Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Klein-gelovigen"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Klein-gelovigen"

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen?" Matth. 8:26a

Er vaart door deze wereld een bange storm! Ernstige reden om te vrezen. Alleszins voor hen, die nog op eigen risico door dit leven gaan.
En hoe staat het met Gods kinderen? Zij hebben toch geen reden om te vrezen? O neen! En toch is er vaak zoveel vreesachtigheid.
Daarom richtte Jezus eens dat beschamende woord tot Zijn discipelen, die in een bange storm op zee verkeerden: „Wat zijt gij vreesachtig, gij klein-gelovigen?"
Maar was er reden om te vrezen?
Met Jezus in het schip . . . en dan vergaan? Dat kan toch niet!
Tòch vreesden zij. En daarom wekten zij Hem, toen Hij sliep.
Doch kan dan het „geloof" vrezen?
In het geloof zèlf zit geen vrees. Johannes schrijft in zijn eerste zendbrief: „Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten." En in Gal. 5:6 schrijft de apostel: „Maar het geloof, door de liefde werkende."
Wel is er in de gelòvigen vaak vrees.
Hier bij de discipelen was „onkunde" aan 't woord. Daardoor werd de beoefening van het geloof belemmerd of geremd.
Want Christus moest dèze dood niet sterven, maar straks . . . de kruisdood! Niet anders kon voor de schuld betaald worden.
Achter deze storm was er echter nog iets anders. Het was satan, die hier het schip bedreigde met de ondergang.
Kan de duivel dan beschikken over winden en stormen? Onder Gods toelating wel. We lezen bij Job, dat de Heere sprak tot satan: „zie, al wat hij heeft, zij in uw hand." En daarop kwamen die onheilstijdingen, o.a. de inéénstorting van het huis, waarin zijn kinderen feest vierden, door een grote wind.
't Is dan ook opmerkelijk, dat Jezus hier „de winden en de zee bestrafte." En de Heere behoeft toch Zijn eigen werk niet te bestraffen. Ja, zo kan de duivel, al is hij overwonnen, onder de toelating, Gods kerk en kinderen nog geducht bestrijden en benauwen. Hoe kan bange vrees het hart vervullen door allerlei bestrijdingen en aanvechtingen, zoals: U hebt geen heil bij God, u hebt te lang en te zwaar gezondigd, voor u is er geen genade. En wanneer de Heere Zijn Aangezicht verbergt, ja. Zich als doof houdt, wanneer al uw pogingen om uw levensschip te behouden, falen, dan is het bang! Sprak David eens niet in de vervolging van Saul: „Ik zal nog één der dagen omkomen door de hand van Saul." En had de Heere hem niet gezalfd tot koning?
't Geloof kan dus wel inzinken, maar het zal nooit de vrezenden ontvallen. Dit bleek bij de discipelen, want zij riepen in hun nood tot Jezus: „Heere, behoed ons, wij vergaan."
„Wij vergaan." Dat was de vrees en het kleingeloof. „Heere", dat was het geloof, dat zich vastklemt aan de Zich-als-doof-houdende Jezus!
Evenwel was het liefdes-vermaan van Christus nodig tot beschamend onderwijs: „wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen?" Is Mijn arm dan verkort, dat zij niet zou kunnen helpen? Ja, dat bewijst de Heere.
„Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en daar werd grote stilte."
Wat een verrassende openbaring!
De Heere doet de storm bedaren en Hij maakt het stil. Stil op de zee, stil in de harten. En dat leidde tot aanbidding.
Kent ù dit, lezer(es)?
Is de Heere aan boord van uw levensschip?
Zonder Hem zal ons schip zeker stranden!
Daarom: „Zoek de Heere, terwijl Hij te vinden is en roep Hem aan, terwijl Hij nabij is."
Smeek Hem om het ware, echte geloof. Er is zoveel schijngeloof. Een slechts verstandelijk weten van hetgeen God in Zijn Woord geopenbaard heeft is wel van betekenis en vooral in deze zo lichtzinnige tijd, maar het is niet genoeg voor de eeuwigheid. Dat geldt ook van het tijd- en het wondergeloof.
Wie echter het ware, zaligmakende geloof mag kennen, diens levensschip zal nooit vergaan, hoe het ook moge stormen.
„Hij doet de storm bedaren,
De golven zwijgen stil;
Nu rijst de vreugd; de baren
Zijn effen op Gods wil;
Nu wijkt verslagenheid;
Na zoveel angstig slaven,
Daar God hen veilig leidt
In hun begeerde haven!

"Driebergen, ds. H. van Leeuwen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1988

De Wekker | 8 Pagina's

„Klein-gelovigen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1988

De Wekker | 8 Pagina's