Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

R.P. Ericksen, Theologen onder Hitler, Gerhard Kittel, Paul Althaus, Emanuel Hirsch, 243 blz., ƒ 39,50, T. Wever, Franeker 1987.
Een Amerikaans auteur heeft een onderzoek ingesteld naar de keus voor het nationaalsocialisme van de drie in de titel genoemde theologen. Hoe was het mogelijk dat deze theologen zich voor het nationaal-socialisme verklaarden? Ericksen geeft een analyse van hun publicaties vóór en na 1933. Dan ziet de lezer de lijnen lopen. Hirsch was de meest getalenteerde, ook de meest verstokte. Kittel balanceerde op de rand en ging er over heen. Althaus was het meest terughoudend en kreeg aan het eind van de dertiger jaren zijn twijfels. De auteur vermeldt feiten, discussies binnen theologische faculteiten en correspondentie met tijdgenoten van de betrokkenen. Zijn oordeel is duidelijk, en tegelijk mild. Verlangen naar orde en eer voor het vaderland, het besef dat Duitsland een taak in de wereld had, niet in het minst door zijn cultureel religieuze erfenis te bewaren na de ontreddering van Wereldoorlog I, heeft deze drie theologen gedreven.
De tekening van het theologisch klimaat en de stand van zaken in de Duitse theologie lijkt me niet overal geheel correct. Niettemin is dit een belangrijk boek. De informatie over collaboratie met of sympathie van deze prominente theologen voor het nationaal-socialisme is indringend.
Het notenmateriaal doet zien hoeveel speurwerk in archieven de schrijver heeft verricht. Het mag opmerkelijk heten dat een Amerikaan dit onderwerp heeft aangepakt. Voor de relatie theologie en Hitler-Duitsland is dit een onmisbare informatiebron. Jammer dat de letter klein is en dat er zoveel op een bladzijde staat.

W.H. Velema


R. Girard, De romantische leugen en de romaneske waarheid, 292 blz., ƒ 39,90, Kok Agora-Kampen 1986. René Girard, De zondebok. Kok Agora- Kampen 1986, 256 blz., ƒ 39,90.
De schrijver is Fransman van geboorte, verhuisde naar Amerika, waar hij hoogleraar is in de Franse taal, letterkunde en cultuur. Roomskatholiek in zijn jeugd geweest, heeft hij de kerk vaarwel gezegd, maar is niet lang geleden opnieuw tot die kerk toegetreden. Hij heeft een eredoctoraat van de VU gekregen. Zijn werken worden in het Nederlands vertaald, zoals uit beide teksten hierboven blijkt. Ook verschijnen er inleidingen tot zijn werk. Hij wordt cultuurcriticus genoemd. Hij analyseert via moderne romans de mens. In het ene boek wordt het fenomeen zondebok geanalyseerd! De mens zoekt een zondebok om zichzelf te kunnen uitleven. Christus is zulk een zondebok geweest, en heeft de noodlottige kringloop doorbroken. De mens begeert wat anderen begeren. Hij is niet in staat uit zichzelf te begeren. Hij wil echter niet erkennen dat de begeerte van een ander een rol speelt in zijn eigen begeren. Dit noemt Girard een romantische illusie. Iedere menselijke begeerte wordt dus door een ander tot stand gebracht. De begeerte is mimetisch van aard (dat wil zeggen: nabootsend). Dat noemt Girard de romaneske waarheid. Met kennis van literatuur uit alle eeuwen tracht hij de grondstelling van beide boeken te staven. De Bijbel vervult daarbij dezelfde rol als romans. Girard spreekt van een driehoeksbegeerte. Tussen de held van de roman en zijn bewonderaar ontstaat een verhouding van bewondering, rivaliteit en haat.
Beide boeken zijn ingeleid door cultuurkenners (prof. Varga en prof. De Valk). Hun inleiding, overigens achteraan geplaatst, geeft enig inzicht in de probleemstelling van deze vrij moeilijke thematiek. Girard doet als ontmaskeraar van denken, doen en drijven aan Freud denken. Betekent de leer van de Mimesis (nabootsing) een oplossing? De mens blijkt en blijft gebonden aan de liefde-haat verhouding tot de ander. Er is een ander heilsperspectief.

W.H. Velema


W.P. Balkenende, Ik zal niet klagen als ik lijd, Oosterbaan & Le Cointre, 1987, 256 blz. ƒ 25,90.
De schrijver verzorgt de wekelijkse rubriek „Voor de zieken" in het Ned. Dagblad. Hij heeft veel nagedacht over het probleem van het lijden, daarover en over allerlei andere onderwerpen veel gelezen en nu dit boek geschreven. Soms krijgt men de indruk dat er het een en ander bijgesleept wordt, dat in (vrijgemaakt) Gereformeerde kring actueel is, maar daarom nog niet ieder zal aanspreken.

W. van 't S.


Dr. T. Brienen, De liturgie bij Johannes Calvijn. Zijn publicaties en zijn visies. Uitgeverij De Groot Goudriaan-Kampen 1987, 279 blz.
In deze studie vinden we de stof, die dr. Brienen verzamelde, voornamelijk uit de literatuur, maar ook uit Calvijn zelf, over de liturgie van Calvijn. In een eerste deel biedt de schrijver een uiteenzetting van een vergelijkend onderzoek van de publikaties van Calvijn in hun historische context. Daarbij speelt de geschiedenis van Calvijns contacten een rol van betekenis. Dr. Brienen legt sterke nadruk op Calvijns vrij zelfstandige ontwikkeling. In een analytisch deel gaat het om de liturgische visies van Calvijn in hun contemporaine context. Het laatste deel beschrijft invloeden die van Calvijns liturgie zijn uitgegaan. In een paar bladzijden ten besluite betoogt de schrijver dat Calvijns erfenis in Nederland niet zozeer is aanvaard, daar men de „Zwingliaanse weg" is opgegaan. Wel herkent men volgens Brienen in de gemeentezang de sporen van Calvijns invloed.
Men zou over menige bladzijde een dispuut met de schrijver willen aangaan. Daartoe leent zich deze korte aankondiging echter niet. Of inderdaad Calvijn in de Institutie van 1536 reeds een uitgewerkte avondsmaalsliturgie gaf moet hier blijven rusten. Men zou met evenveel recht kunnen spreken over een doopliturgie, die immers in 1536 juist aan de regels over de avondmaalsbediening voorafgaat. Dat Calvijn zijn eerste uitgave van de Institutie in Bazel vervaardigde is niet aannemelijk - alleen de laatste twee hoofdstukken ervan zal hij daar hebben geschreven. Daarmee vervalt de zin van een vergelijking met Bazels liturgie.
Het boek telt veel lange en onvertaalde citaten. Zij maken echter dat het werk een soort bronnenboek wordt. Daardoor zal het lange tijd zijn waarde behouden.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1988

De Wekker | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1988

De Wekker | 8 Pagina's