Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. Shifrin, De Sowjet - Holocaust, 63 blz., Stichting „De ondergrondse kerk", Gorinchem 1987.
De titel suggereert een overeenkomst tussen de uitroeiing van de Joden door Hitler én de manier waarop de Russische machthebbers Joodse en andere onderdanen vervolgen. Het gaat in dit boekje om talloze feiten, waarin „vernietiging door slavenarbeid onder begeleiding van folteringen" wordt beschreven. Schrijnend en schreeuwend is het leed van hen die naamloos lijden en sterven in de vele kampen. Dit vernietigingsproces valt als zodanig niet op. Het is veel „maatschappelijker" dan Hitlers gaskamers. Het Westen kan dit nauwelijks geloven. Juist nu er het een en ander schijnt te veranderen in Rusland is kennis van deze feiten noodzakelijk. Of er een wezenlijke verandering plaatsvindt, is te meten aan het verdwijnen van alle kampen. Zolang dat niet het geval is, is het systeem bedreigend; naar binnen èn naar buiten.

W.H. Velema


W. Albeda, Neocorporatisme. Evolutie van een gedachte, verandering van een patroon, 169 blz., ƒ 37,50, Kampen 1986.
Dit boek bevat de Kuyper-voordrachten, die dr. Albeda in 1983 aan de VU heeft gehouden. Ze zijn aanzienlijk uitgebreid. De schrijver heeft zich van de medewerking van mr. drs. M.D. ten Hove voorzien.
De titel stoot af. De bedoeling van het boek trekt aan en is de moeite waard. Wat wordt bedoeld met het nieuw leven inblazen van de corporatieve staatsgedachte? Het gaat om een goed overleg tussen de verschillende sociale partners, te weten werkgevers, werknemers en regering. Albeda pleit voor goed overleg tussen economische groepen in de samenleving. De mogelijkheden daartoe zijn kleiner geworden, omdat de verzorgingsstaat meebracht dat men meer opkwam voor zijn rechten dan dat men nog oog had voor zijn plichten. De schrijvers willen de weg gaan tussen de socialistische planeconomie en de kapitalistische onthouding van ingrijpen door de overheid.
Het boek bestaat eigenlijk uit drie delen, die wat in elkaar overlopen. Een tekening van fascisme en nationaal-socialisme, die in naam corporatisme voorstaan, maar in feite dictatuur betekenen. Een stuk geschiedenis van de sociaal-economische ontwikkeling in Nederland, beginnend bij een interessante tekening van het ontstaan en het functioneren van de gilden. En in de derde plaats, dwars door dat alles heen: het ideaal van een overlegmaatschappij. Om dit ideaal te ondersteunen wordt - dat is zelfs een vierde factor - veelvuldig verwezen naar en geciteerd uit buitenlandse literatuur. In hoeverre deze auteurs het standpunt van de schrijvers steunen is moeilijk na te gaan. Dat er een zekere convergentie is, is wel duidelijk.
Mij spreekt dit pleidooi voor een overlegmaatschappij, waarin persoonlijke en groepsvrijheden gerespecteerd worden, waarin rechten en plichten beide worden nagekomen, aan. Te betreuren vind ik het dat in de Kuyper-lezingen niets doorklinkt van Kuypers belijdenis omtrent de heerschappij van God over ons leven. De motivering van het betoog lijkt mij meer utilistisch dan principieel. Dat kan tegelijk ook de zwakte van het boek betekenen. Waardering dus voor het brede en heldere overzicht, ook voor het bepleite doel. Teleurstelling vanwege het ontbreken van een principieel calvinistisch fundament. Een boek dat zware kost bevat, en tegelijk een doorbraak beoogt in de vastgelopen verzorgingsstaat.

W.H. Velema


Karl Barth, Befaamde theologen. Theologisch geboortebewijs in een briefwisseling tussen 1913 en 1930, meegelezen door dr. J.M. Hasselaar, 183 blz., ƒ 27,90, Kampen 1986.
Dit is een deel in de theologische portretserie met blauwe omslag. Prof. Hasselaar, emeritus van de theologische faculteit in Utrecht, heeft het deel over Barth verzorgd. Het gaat om de eerste jaren van Barth, zoals de ondertitel aangeeft. Bron is vooral de correspondentie tussen Barth en Thurneysen. Zoals bekend waren zij intensief met elkaar bevriend. Interessant is het licht dat op Thurneysen valt. Hij is zelfstandig ten opzichte van Barth, weet conflicten bij te leggen en heeft - vooral in persoonlijke relaties - meer oog voor nuanceringen.
Het is niet zo dat de briefwisseling in excerpt wordt weergegeven. Veeleer gebruikt Hasselaar zijn kennis van Barths biografie (door Eberhard Buch uitstekend beschreven) om die toe te lichten met fragmenten uit de briefwisseling tussen 1913 en 1930. Het is een boeiend geheel geworden, waarbij biografie en beschrijving van de wording van Barths theologie elkaar aanvullen. Zwaartepunt ligt bij de eerste. Men kan hier geen overzicht van Barths theologie verwachten, wel interessant licht op het ontstaan van zijn theologische denkbeelden. Deze serie maakt op mij de indruk een fragmentarisch beeld te geven van de behandelde „befaamde theologen". Dat geldt ook voor dit deel. Opmerkelijk is dat er niet van een redactie gewag wordt gemaakt. Misschien dat een redactie wat meer aanwijzingen kan geven, waardoor het fragmentarische plaats kan maken voor een totaalbeeld. Gegeven de door de auteur aangebrachte beperkingen, vind ik het een interessant populair boek.

W.H. Velema


H. Dam, De NSB en de kerken, 187 blz., ƒ 39,50, Kampen 1986.
Het boek beschrijft wat de titel doet verwachten: de relatie van de NSB tot de kerken. Na een inleiding en verantwoording volgt een beschrijving van de NSB als politieke beweging 1931-1940; vervolgens: NSB: ideologie. Christelijkheid en kerken. In dit centrale hoofdstuk van ruim honderd bladzijden worden vijf brochures besproken en de standpunten van enkele (vooraanstaande) predikanten die lid geweest zijn van de NSB. Ook de uitspraak van de Gereformeerde Synode (1936) en de bekende brochure van prof. K. Schilder komen aan de orde. Het slothoofdstuk bevat samenvatting en conclusie, onder de titel: „Tussen idealen en opportunisme".
Het is een verhelderende studie over feiten en mensen, van wie wel iets bekend was, maar niet in zo brede samenhang. Ik heb waardering voor deze studie (een doctoraal-scriptie uit (synodaal) Kampen). Twee vragen zijn bij mij gebleven. In de eerste plaats: hoe interessant de weergave van theologische standpunten ook is, wat is het theologisch motief dat hen dreef? Of hebben zij hun theologie in dienst gesteld van de keus die ze al hadden gedaan? Vervolgens: Wat dreef kerkmensen om zich bij de NSB te voegen? Bij de beantwoording van deze vraag zou het sociaalpsychologisch onderzoek van J. Hofman „De Collaborateur", Meppel 1981, niet ongenoemd mogen zijn gebleven. Het boek is vooral vanuit de NSB in de richting van de kerken geschreven. Dat is wat eenzijdig. Van een doctoraal-scriptie mag men echter niet verwachten wat men in een proefschrift onontbeerlijk acht.

W.H. Velema


J.A.E. Vermaat, De informatievervuilers. Achtergronden en verbindingen van het transnationaal instituut en communistische mantelorganisaties, 91 blz., ƒ 19,75, Utrecht 1987.
De schrijver is bekend door zijn artikelen in dag- en weekbladen. Uit de biografische gegevens op de achterflap blijkt dat hij „in tal van internationale tijdschriften bijdragen plaatst".
Zijn bedoeling is te laten zien hoe communistisch Rusland in het Westen infiltreert. Het roept mantelorganisaties in het leven en het weet communisten op hoge posten te krijgen, bij de Verenigde Naties en de Wereldraad van Kerken. Het is onthullend te zien hoe vooraanstaande Nederlanders zich door de mantelorganisaties laten gebruiken. Soms ben ik geneigd het werk van de schrijver ten aanzien van onthulling van communistische infiltratieactiviteiten te vergelijken met het werk dat Simon Wiesenthal doet om oorlogsmisdadigers te ontmaskeren.
De titel is treffend gekozen: Infiltratie van en via de media, en propaganda via informatie-instituten. Er ligt een enorme hoeveelheid (detail) kennis aan dit boek ten grondslag. Het enige bezwaar is, dat het zich door de opeenstapeling van feiten niet zo gemakkelijk laat lezen. Wie echter de moeite van het doorlezen neemt, ontvangt een schat aan broodnodige informatie.

W.H. Velema


P.M.M. Geurts,Plutarchus van Chaeronea. Waarom God zo lang wacht met straffen. Over godsdienstige angst. Agora Editie, 172 blz., ƒ 24,50, Kampen 1986.
De Griekse wijsgeer Plutarchus wordt door Calvijn aangehaald in de „Institutie" als een voorbeeld van een filosoof die stelt dat een mens zonder godsdienst er in veel opzichten nog ellendiger aan toe is dan het redeloze gedierte (I, 3, 3). Plutarchus heeft tal van geschriften gepubliceerd, waaronder ook, die zich bezighouden met de vraag waarom God zolang wacht met straffen en met godsdienstige angst, door dr. Geurts omschreven als theofobie.
Het is interessant kennis te nemen van de vertaling van deze teksten. De vertaling laat zich goed lezen. Het betoog is typisch dat van een heidens wijsgeer. De openbaring van God is niet het uitgangspunt, maar het menselijke voelen en denken met betrekking tot religieuze aangelegenheden. Het is een geschrift dat geheel past in het betoog van Calvijn aan het begin van de Institutie: enerzijds de eerbied voor Godheid en goden, anderzijds het volstrekt ontoereikende van zulk een betoog.
De vertaler is een classicus. Dat blijkt ook uit de Inleiding, welke van grote eruditie getuigt. Hij gaat in op het probleem dat hedendaagse christenen niet in een leven na de dood geloven. Deze antieke wijsgeren zijn zulke christenen tot een beschamend voorbeeld. Plutarchus, zo betoogt de vertaler, heeft het christelijk geloof niet of nauwelijks gekend. Hij heeft er zeker niet uit geput en is er niet door beïnvloed. Waar overeenstemming te merken valt, is deze toe te schrijven aan de internationale culturen van die dagen, waarin de Grieks-Romeinse populaire ethiek van de Stoa een belangrijke plaats innam. Dit materiaal zou zonder enige moeite het Christendom zijn binnengekomen (blz. 17v.). Op deze laatste stelling valt wel het een en ander af te dingen. Het boek is om zijn inleiding en inhoud van betekenis voor hen die met de vragen van het geloof in God in onze tijd bezig zijn! Dit oordeel wil ik plaatsen tegen de achtergrond van Calvijns verwijzing naar dit geschrift.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1987

De Wekker | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1987

De Wekker | 12 Pagina's