Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De school van het gebed (IV, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De school van het gebed (IV, slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Niet verhoorde" gebeden
Wie heeft het hier nooit eens moeilijk mee gehad in eigen leven of door anderen die u tegenwierpen dat bidden toch niets hielp.
Nooit zal ik die ouders vergeten, die een kind door de dood moesten missen. „Gebeden dat we hebben, gebeden, maar het heeft allemaal niets geholpen. Waarom mochten wij hem niet behouden? . . . Zou God wel bestaan?"
Nog zie ik dat intens verdrietige gezicht van dat meisje voor me. Ze vond die rolstoel zo verschrikkelijk. „Ik heb zoveel gebeden, maar. . . "
Dit zijn felle indringende vragen, waar nog vele andere vragen aan toegevoegd kunnen worden. U kunt ze zelf wel invullen.
Het zijn vragen waar we niet omheen mogen gaan, die we kunnen begrijpen. Menigmaal zal de zielszorger, die hiermee in aanraking komt, in stilte tot God bidden: „Heere, helpt U me alstublieft?"
Uit de Bijbel zijn vele voorbeelden aan te halen van genezingen, waaronder die op het gebed. De Heere Jezus heeft tal van zieken genezen. Door Zijn macht zagen blinden, wandelden lammen, werden melaatsen gereinigd, kregen doven het gehoor en werden zelfs doden opgewekt. Ook van de discipelen lezen we dat de Heere Jezus hen macht gaf om zieken te genezen. In Handelingen kunnen we daar veel over lezen. Wanneer maar de schaduw van Petrus op hen viel, lezen we in Hand. 15:15, werden de zieken al genezen.
Ook later in de geschiedenis der kerk komen we tal van genezingen tegen. En niet alleen in de eerste eeuwen, ook later. Erg bekend is de genezing van Myconius, een vriend van Luther. Toen hij ernstig ziek werd en Luther een afscheidsbrief schreef antwoordde deze hem per omgaande: „Ik beveel u in de Naam des Heeren te leven, omdat ik u nog nodig heb voor het werk van de kerkhervorming. God zal mij niet laten horen, zolang ik leef, dat gij gestorven zijt, maar zal u toestaan mij te overleven. Hierom bid ik; dat is mijn wil en moge mijn wil geschieden, omdat ik alleen Gods Naam zoek te verheerlijken." Hij overleefde Luther twee maanden.
Maar ook in de Bijbel komen we mensen tegen, die de Heere vreesden, en toch niet van hun ziekte genezen werden, en daar stellig wel om gebeden zullen hebben.
Paulus moest Trofimus ziek te Milete achterlaten, 2 Tim. 4:23. Van Timotheus weten we dat hij maagklachten had. Paulus adviseerde hem immers om maar een beetje wijn te gebruiken voor de zwakheden van zijn maag, 1 Tim. 5:23.
En dan mogen we ook denken aan Paulus zelf. Wij lezen van hem in 2 Kor. 12:7, „zo is mi] gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou." Wat Paulus precies gemankeerd heeft weten we niet. Maar het was wel heel erg, anders zou hij zich niet zo uitgedrukt hebben. Ik heb dat nooit iemand anders hem na horen zeggen.
En het gaat natuurlijk niet aan om te veronderstellen dat Timotheus en Trofimus niet oprecht gelovig gebeden zouden hebben, om Paulus er maar helemaal buiten te houden, gelet op het antwoord dat hij van de Heere kreeg.
Het is dus beslist niet naar de Schrift om te beweren dat God altijd het gebed verhoort als er maar voldoende geloof is. In sommige kringen wordt dat laatste wel eens al te gemakkelijk geponeerd, met alle nare gevolgen vandien. Wat kunnen daardoor mensen diep in de put komen.
Toen ik jaren geleden eens in Den Haag logeerde heb ik een gebedssamenkomst meegemaakt op het Malieveld waarin Osborn voorging. Voor mij stond een blinde vrouw, die vol overgave meebad. Nog zie ik hoe zij haar hand op haar ogen legde. Maar zij bleef blind. Huilend ging zij weg en ik moest moeite doen om niet mee te huilen, maar dan wel door andere gevoelens.
Als in de Bijbel gesproken wordt over de vele genezingen, die de Heere Jezus verrichtte, worden die ook wel tekenen genoemd. Joh. 2:11 en 23; 4:54 e.a.
De Bijbel laat zien dat zij de werkelijkheid van het Koninkrijk der Hemelen doen uitkomen. Binnen dat Koninkrijk is voor ziekte en lijden en dood geen plaats. In Lucas 7:21 zegt de Heere Jezus: „Het Koninkrijk Gods is binnen ulieden". Zo onderstrepen voor het geloof de tekenen de werkelijkheid van deze woorden van de Koning van het genoemde Koninkrijk. De tekenen die de Heere Jezus deed wijzen dan ook heen naar de toekomst, wanneer de volheid van het Koninkrijk der Hemelen zal komen. Dan mogen we denken aan de nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal, waar ziekte en lijden en dood niet meer gevonden zullen worden. We leven nu nog in de spanning tussen het „reeds" en „nog niet".
Daardoor hebben de genezingen op déze aarde een incidentele en tijdelijke betekenis. „Allen die in de loop van de kerkgeschiedenis op het gebed genezing ontvangen hebben, zijn eenmaal toch weer ziek geworden en gestorven. In de genezingen wordt op de voleinding van alle dingen dan ook niet vooruitgegrepen. . . . Wanneer we stellen, dat op het gebed - wanneer het een oprecht en gelovig gebed is - de genezing moet volgen, respecteren we het „nog niet" van de voleinding van alle dingen niet. De genezingen die God op het gebed wil schenken doen als tekenen voor het geloof de werkelijkheid van het Koninkrijk der Hemelen beleven. Omdat die genezingen een incidentele en tijdelijke betekenis hebben, wijzen ze - evenzeer als tekenen - tegelijk heen naar wat nu nog geen werkelijkheid is en kàn zijn. Als tekenen wijzen de genezingen naar twee kanten: naar de kant van het „reeds" en naar die van het „nog niet". Zolang de spanning tussen het „reeds" en het „nog niet" blijft bestaan, vormen de tekenen uitzonderingsgevallen, hoevele tekenen ons ook geschonken worden", prof. Versteeg in „Het gebed volgens het Nieuwe Testament".
Omdat we in het pastoraat zoveel met zieken en hun vragen in aanraking komen ligt het als het ware voor de hand om als eerste aan hun „niet verhoorde gebeden" te denken. Maar er is zo heel veel meer te noemen, dat de Heere de bidder toch in Zijn wijsheid onthoudt. Alleen de Heere weet wat het beste voor ons is. Wat we als christen behoeven om profeet, priester en koning te kunnen zijn.
En de weg die de Heere met Zijn kinderen gaat is nooit gelijk. Maar waar Hij de Zijnen verschillende wegen doet gaan, weet Hij alleen wat ze heel persoonlijk behoeven. Wat ze nodig hebben om die weg te gaan, die Hij wil dat ze gaan. In hun bidden moet dan ook altijd gehoord worden: Uw wil geschiede.
„Uw trouw en Uw genade,
o Vader, weet zo goed,
wat onze ziel tot schade
of winste worden moet".
Graag citeer ik weer enkele woorden van prof. Versteeg: „Verhoring kan niet altijd betekenen, dat aan ons verlangen voldaan wordt. Verhoring is daar waar ons onze plaats gewezen wordt in Gods Koninkrijk, ook al gaat dat tegen ons persoonlijk (oorspronkelijk) verlangen in. . . Verhoring is er niet alleen waar God geeft wat gevraagd wordt. Verhoring is er ook waar God Zijn wil en weg doet zien en de kracht geeft om die wil te aanvaarden, en die weg te gaan."
Tot slot nog een paar opmerkingen.
Ooit heb ik eens een keer een boekje gelezen van prof. dr. Joh. de Groot dat als titel droeg: „De zegen der onverhoorde gebeden".
Ik had met de titel best wat moeite, maar later niet meer. Op een tere wijze zet hij aan tot zelfonderzoek. En dan acht hij dit al een zegen als we tot de ontdekking komen dat zovele van onze gebeden eigenlijk de naam van gebeden niet mogen dragen. We kunnen in ons bidden zo met onszelf bezig zijn, terwijl het toch moet gaan om Zijn wil en Zijn eer. Ook wijst hij er op dat het in ons bidden in de eerste plaats om God te doen moet zijn en niet in de eerste plaats om Zijn gaven. Vooral dit laatste mag ons wel heel erg bezig houden. God Zelf is meer dan Zijn gaven. En daarom zijn we inderdaad beter uit met de liefde van Gods hart dan met de gaven van Zijn hand.
Maar tegelijkertijd besef ik dat dit zó eigenlijk niet gezegd kan worden, omdat ze bijeen horen, mits we die gaven dan maar niet zelf invullen.

R. v. Beek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1987

De Wekker | 8 Pagina's

De school van het gebed (IV, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1987

De Wekker | 8 Pagina's