Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Domweg Gereformeerd? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Domweg Gereformeerd? (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na de weergave van enkele belangrijke lijnen uit de studie „Gewoonweg Gereformeerd" moet ik zeggen dat ik dit boek met gemengde gevoelens gelezen heb; met ergernis en ongeloof, maar ook met herkenning en onrust; met vragen naar mezelf en onze eigen situatie. Laat ik eerst kort aangeven waarom ik me aan dit boek heb geërgerd. Hoewel de schrijvers een loffelijke poging hebben ondernomen om een wetenschappelijk boek te schrijven dat door een groot publiek te lezen is, heb ik me niettemin geërgerd aan het taalgebruik, vooral in de gesprekken (met de kinderen). Velen van hen spreken slecht Nederlands. Het meest ergerde het me dat de onderzoekers zich bij dit slechte taalgebruik aansloten. Hadden ze in deze verkorte weergave van hun onderzoek op z'n minst niet alle „Of zo's" en „en zo's" kunnen weglaten? Het is juist dat ze met hun vragen telkens aansloten bij wat hun gesprekspartners zeiden. Ze hebben geprobeerd zo objectief mogelijk te vragen. Niettemin had ik meer dan eens het gevoel dat in de vraagstelling en de woordkeus hun eigen mening ten aanzien van kerk en godsdienst doorklinkt „Het lege testament" zegt Van der Ploeg dat hij zelf kerkverlater is. Hij bestudeert kerkverlating niet alleen op afstand omdat hij er wetenschappelijk mee bezig is. Hij heeft zelf afstand genomen. Naar mijn mening zijn beide onderzoekers duidelijk vooringenomen. Dat blijkt bv. als ze stellen dat kindergeloof (kinderlijke godsdienstigheid) een naïeve variant is van traditionele godsdienstigheid. De traditionele godsdienstigheid wordt hoofdzakelijk bepaald door het vasthouden aan gewoonten en het blijven naleven van regels zonder dat het inhoud heeft. Zoals er aan het kindergeloof een einde komt, zal er aan de traditionele godsdienstigheid ook (wel spoedig) een einde komen. In heel deze studie klinkt dit door. Het bepaalt hun manier van vragen, waarin meer dan eens hun reserve te proeven is. Als een vader vertelt dat ze altijd de bijbel van Genesis tot en met Openbaring lezen, wordt hem de vraag gesteld: „En waar is dat goed voor?".
Het meest typerend voor gebrek aan echte objectiviteit vind ik dat in heel dit boek het woord „God" consequent met een kleine letter wordt geschreven, in tegenstelling tot wat in onze Nederlandse taal gangbaar is. Wellicht doen ze dit omdat ze over God schrijven als een object van wetenschappelijk onderzoek. Het komt echter over alsof zij God niet als God willen erkennen. Wie niet in het bestaan van God gelooft, zou toch het woord „God" met een hoofdletter moeten blijven schrijven, zeker in een onderzoek in opdracht van een kerkelijke commissie.
Hoewel gesteld kan worden dat de schrijvers een grondig onderzoek hebben gedaan, is bij mij toch de vraag blijven hangen of zij van de Gereformeerde Kerken een juist beeld hebben gegeven. Ik heb op die vraag geen (wetenschappelijk gefundeerd) antwoord. Maar wel betwijfel ik of hun suggestieve vraag of de godsdienstigheid van de doorsnee actieve en meelevende gereformeerde volwassene ooit anders is geweest dan die van de huidige ouders (in hun onderzoek) juist is. Zij geloven niet dat gereformeerden vroeger leerstellig waren; een sterk zondebesef en een strenge zedelijkheid hadden. Zij vermoeden dat het gebrek aan geloofskennis en geloofsbeleving, aan relevantie en reflectie op de godsdienst in wezen typerend is voor gereformeerden. Ik geloof er niets van; niet als het gaat over vroeger, maar ook niet als het gaat over nu. Ouders en kinderen zijn diepgaand ondervraagd. Zeker als het gaat over de godsdienstige gewoonten en regels geeft dit onderzoek een goed beeld. Duidelijk wordt dat voor vele volwassenen van nu alles niet meer zo vanzelfsprekend is als voor hun ouders en toen ze zelf nog kind waren. Ook blijkt duidelijk dat vele jongeren min of meer breken met de godsdienstige gewoonten van hun ouders; dat anderen wel aan de gewoonten van thuis vasthouden, maar minder intensief.
Zeker is ook naar de geloofskennis en geloofsbeleving, naar het belang van de godsdienst voor het leven van elke dag uitvoerig gevraagd. Dat is echter veel moeilijker (godsdienstsociologisch) te onderzoeken. Bovendien kan gevraagd worden of de vele en dikwijls indringende vragen wel de goede vragen waren; of het gesprek wel gevoerd is in een geest die het mogelijk maakt te „meten" of mensen hun geloof beleven en of hun godsdienst voor hen van belang is.
Het lijkt me heel ter zake dat gevraagd werd naar de godsvoorstelling die de mensen hadden. Afgaande op de gesprekken lijkt het alsof vele Gereformeerden er een onbijbelse, zeer menselijke voorstelling van God op nahouden. Het lijkt alsof God in hun leven niet werkelijk aanwezig is en voor hen geen betekenis heeft. Is dat echt zo of wordt die indruk gewekt doordat de vragen die gesteld zijn niet de juiste vragen zijn? Maakte de manier van vragen het misschien heel moeilijk om onder woorden te brengen hoe men over God denkt en het geloof in God beleeft? Als we dit boek geloven mogen, is er onder Gereformeerden een ontstellend gebrek aan Godskennis; niet alleen aan een echt en beleefd geloof, maar ook aan kennis van wat de bijbel over God zegt. Dat geldt voor alle hoofdzaken van het christelijk geloof. In de praktijk van het dagelijks leven speelt het geloof nauwelijks een rol; antwoorden op ethische vragen worden door velen niet aan de Bijbel ontleend. Ondanks de godsdienstige gewoonten is er sprake van grote onverschilligheid. Daardoor worden die gewoonten door de meeste jongeren ervaren als betekenisloze gebruiken en inhoudsloze routine. Godsdienst en kerk heeft niets voor hen te betekenen. Dat is de diepste oorzaak dat ze kerkverlater worden en niet dat de kerk voor de moderne jeugd te traditioneel zou zijn; dat er sprake is van een generatiekloof; of dat de jeugd onder invloed van de studie, verkeerde vrienden of de grote stad, de kerk de rug zou toekeren.
Het testament blijkt leeg. Van der Ploeg en Benjamins vermoeden dat het (bij de meesten) altijd al leeg geweest is. Toch bleven in het verleden volgende generaties gewoonweg gereformeerd. Door de secularisatie doen velen dat nu niet meer. Daardoor gaan nu de gereformeerden gewoon weg. Want ten diepste houdt gereformeerd zijn, christen zijn niets in. Zeker in onze tijd is het niet relevant. Mensen die gereformeerd waren en zijn, zijn dat domweg.
Wie het geloven kan, gelove het. Ik geloof het niet, niet van de gereformeerden in het verleden, niet van de gereformeerde gezindte en niet van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Vanaf de Hervorming gaat het in het gereformeerd zijn juist om waarachtige bekering; om een bewuste keuze; om Gods keuze voor ons. Wie gereformeerd is, moet telkens weer gereformeerd worden. Daarom is het onmogelijk om gewoonweg gereformeerd te zijn. Het is alleen mogelijk om gereformeerd te zijn als een wonder van God; als een wonder dat gekend en beleefd wordt. Het is waar dat niet ieder die en alles wat gereformeerd heet, gereformeerd is. Dat doet echter niets af van de waarheid van wat gezegd is; van de waarheid die van Godswege geldt en ondanks ons telkens weer werkelijkheid werd en wordt in de bekering van zondaren; in het feit dat mensen gereformeerd worden.
Toch is hiermee niet alles gezegd. Want hoe waar dit mag zijn, er is genoeg in de (Chr.) Gereformeerde Kerken aan de hand. Op zoek naar de reden van kerkverlating en geloofsafval bevat dit boek veel materiaal dat inzicht geeft en hulp biedt om juiste vragen te stellen en over de vragen door te denken. Het is niet een boek dat ons (alleen maar) voorhoudt hoe slecht de situatie in de Gereformeerde Kerken is. Het gaat niet aan dat we hoofdschuddend vaststellen dat het toch maar goed is dat we in 1892 Christelijk Gereformeerd gebleven zijn. Met wat dit boek biedt, moeten we inkeren tot onszelf. Aan onszelf hebben we de handen vol.

D. Visser

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1988

De Wekker | 12 Pagina's

Domweg Gereformeerd? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1988

De Wekker | 12 Pagina's