Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als de kerkgang geen vreugde meer verschaft . . . (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als de kerkgang geen vreugde meer verschaft . . . (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele brieven, van ongeveer gelijke strekking, zijn al te lang op mijn tafel blijven liggen. Misschien omdat ik mij met de beantwoording ervan een beetje verlegen voel. De schrijvers roeren namelijk een probleem aan dat méér kanten heeft dan binnen het bestek van dit artikel aan de orde kunnen worden gesteld. Bovendien zitten er persoonlijke en gevoelige aspecten aan, die om een voorzichtige benadering vragen. Het is wel een vrij algemeen probleem en daarom verzochten de schrijvers er in de rubriek Nader Bekeken aandacht aan te willen geven.
De vraag die in beide brieven doorklinkt en die ik hier verkort weergeef, luidt: wat moeten wij en wat moeten onze gezinnen als de kerkgang ons geen vreugde meer verschaft omdat de prediking van de voorganger, die we nu al zo heel lang in ons midden hebben, ons niet meer vermag te boeien. Jaar in jaar uit, zondag op zondag, horen we hetzelfde geluid. Aan alles wat in voorgaande jaren werd gezegd wordt niets nieuws meer toegevoegd. Dezelfde „stokpaarden" draven steeds weer aan ons voorbij. Bij de eerste twee woorden van een zin valt de rest door ons zelf in te vullen. Er zit zelden nog iets verrassends in. Elke diepte, hoogte en elke kromming in het pad van de catechismusprediking, dat we nu al meer dan x jaren met onze predikant gaan (beter gezegd: hij met ons), kennen we door en door en we hebben eigenlijk het gevoel dat we - en velen in de gemeente met ons - op een dood punt zijn aangeland. We hebben, althans wat ons zelf betreft, het gevoel dat deze toestand schade doet aan de ontwikkeling van ons geestelijk leven. Misschien ligt het aan ons en misschien merken we het niet meer zo goed op, maar onder de verkondiging krijgt ons geestelijk leven maar zo weinig vertroostende en corrigerende impulsen. Voor ons gevoel lag dat in de begintijd heel anders. We gaan wel trouw elke zondag twee keer naar de kerk maar niet (meer) met gespannen verwachtingen.

Niet van vandaag of gisteren
We hebben hier te maken met een probleem dat niet van vandaag of gisteren is. Het is eigen aan en het manifesteert zich vooral in die reformatorische kerken, waarin de prediking nog altijd het belangrijkste onderdeel van de eredienst vormt. De inhoud van de verkondiging en niet in de laatste plaats de wijze waarop de boodschap van het Evangelie wordt verwoord, zijn voor veel kerkgangers alles bepalend als het aankomt op de mate van vreugde en voldoening die men aan de zondagse kerkdiensten beleeft. We herkennen dat in de wijze waarop kerkgangers hun waardering voor de zondagse Woordverkondiging tot uitdrukking plegen te brengen. We weten dat sommige dienaren van het Woord in die waardering hoge scores halen. Hun vindingrijkheid in het bedenken van originaliteiten, hun vermogen om een betoogtrant te ontwikkelen die hun auditorium van het begin tot het einde van de preek geboeid houdt en het gezegend zijn met een goed inzicht in de verbanden van de Heilige Schrift, in dat alles beschikken zij over voldoende reserves om het in een gemeente heel lang vol te houden. Voor andere voorgangers ligt dat anders. Was er bij de start in een gemeente nog een zeker enthousiasme, voor hen ligt wat de prediking betreft al gauw het gevaar van gewenning en verveling bij de gemeente op de loer. In alle kerken is het een bekend verschijnsel dat predikant en gemeente na verloop van tijd elkaar weinig meer te zeggen hebben, althans in de zondagse samenkomsten. Op het pastorale vlak kan een binding tussen die twee soms heel sterk en van lange duur zijn, ofschoon het wederzijdse verlangen naar verandering ook in die sfeer groot kan zijn. In gesprekken rond situaties waarin een predikant en een gemeente al vele jaren aan elkaar verbonden zijn geweest en nog lang tot elkaar „veroordeeld" lijken te zijn, hoort men dan ook nog wel eens de opmerking vallen: „hij moest daar eindelijk eens weg kunnen, maar ja" . . . Soms doet zich de gelegenheid daartoe voor, soms ook niet.
Het heeft er de schijn van dat een deel van de kerken en een niet onaanzienlijk aantal van de jongere dienstdoende predikanten, zich er op in te stellen heeft dat men het heel lang met elkaar zal moeten volhouden. Hoe dan te ontkomen aan dat gevaar van gewenning en verveling, waardoor de zondagse samenkomsten hun glans verliezen?
Zonder de pretentie volledig te zijn in het aandragen van gedachten rond dit probleem, wil ik graag proberen enkele dingen naar voren te halen.

Geen gehoorzaal
Heilzaam zou zijn als in die gemeenten, waarin van zo'n situatie sprake is, men zich sterker bewust zou zijn dat de ruimte waarin de gemeente op zondag samenkomt, geen gehoorzaal maar plaats van ontmoeting tussen God en de gemeente van zijn Zoon Jezus Christus is. Dat klinkt nogal vanzelfsprekend, maar in de praktijk van het kerkelijk leven is het dat bepaald niet, in elk geval lang niet in de vereiste mate. Is de praktijk niet dat men naar de kerk gaat om een dominee te beluisteren en dat op voorhand de waarde van het verblijf in het Huis Gods bepaald wordt door de vraag wie de voorganger is en hoe die het er pleegt af te brengen? Laat ons eerlijk en nuchter zijn. Wie hebben we zondag? Heb jij hem al eens gehoord? Maar matigjes geloof ik hè? Is 't ie niet een beetje doorgezakt? Een pracht vent, is mij verteld! Wat kan die man preken, zeg! Heb hem méér keren gehoord, maar de spoeling is bij hem maar dunnetjes hoor. Ik trek er mijn schoenen niet voor aan. Een lust om naar te luisteren, die dominee uit Kudelstaart. Veel gehoorde uitdrukkingen en kwalificaties, die er - positief of negatief - op wijzen dat de kerk voor velen in werkelijkheid meer plaats van handeling tussen dienaar des Woords en gemeente is dan punt van ontmoeting tussen God en de gemeente van Jezus Christus.
Natuurlijk zal elke kerkganger toestemmen dat het laatste primair is, dat het daarom allereerst gaat, maar de praktijk is dat bij velen de mate van betrokkenheid bij het kerkelijk gebeuren en de geestelijke ervaringen die men in de zondagse samenkomsten heeft, sterk afhankelijk zijn van de prikkels die vanuit de verkondiging op de hoorder toekomen. Onder prikkels moet men in dit verband niet verstaan dat het Woord in diepere zin beslag legt en het leven heilzaam beïnvloedt, maar de prikkeling van verstand en gevoel door de pakkende wijze waarop de dingen worden verwoord. Het laatste is niet zonder betekenis; het kan tot het eerste zelfs bijdragen, maar om het eerste moet het toch vooral gaan. En daarvoor is de gemeente, met haar voorganger, dan helemaal aangewezen op de genadigde medewerking van de Heilige Geest. Waar die ontbreekt is er het levensgrote gevaar van de gewenning, de afnemende spanning en de toenemende verveling. Dan kunnen de zondagse samenkomsten zelfs het karakter krijgen van een soort confrontatie tussen voorganger en gemeente en dat is voor de geestelijke ontwikkeling van beiden dodelijk.

Méér dan verkondiging alleen
Verder moet de gemeente beseffen - en ook daaraan ontbreekt het maar al te veel - dat de eredienst méér is dan verkondiging alleen. Men mag het hart ook ophalen aan en richten op de lofzang, het gebed, het aanhoren van de geboden, het gemeenschappelijk uitspreken van de belijdenis, de lezing van de Heilige Schrift, het aanhoren van de groet en de inontvangstneming van de zegen. Op het gebed na misschien, maar in veel kerken kan men zich soms niet aan de indruk onttrekken dat in de aandacht van de gemeente de andere zojuist opgesomde handelingen met een zeker automatisme passeren en niet worden beleefd overeenkomstig de betekenis die zij hebben.
Ook dáárin ligt een stuk gewenning, vervlakking en verarming. Voor te velen begint de eredienst pas bij de preek en eindigt zij nadat het amen is gevallen. Er is nog iets.
In het vorengaande ging het over prikkeling van de aandacht tijdens de preek. Als er voor het gevoel van kerkgangers door gewenning aan de betoogtrant van de voorganger, nauwelijks nog van prikkels kan worden gesproken en de verveling toeslaat, moet de gemeente zich allereerst maar eens afvragen of het ook kan zijn dat men te veel op de klank af „consumeert" en zich te weinig moeite getroost om in een gezonde geestelijke zelfwerkzaamheid de gedachten die vanuit het Evangelie worden aangedragen, zelf nader uit te werken, goed te doordenken, de bedoeling ervan te proeven en te toetsen aan wat de Schriften misschien in andere verbanden over de dingen zeggen.

Zeker als die gemeente ook nog voor hem bidt
Natuurlijk heeft het probleem dat de briefschrijvers aanroeren ook zijn kanten naar de predikant toe. Ook hij lijdt soms onder het gevaar van gewenning, vervlakking en verveling, onder dat gevoel van rond- en uitgepreekt te zijn, onder het besef dat nauwelijks nog iets gezegd kan worden dat niet al meerdere malen in verschillende toonaarden is gezegd. En dat alles dan met soms het gevoel dat het in diezelfde gemeente nog dikwijls zal moeten worden herhaald. Hier ligt een stuk verantwoordelijkheid voor de kerkeraad en de predikant samen. Als de ouderlingen, met hun toezicht op de prediking, duidelijk en zorgvuldig zijn in het weergeven van hun indrukken die zij in de gemeente bij hun huisbezoeken opdoen, kunnen daarin voor een predikant heel veel elementen zitten waarop in de prediking vanuit het Evangelie op boeiende en herkenbare wijze kan worden ingegaan. Een voorganger die creatief probeert te denken, in zijn tekstkeuze in deze zin breed is dat hij het volle leven van de gemeente onder het gezag en het beslag van het Woord wil brengen, zich voorts beijvert om dezelfde dingen zoveel mogelijk met andere woorden aan te duiden en - wat het allerbelangrijkste is - bij wie merkbaar is dat hij elke week weer uit de worsteling met God tevoorschijn komt met de woorden: zo spreekt de Here, die zal het in een gemeente, althans wat de verkondiging betreft - heel lang kunnen uithouden. Zeker als die gemeente ook nog voor hem bidt. En dat laatste zou ik de briefschrijvers dan ook maar het sterkst willen aanbevelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1989

De Wekker | 8 Pagina's

Als de kerkgang geen vreugde meer verschaft . . . (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1989

De Wekker | 8 Pagina's