Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het beroepingswerk in onze kerken (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het beroepingswerk in onze kerken (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een brief
Het curatorium van de Theologische Hogeschool heeft een brief aan alle kerkeraden geschreven. Die begint met zelf al toe te geven, dat zoiets zelden voorkomt. Er moet dus wel een goede reden voor zijn.
Die reden ligt in de zorg van het curatorium over het feit, dat er een aanzienlijk aantal beroepbaar gestelde kandidaten is, dat nog op een beroep wacht (op het moment waarop ik dit schrijf, nog acht). Met een beroepbaarstelling stelt het curatorium deze broeders als het ware aan de kerken voor en beveelt het hen aan de kerken aan, maar meer kan zelfs het curatorium niet doen. Alleen moet een beroepbare kandidaat, die na een jaar nog geen beroep heeft ontvangen, zich opnieuw met het curatorium in verbinding stellen.
Omdat dus de arm van het curatorium niet verder reikt, heeft het, m.i. terecht, gemeend, dat het goed is deze situatie, die bij sommigen langzamerhand als een nood wordt ervaren, eens dringend onder de aandacht van de kerkeraden te brengen. Trouwens, ook overigens kan van een druk beroepingswerk niet gesproken worden.
Het is duidelijk, dat er gevallen zijn, waarin het voor een kleine gemeente financieel niet op te brengen is om een predikant te beroepen. Ook is het waar, dat veel meer dan vroeger te verwachten is, dat een predikant aanzienlijk langer in zijn gemeente zal blijven door het geringere aantal vacatures. Maar het curatorium vraagt zich af, of er geen dieper liggende redenen voor het stagneren van het beroepingswerk zijn. Moeten we niet zorg hebben voor de geestelijke situatie in de kerken? Er is reden toe om in eigen gemeente die vraag in alle ootmoed te stellen.
Wanneer er studenten en kandidaten in gemeenten voorgaan, dan zouden kerkeraden meer dan tot nog toe met hen in alle liefde tactisch met hen moeten spreken, als daar aanleiding toe is. Het kan soms moeilijk zijn om in een gemeente aansluiting te vinden aan het geestelijke leven. Zeker kan het feit, dat iemand op een beroep eens langer moet wachten dan vroeger, een geestelijke verdieping betekenen. Toch moet aan de bestaande situatie gewerkt worden. We moeten erover spreken, maar er ook aan werken.
Tot zover iets uit de brief van het curatorium in mijn eigen woorden. De bedoeling zal duidelijk zijn. Maar wat nu? En welke kant moeten we uit kijken? Welke perspectieven zijn er? In welke situatie zijn we? Wat moet en zal een peiling opleveren?

De situatie
Als we het jaarboek ter hand nemen, lijkt de situatie nog niet zo moeilijk. In de classis Groningen zijn twee vacatures, in die van Hoogeveen één, die van Zwolle twee als we Zwartsluis en Sint Jansklooster voor het beroepingswerk samen nemen, in de classis Amersfoort vijf, in die van Apeldoorn twee, die van Utrecht twee, die van Amsterdam één, die van 's-Gravenhage vijf, van Haarlem twee, van Dordrecht één, van Middelburg vijf als we Tholen en Oud Vossemeer samen nemen en die van Rotterdam drie. Dan heb ik alleen die gemeenten geteld, die redelijkerwijs gesproken naar ledental gerekend kunnen beroepen. Samen ruim dertig gemeenten die kunnen beroepen. Maar daarvan neemt slechts een stuk of twaalf kerken actief aan het beroepingswerk deel, terwijl bovendien een stuk of zes gemeenten zo af en toe eens tot een beroep komt. Bijna de helft van het aantal kerken dat kan beroepen, objectief gezien, doet dit momenteel niet.
Als we een aantal gemeenten verder naar ledental bezien, kan de vraag gesteld worden, of ze niet hard aan een tweede predikant toe zijn. Zo heeft Broek op Langedijk een tweede predikantsplaats vanwege de steeds toenemende uitbreiding. Ook Zierikzee staat te boek als een gemeente met twee predikantsplaatsen. Urk (Maranatha) zelfs als een met drie predikantsplaatsen en daar is ook wel aan gewerkt. Maar men kan zich afvragen, of gemeenten die boven de 1000 zielen tellen, niet veel ernstiger aan het beroepen van een tweede predikant moeten werken dan nu gebeurt. Zo heeft Urk (Eben Haëzer) volgens het Jaarboek meer dan 1000 leden. Zouden snel groeiende kerken als Bunschoten en Zwolle al niet aan een derde predikant toe zijn? Kunnen Groningen en Hoogeveen niet aan een derde predikant denken? Moet Barendrecht niet nodig een tweede predikant hebben en Sliedrecht-Centrum, dat laatste zelfs een derde predikant?
Dat er oplossingen te bedenken zijn, leert de praktijk, als men dat wil en er oog voor heeft. Zo hebben we onlangs het beroep kunnen lezen, dat de kerken van Doesburg en Doetinchem samen met de kerk van Nijmegen hebben uitgebracht op een tweede predikant voor de drie gemeenten. Een ander voorbeeld dat ik hier eens wil aanhalen is, dat de kerk van Zwijndrecht de kerk van Alblasserdam financieel steunt opdat die aan het beroepen kan gaan; een prachtig voorbeeld. Bekend is ook, dat de kerken van Dordrecht-Zuid en Eindhoven samenwerken in de financiering van de predikantsplaats in Antwerpen. En er zijn misschien nog wel meer gevallen van hulp en samenwerking die mij niet bekend zijn.
Aan de andere kant zien we in onze kerken, dat veel meer dan vroeger onze predikanten het besluit nemen om met emeritaat te gaan, zodra zij de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben. Er zijn momenteel nog drie predikanten boven de 65 jaar, die in actieve dienst zijn, na het emeritaat van de predikanten Sobering en K.J. Velema.
En menigeen, die gelukkig nog tot allerlei arbeid in staat is, acht het nu in onze situatie eis om plaats te maken voor jongeren die staan te hunkeren om hun dienst te mogen beginnen.

Maar nu?
Het aantal gemeenten dat metterdaad beroept is kleiner dan het aantal dat dat zou kunnen doen. Het aantal predikanten dat op tweetallen staat en/of beroepen krijgt is aanzienlijk lager dan het aantal dat vanwege hun dienstjaren in een gemeente beroepen zou kunnen worden en misschien ook wel graag eens een beroep zou willen krijgen. Het door het curatorium gesignaleerde verschijnsel van stagnatie is dus wel duidelijk aanwezig. Maar het is nog niet zo eenvoudig om daar conclusies aan te verbinden en wegen voor de toekomst te vinden.
Als we de financiële kant even terzijde laten, blijven er andere aspecten over om over na te denken.
Het eerste is wel, dat kerkeraden niet verplicht zijn om kandidaten „af te nemen", al mag men beroepbaarstelling en beroepen krijgen in één lijn zien liggen. Maar vroeger hield professor Hovius ons al voor: een roeping heb je, als een gemeente je beroept! Desondanks is jarenlang de positie van een student, die door het admissie-examen gekomen was, te hoog in achting geweest. Nu keert de wal het schip. Verschillende kandidaten voldoen niet. Het curatorium schrijft: Kerkeraden, kunt u niet eens meer tactisch met hen spreken, als u duidelijke gebreken constateert? Het lijkt erop, alsof kerkeraden zich teleurgesteld afsluiten en of beginnende voorgangers zich machteloos en slecht begrepen voelen. Maar we mogen toch van al onze kerkeraden een groot stuk welwillendheid en begrip vragen? Onze kandidaten en studenten moeten toch niet aangemerkt worden als eigenwijze en lichtgeraakte mensen, die dan ook weinig goeds zouden voorspellen? Er zijn toch nog mensen als Aquila en Priscilla onder ons, die een Apollos verder kunnen leiden? Er zijn toch nog mensen als Timotheüs onder ons, tot wie gezegd werd: Niemand verachte uw jeugdige leeftijd?
Er blijft wel een andere grote moeilijkheid. Als het curatorium zorg uitspreekt over de geestelijke situatie, dan val ik dat wel bij. Ik denk, dat de aarzeling in het beroepingswerk, niet alleen wat kandidaten betreft, maar over de hele linie, een weerslag is van de aarzeling om in de kerken elkaar op geestelijke wijze te aanvaarden.
Het gebrek aan vertrouwen, het gebrek aan eensgezindheid, dat er ondanks de betrekkelijke rust in onze kerken van het ogenblik, nog steeds is, heeft gevolgen voor het beroepingswerk.
Als er één ding is, waaraan gewerkt moet worden in onze kerken, dan is het aan het herstel van een aanvaarding over een bredere linie dan nu gebeurt. Dat neemt niet weg, dat er aan uitvoerbare mogelijkheden om te beroepen gewerkt moet worden. Maar dat zal lapwerk blijven, als er niet dieper gegraven wordt. Het gaat niet alleen om kandidaten. De moeite speelt ook ten aanzien van een aantal jongere predikanten. Ze zijn niet allemaal zulke boeiende sprekers, hun terminologie is niet gelijk, kerkeraden zijn niet gelijk, niet alle kerkeraadsleden zijn even capabel. Maar die bezwaren waren er vroeger ook, al vielen ze toen niet zo op. Nu we zo veel predikanten hebben, kan het ook moeilijk anders dan dat er spanning komt tussen vraag en aanbod. Ten dele werkt hier gewoon een marktmechanisme. Maar de kerk is toch kerk? We moeten veel meer met elkaar in gesprek gaan. Dat geldt conferenties, gesprekken tussen studenten en kandidaten onderling, maar ook gesprekken tussen predikanten onderling en op de classicale vergaderingen. Zolang het gewoonte blijft om zichzelf te verdedigen en anderen aan te vallen of te vertekenen, schieten we niet op, integendeel. Er moet gevraagd worden: Praat eens door. Wat bedoel je precies? Hoe verwerk je wat jij zegt met het spreken van de Schrift zelf en met het belijden van de kerk? Zou ik niet zelf eerst moeten beginnen met begrip en respect voor jouw kijk te krijgen op zulk een manier, dat jij ook enig begrip voor mijn opstelling kunt krijgen? Kunnen we nooit meer eens in elkaars huid kruipen? Zo neen, dan is er slechts sprake van een vreedzame coëxistentie, een werelds gebeuren.
Ik moet het nu bij deze vragen laten. Een nog heel andere vraag is, of onze kerken met het grote theologische potentieel dat we tegenwoordig hebben, niet veel meer naar buiten zouden moeten treden en of onze jonge weltoegeruste broeders niet naar veel wijdere taken zouden moeten omzien. Zelf denk ik van wel. Maar daar is wel een heel nieuwe geestelijke instelling voor nodig.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1987

De Wekker | 12 Pagina's

Het beroepingswerk in onze kerken (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1987

De Wekker | 12 Pagina's