst beheerst betoont zich een meester. Welnu, prof. Graafland heeft zich vijf beperkingen opgelegd. De eerste bestaat in het weglaten van de geschiedenis vóór Calvijn. De wortels van Calvijns denken worden niet blootgelegd. De tweede beperking is gelegen in het feit, dat de „aanliggende tradities" niet beschreven worden. Daarmee zijn vooral de Lutherse opvattingen bedoeld, die op dit punt soms niet onaanzienlijk van de Gereformeerde afweken.
Bovendien moest prof. Graafland een keuze maken, toen hij besloot de lijn van Calvijn naar Dordt te beschrijven. Hij heeft dit bewust gedaan, door alleen aandacht te vragen voor Beza en Perkins. Hij kwam tot deze keuze, door het inzicht dat de polemiek van Arminius tegen Perkins de diepte van de latere controverse duidelijk toont. „Het heeft ons getroffen, hoe weinig grondig de verkiezingsleer van Arminius tot nu toe is onderzocht. Kennelijk is de 'Arminiaanse ketterij' al spoedig in de ban van een oppervlakkige etikettering van de theologische tegenstander terecht gekomen, waarbij men een nauwkeurige bestudering van wat Arminius werkelijk geleerd had overbodig achtte". Een vierde beperking is te vinden in het accent op de ontwikkeling binnen de Nederlandse lijn van de Gereformeerde traditie. De speciale aandacht die intussen wél geschonken wordt aan de Engelse en Franse ontwikkelingen op dit punt worden gerechtvaardigd met een verwijzing naar de invloed daarvan op de spirituele en theologische opvattingen binnen de „evangelicale stromingen" die met name in de kring van de „Dordts-gereformeerden" blijkt.
Het wordt niet helemaal duidelijk wie met deze laatste aanduiding zijn bedoeld. Ik heb de indruk, dat prof. Graafland daarmee inspeelt op de ontwikkelingen die zich onder veel jongeren van de Gereformeerde Gezindte vandaag voordoen. De laatste beperking die de auteur zichzelf oplegde is gelegen in het feit, dat hij de relaties waarin de leer der verkiezing staat tot de andere delen van de christelijke geloofsleer, heeft laten rusten.
Wat de methode betreft is het goed ook te wijzen op de keuze die gemaakt is voor een historische beschrijving.
Bewúst werd daarvoor gekozen, omdat prof. Graafland zich zo ingetogen mogelijk heeft willen opstellen wanneer het ging over een eigen oordeel. Dit betekent intussen niet, dat hij een abstract verhaal leverde. Hier en daar - zo schrijft hij - neemt de toon en de stijl een dialogische vorm aan. Hij was met de traditie in gesprek, omdat hij bij de zaak als zodanig zich zeer betrokken wist.
Dit laatste ligt voor de hand. Wie spreekt over Gods genadige verkiezing raakt daarmee aan het allerlaatste geheim van de genade. Hoe dan ook: daarover kan men niet beschrijvend of afgetrokken spreken.
Men ráákt erbij betrokken. En de afstandelijkheid is uitgebannen. De persoonlijke betrokkenheid was voor de schrijver juist een reden om zich achter de historische weergave terug te trekken, aangezien een beoordeling zou hebben gevraagd om een systematische studie, waarbij óók en vooral de bijbels-theologische gegevens aan de orde zouden moeten komen. Nú doelt prof. Graafland slechts op een voorzichtigheid en een meer geheiligde toetsing van elkaar, zonder etikettering. Vandaar!
Intussen is de geweldige stof wél terdege volgens een beslist inzicht geordend. Die orde gaat terug op een keuze. Op een inzicht, dat vooral in de evaluatie naar voren komt, wanneer daar herhaaldelijk het woord tragiek valt. Daarover willen we een volgende keer iets meer zeggen.

W. van 't S.

N.a.v. Dr. C. Graafland, Van Calvijn tot Barth. Oorsprong en ontwikkeling van de leer der verkiezing in het Gereformeerd Protestantisme. Uitgeverij Boekencentrum B.V., 's- Gravenhage 1987, geb., 609 blz., ƒ 89,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1987

De Wekker | 8 Pagina's

De leer van de verkiezing (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1987

De Wekker | 8 Pagina's