Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Welbehagen of goede wil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Welbehagen of goede wil

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De engelen hebben in hun lied de rijkste woorden uit de Godsopenbaring gebruikt. Kan men zich iets voorstellen wat boven de eer van God uitgaat? Dit is het eerste woord: Ere zij God in de hoge! In de hemelen is die goddelijke glans en luister onbeperkt en onomhuld. Zij straalt uit naar alle kanten. Er is daar volstrekt niets dat de goddelijkheid van God nog zou verduisteren. De volle openbaring van God zelf treedt daar aan het licht. God krijgt op het Kerstfeest zijn eer terug in en door het Kind in de kribbe.
Het tweede woord, dat een onvoorstelbare rijkdom bevat is dat van de vrede: de toestand waarin alle dingen tot hun bestemming komen. Immers daarin bestaat de vrede. Zij is niet alleen in de hemelse sferen. Zij is werkelijk op aarde voorhanden in Christus, in Wie wij vrede met God hebben. En door Wie een vrede die alle verstand te boven gaat zich van ons meester kan maken. Vrede met God, verzoend in Christus, vrede met de naaste en ook - laten we het niet vergeten - vrede met zichzelf. Want dat vloeit voort uit de vrede met God, dat een mens door God aanvaard wordt. En dat een mens behalve zijn naaste, ook zichzelf aanvaardt: het behoort bij de vrede op aarde.
Maar het allerrijkste, tevens het allerdiepste woord, waarvan de engelen gezongen hebben is dat van het welbehagen, het welbehagen Gods. Immers het staat nu wel vast, dat de vertaling, die spreekt van een goede wil bij de mensen voor wie de vrede bestemd zou zijn, niet te handhaven is. Ze was al heel oud, deze weergave: vrede op aarde voor mensen van goeden wille. Maar zij kan niet staande gehouden worden. En met te meer vrijmoedigheid houden wij vast aan de weergave van „eudokia" (want dat staat er oorspronkelijk) met welbehagen, omdat in de grotten bij de Dode Zee een aantal oude rollen dezelfde uitdrukking in het Hebreeuws bleken te bevatten. In de z.g. Qumranrollen lezen we enkele malen van de zonen van Gods welbehagen, de uitverkorenen van Gods welbehagen.
Daarom wordt in deze uitdrukking bevestigd, wat we overigens reeds lang wisten, dat in de eerste twee hoofdstukken van Lucas een groot aantal uitdrukkingen voorkomt, die aan het Hebreeuws rechtstreeks ontleend zijn. Welbehagen dus en geen goede wil van de mens.
Welbehagen Gods, eeuwige goedertierenheid, goddelijke liefde straalt in Christus de mensen tegemoet. Rechtstreeks wordt er een relatie gelegd tussen Gods eeuwige wil tot heil en verlossing én de mensen. En zo komen in dit engelenlied de diepste dingen die ooit gezegd kunnen worden openbaar: de diepste dingen over God. De diepste dingen over de mens. Het God-zijn van God is hier aan de orde. En het mens-zijn van de mens komt ter sprake. God én mens, in één adem. Dat is Kerstfeest.
Laten we niet voorbijzien, wie er voor het eerst op deze manier over gesproken hebben. Het zijn niet de mensen geweest. En het is ook niet God zelf geweest, die aldus rechtstreeks heeft gesproken. Het zijn de engelen geweest, de gedienstige geesten, aan wie deze verkondiging is toevertrouwd.
Wanneer God zelf had gesproken in de nacht van Bethlehem zou de schrik nog groter geweest zijn dan ze nu reeds bij de herders is. Nu vallen ze immers reeds ter aarde onder het blinkende licht van de heerlijkheid van God. Gods stem zou hen op dit moment dodelijk beangst hebben. Straks zal God zijn stem laten horen, in het aanwijzen van zijn Zoon: Déze is mijn Zoon, Mijn Geliefde in Wie al mijn welbehagen is, hoort Hem. Dan is die stem dragelijk voor mensen, wanneer ze Christus zien en niemand meer dan Hem alleen.
Nu zijn het ook niet de mensen, die van het welbehagen spreken. In het Oude Testament hebben zij het als dienstknechten van God gedaan. De profeten hebben de Messias aangewezen als degene door Wie het welbehagen des HEREN gelukkig zal voortgaan. Maar nu de vervulling is gekomen spreken de engelen over het welbehagen dat God in mensen heeft. Geen profeet, een engel spreekt. De engelen zingen. Want dat is de enige manier om het welbehagen Gods ten gehore te brengen, in het lied, dat zij in zekere zin plaatsvervangend hebben ingezet. En het zal de énige manier zijn voor alle toekomst, om ooit het welbehagen Gods ter sprake te brengen: niet op de wijze van het dispuut, van de discussie, maar op de melodie van het nieuwe, het geheel andere lied, dan wat er ooit in de wereld gezongen kan worden.
Immers dit lied is niet te vergelijken met wat er ooit op aarde door mensen gezongen werd. Als Adam al gezongen heeft, dan is dat voor de val geweest. Daarna staat er als een eerste mensenlied dat van Lamech te boek, die zijn vrouwen voorzingt wat hij niet allemaal kan en durft. Inderdaad: de vox humana, de stem van een mens, die vol is van eigen wil. Het mensbeeld, dat de bijbel tekent is eerlijk. Het vertoont geen trekken, die overbelicht worden. Hij staat er op zoals hij is. Wie de bijbel ernstig neemt zal zeggen, dat het humanisme een fictie is, zuiver bedrog. Wie is de mens! Neen, wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt?
Mensen van goede wil! Of mensen in wie God een welbehagen heeft! Het is een verschil dat de diepste kern van het evangelie raakt. De wil van de mens staat lijnrecht tegenover de wil van God. De wil van het vlees, of de wil van de man (Joh. 1:13) kan tegenover God niets uitrichten. Waar is dit duidelijker geworden dan bij de kribbe van Bethlehem. God schakelt daar de menselijke wil volkomen uit. Jozef ontvangt een bericht, dat hem duidelijk maakt dat hetgeen in Maria ontvangen is, uit de Heilige Geest is. Maria had het zelf reeds vernomen: dat Heilige dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. En Maria heeft haar hoofd gebogen en gezegd: mij geschiede naar uw woord. Dat is: Gods wil moge aan mij voltrokken worden. Waarom schakelt God op het beslissende moment de „wil van het vlees" uit? Waarom anders, dan omdat die wil niet goed is, niet goed voor God.
In het verstand is een duisternis opgetreden, die alle kennis heeft weggenomen. De weg van de vrede kennen wij niet. In de wil is een kracht aanwezig, die alle dingen doet indruisen tegen de wil van God. In de wil, centrum van de daadkracht, is geen werkelijke kracht tot goedheid aanwezig. De mens heeft zichzelf van zijn uitnemende gaven beroofd. Er heerst blindheid in het verstand en boosheid, weerspannigheid en hardnekkigheid in de wil en in het hart.
Van een vrije wil is geen sprake. Er is een onmacht, die zich van de wil heeft meester gemaakt. We willen en we kunnen tot God niet wederkeren. We willen noch kunnen onze verdorven natuur verbeteren. We willen noch kunnen ons zelf schikken tot de verbetering van die toestand. En dat is alles wat er van onze goede wil is overgebleven.
De opmerkzame lezer zal bemerkt hebben, dat de formuleringen die we nu gebruikten, ontleend zijn aan de leerregels van Dordrecht. En men zou zich kunnen afvragen, of het wel pas geeft, om op het Kerstfeest Dordt te citeren. Staan die twee niet volstrekt tegenover elkaar? Kerst: de gave van Gods genade, zonder enige terughoudendheid aan het mensdom geschonken. En Dordt de beknibbeling op die genade, het invoegen van het welbehagen van God in onze denkschema's. Kunnen we maar niet beter de Dordtse vaderen naar huis sturen en aan de engelen alle gelegenheid geven om hun lied te zingen?
Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat we de engelen absoluut niet begrijpen. Zij brengen de menselijke wil beslist niet ter sprake. Maar zij noemen de goddelijke wil als de oorzaak van al ons heil. Juist omdat er van de goedheid van onze wil weinig of niets te zeggen valt, daarom is de boodschap van het goddelijk welbehagen zo onbegrijpelijk groot. Het is dat goddelijke willen, waarom reeds in het oude testament gesmeekt wordt: Gedenk mijner o Here, naar uw welbehagen (Ps. 106:4). Het is dat welbehagen, dat door de lijdende Knecht des Heren gelukkig zal voortgaan (Jes. 53:10). Het is ook dat welbehagen, dat straks over Christus zal worden uitgeroepen bij zijn doop in de Jordaan (Matt. 3:17). En het is geen ander welbehagen, dan dat waarvoor Christus gedankt heeft: Vader Ik dank U dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en aan de kinderkens geopenbaard. Ja, Vader. Want alzo is geweest het welbehagen voor U (Luc. 10:21).
Niet de menselijke wil redt ons. Maar de onbegrijpelijke eeuwige, goddelijke wil tot verlossing van zijn volk. Maar dat volk wordt hier niet genoemd naar de kentekenen van verkiezing of wedergeboorte. Het wordt hier getekend naar de meest algemene menselijke kenmerken. Ménsen: méér niet. Ménsen, ongekwalificeerd. In mensen heeft God een behagen. Vraag niet waarom. Vraag niet sinds wanneer. Vraag slechts in Wie. En zeg dan, dat het welbehagen Gods rust op mensen, in en bij Christus. Willen we het eeuwige liefdevolle en onvatbare raadsbesluit van God omtrent mensen leren kennen, dan moeten we bij Christus zijn en bij niemand anders.
In de geboorte van Christus ligt de volstrekte en volledige openbaring van Gods liefde. En daarom kunnen we alles wat we behoeven ook slechts bij Christus leren kennen.
Mensen van goede wil worden niet geboren. Zij worden daartoe herboren. Maar die wedergeboorte van mensen is zonder de geboorte van Christus niet te verstaan. We lezen nog een klein stukje van de leerregels. Ze zijn wat omstreden, omdat er sprake is van nieuwe hoedanigheden, die in de wil worden ingestort. Maar de bedoeling is geen andere, dan dat er slechts van een goede wil sprake kan zijn door het wonder van de wedergeboorte. Dié maakt, dat de wil die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt. De Heilige Geest beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
Wedergeboorte noemen we dit wonder, een nieuwe schepping gelijk. Maar geen los produkt van genade. Integendeel, blijk is het van Gods welbehagen. En daarom moeten we onze wedergeboorte zoeken daar waar Christus geboren werd, om onze geboorte niet over te doen, maar om deze te heiligen. Hij is geboren uit de wil van God. En in dit welbehagen is de kracht, die onze wil vernieuwt. Slechts in die zin kan het waar zijn, wat men van ouds wel heeft gezegd, dat het tevergeefs zou zijn, ook al was Christus duizendmaal geboren in de kribbe van Bethlehem en niet in ons hart. Inderdaad is dit tevergeefs. Maar dat is de zaak niet. De zaak is deze, of iemand zou kunnen denken, dat déze goddelijke geboorte vanuit het welbehagen ooit tevergeefs zou kunnen zijn. We zullen slechts licht ontvangen over onze wedergeboorte, over de vernieuwing van onze wil, wanneer we het licht van eeuwige liefde zien schijnen in het Kind in de kribbe. En wie daar zijn levensweg overstraald ziet met hemels licht, die zal Luther begrijpen. In het geding om de goede wil tegen Erasmus beleed hij, dat er slechts van zekerheid sprake kan zijn, omdat God onze zaligheid onttrokken heeft aan onze eigen wil. Hij heeft haar in de zijne opgenomen, zodat wij niet door ons werk of door ons lopen, maar door zijn genade en barmhartigheid naar zijn belofte behouden worden. Niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Dat is het welbehagen Gods in Christus Jezus onze Here. Tégen de vrije wil de kribbe van Bethlehem. Daar leren de engelen ons het lied, dat voor Gods kerk nimmer verstommen zal.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1988

De Wekker | 16 Pagina's

Welbehagen of goede wil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1988

De Wekker | 16 Pagina's