Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort . . .

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen." (Rom. 8:26b)

Wij hebben allemaal in ons leven op de één of andere manier bidden geleerd. Van kindsbeen af hebben we de kindergebedjes voor en na het eten en voor het slapen gaan van vader of moeder geleerd.
Na Pinksteren is de vraag echter op zijn plaats of we werkelijk bidden geleerd hebben van de Heilige Geest. Immers er ontbreekt wel eens wat aan ons gebed; het gaat dikwijls zo gedachteloos. Paulus spreekt in dit gedeelte zo duidelijk uit, dat we in het gebedsleven op hulp zijn aangewezen. Paulus zegt zelfs, dat wij niet eens weten wat wij bidden moeten zoals het behoort. Zegt Paulus dit nu vanuit zijn onbekeerdheid, toen hij streed tegen de gemeente van Christus? Nee, juist in de dagen van zijn leerling-zijn van Gamaliël wist hij precies wat hij bidden moest. Hij wist het precies en met opgeheven handen stond hij op de hoeken van de straten te bidden. Is dit dan een opmerking van iemand die nog helemaal aan het begin van het geestelijk leven staat? In zekere zin is daar wat voor te zeggen. Wanneer Gods licht gaat vallen in de schuilhoeken van ons leven en wij onszelf leren kennen; wanneer God onze huisjes van keurige kerkmensen in elkaar gaat blazen met Zijn Pinkstergeest, zodat we alle grond onder de voeten gaan verliezen, dan wordt inderdaad dat wel geleerd. Maar vooral in de voortgang van het geestelijk leven komt een mens hoe langer hoe meer tot de belijdenis, „wij weten niet te bidden zoals het behoort". Dit is de taal van een mens die heel veel heeft afgeleerd; die niet meer steunen wil op eigen inzichten. Zo'n mens krijgt hulp nodig - hulp in het gebedsleven. Immers . . . hoe meer ik de Heere in mijn leven leer kennen, des te meer leer ik ook mijn zwakheden kennen. Eigenlijk weet ik niet goed wat goed voor mij is en wat niet goed is voor mij. Gods Woord zegt me, dat ik moet bidden om de wederkomst van de Heere Jezus, maar tegelijk weet ik, dat als de Heere Jezus terugkomt, het gedaan is met de genadetijd en ik zou nog zo graag willen dat mijn zoon of dochter tot de Heere Jezus zou komen. Er staan in de Bijbel beloften van Gods wondere hulp, maar wat moet ik nu doen als de Heere in mijn leven zoveel wil afbreken, omdat Hij zegt: „Ik moet je wel kort houden, want anders kun je weer zo goed buiten Mij" - wat moet ik dan bidden? Ik denk aan Paulus die bad om de doorn uit zijn vlees weg te nemen; dan zou hij naar zijn gedachten de Heere beter kunnen dienen; maar de Heere zegt: „Als je zwak bent, dan ben je machtig".
Ik denk aan het klassieke voorbeeld uit de kerkgeschiedenis - moeder Monica, de moeder van Augustinus die het bad: „Heere, wilt u alstublieft verhinderen dat mijn zoon naar dat goddeloze Italië gaat". Gelukkig maar dat God dat gebed niet heeft verhoord, want in dat goddeloze Italië kwam Augustinus tot bekering. Wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, dat is helemaal geen aangename belijdenis, dit gaat dwars tegen eigen vlees en bloed in, want wij willen niets liever dan God de weg voorschrijven, maar het is zo goed om hulpbehoevend tegenover God te zijn. Nu zegt onze tekst: juist in die situatie komt de Geest onze zwakheden te hulp, dat wil zeggen, de Geest bidt voor de gelovige met zijn gebedszwakheden voor het aangezicht van de Heere. Hij pleit voor hem met onuitsprekelijke verzuchtingen, dat wil zeggen met woorden die van een heel andere orde zijn, woorden die voor ons niet te verstaan zijn, omdat ze behoren tot het verkeer tussen de Drie Personen van de Drie-enige God. Woorden die uitgaan boven onze mogelijkheden van spreken en verstaan. Zo zorgt de Heilige Geest ervoor, dat de Vader de Zijnen niet vergeet. De Geest seint het van de aarde voortdurend: Hier is hij, hier is hij. Dat heft ons bidden niet op, dat maakt ons alleen maar bescheiden. Dat leert ons bidden: „Ik vraag dat nu wel Heere, maar U weet wat goed is; U, die beloofd heeft dat U mij met alle nooddruft zult vervullen. Heere, ik vraag het indien het in uw raad kan bestaan". Wat een rijkdom. Hier hebt u het zoveelste bewijs dat de zaligheid van Gods volk een zaak is van de Drieenige God. De Geest bidt naar God toe, dat wil zeggen in overeenstemming met God. De Geest doet een beroep op het werk van God dat staat onder de belofte, dat Hij het zal voleinden. Hij doet dit bij mensen, die het niet durven. De Geest neemt onze zwakheden niet weg, maar de Geest brengt de gelovige met zijn zwakheden voor God. Hij houdt de verbinding open, zodat de band blijft trekken. Hij bidt soms wel eens tegen ons in. Hij weet wat goed is voor ons. De Geest bidt als wij soms zo biddeloos zijn, als ons bidden enkel sleur is. Die Geest bidt, als wij het niet meer weten te formuleren, als wij zeggen: „Heere, ik weet niet hoe ik het zeggen moet, maar U kent toch het zuchten van mijn hart". Die Geest bidt als wij soms te ziek zijn om te bidden, als de pijn alle aandacht vraagt in je lichaam. Hij bidt voor mensen die vanwege hun verstandelijke handicaps geen woorden meer weten te vinden. Ook dan gaat het door, dwars door de aderverkalking van de oude dag. Hij garandeert door Zijn bidden ons, dat het waar is „hoe donker de weg ook moog wezen; Hij ziet in gunst op die Hem vrezen".
Wat bent u rijk als u die Geest hebt ontvangen. Zo'n gebed is zeker van de verhoring. Wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort - maar het is Pinksteren geweest en de Geest bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.

J. Oosterbroek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1988

De Wekker | 8 Pagina's

Want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1988

De Wekker | 8 Pagina's