Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gezag in de onderneming (Mondigheid in het bedrijf I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gezag in de onderneming (Mondigheid in het bedrijf I)

Medezeggenschap, in RMU-perspectief

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Achtergrond
Het Deputaatschap Kerk en Bedrijfsleven van onze kerken heeft zich al enige tijd voorgenomen aandacht te besteden aan medezeggenschapsvormen, zoals die bestaan in de vorm van ondernemingsraden en dienstcommissies (bij de overheid). Deze aandacht zou dienstbaar moeten zijn voor leden van de kerk die hiermee in de praktijk te maken kunnen hebben. In 1988 zijn er twee studies verschenen over medezeggenschap, die er ook vanuit de bijbelse boodschap iets over willen zeggen. De twee die ik op het oog heb, komen uit een verschillende richting, en zijn van uiteenlopende aard. Het ene boekje is een „verkenning" van 57 bladzijden samengesteld door de RMU. Het andere boek is een proefschrift van 425 bladzijden, geschreven door dr. J. Plasma, industriepredikant te Gelderland. Toch zijn beide van belang voor wie binnen onze kerken wil nadenken over medezeggenschap. Deze twee studies leken een uitgelezen aanleiding om via twee artikelen aandacht te besteden aan dit onderwerp. Ik begin met het boekje van de RMU.

Wat is de RMU?
De Reformatorische Maatschappelijke Unie (RMU) is in 1983 van de grond gekomen. Het is een organisatie waarin werkgevers en werknemers uit diverse sectoren van bedrijfsleven en overheidsdienst samen komen om de ontwikkelingen op maatschappelijk-economisch terrein te doordenken. De RMU wil zich daarbij baseren op de Schrift en de reformatorische belijdenisgeschriften. Er zijn binnen de RMU diverse secties, zoals Ambtenaren, Bouw, Gezondheidszorg, Landbouw, Politie enz. Daarnaast kent men afdelingen die plaatselijk zijn georganiseerd. Daar komen de leden uit alle secties samen om de algemene onderwerpen en de huishoudelijke zaken te bespreken. In het land van werkgevers- en werknemersorganisaties is de RMU getalsmatig klein. Vanaf de oprichting heeft men het ook niet bedoeld als een organisatie ter behartiging van (collectieve) belangen. Wel probeert men nu, daar waar het mogelijk is, in overlegsituaties betrokken te worden. Ook worden voor ondernemingsraden of dienstcommissies wel mensen kandidaat gesteld onder de vlag van de RMU. Dit is uiteraard nogal plaats- en bedrijfsgebonden, afhankelijk van het aantal werkende mensen met een „reformatorische" achtergrond. In principe is de RMU bedoeld als overlegorganisatie voor mensen die werkzaam zijn in het bedrijfsleven en bij de overheid, om met elkaar vanuit de Bijbel na te denken over de zich voordoende ontwikkelingen. Men wil zicht krijgen op de taak en verantwoordelijkheid van de (reformatorische) christen in het arbeidsleven van vandaag. Ook doet men wel aan individuele belangenbehartiging voor de leden, als dat nodig is.

„Medezeggenschap, een RMU-verkenning"
De RMU kent regelmatig een algemeen bezinningsthema. Daaruit zijn enkele brochures voortgekomen. In 1988 kwam opnieuw een „RMU-verkenning" uit, nu over medezeggenschap. Het boekje geeft beknopt een eigen standpunt en een weergave van de geschiedenis en de stand van zaken rond medezeggenschap in Nederland. Soms had ik het gevoel bij het lezen, dat het te beknopt was. Men begint vanuit de Bijbel. Vervolgens komen er hoofdstukken over oorsprong, geschiedenis, regelgeving en praktijk. Tenslotte is er een hoofdstuk waarin het gevondene uit de praktijk wordt getoetst met behulp van de lijnen die men trok in hoofdstuk 1. Voor mensen, vooral uit de Geref. Gezindte, die nog nooit over dit onderwerp hebben nagedacht, is het een bruikbaar boekje. Het informatieve gedeelte geeft het nodige weer.
Het eigen standpunt, dat wordt ingenomen, is dat er geen bezwaar bestaat tegen medezeggenschap via ondernemingsraden en dienstcommissies. Wel wordt medezeggenschap op een bepaalde manier geïnterpreteerd. Het wordt gezien in het kader van het delegeren van verantwoordelijkheid door de leiding. Ook de wettelijke regels worden op die manier geduid. Nu kan dat ook heel goed, aangezien de ontwikkeling van het medezeggenschapsrecht sterk door compromissen tussen uiteenlopende visies is bepaald, waarbij de ondernemings- vrijheid maar zeer beperkt werd aangetast. Het hete hangijzer binnen reformatorische kring is immers de gezagsvraag. Is het willen hebben van inspraak, medezeggenschap, bedrijfsdemocratisering enz. niet een uiting van de mens die geen gezag boven zich wenst te erkennen? In de „RMU-verkenning" wordt dat ook als de eigenlijke kwestie behandeld. Staat medezeggenschap niet op gespannen voet met gezag? Dat is de vraag waarmee de brochure begon, en ook waarmee de evaluatie aan het eind eindigt. Het antwoord is: er is medezeggenschap die het gezag niet aantast. Die medezeggenschap is een goede zaak. Voorzover wij het zien, aldus de studie, is de huidige praktijk niet in strijd met die vorm van medezeggenschap. Voor (reformatorische) christenen ligt er een taak weggelegd om in ondernemingsraden en dienstcommissies een degelijk partijtje mee te blazen.

Bijbelse noties
Voor mij is het meest interessante van zo'n studie niet zozeer de informatie. Die kun je ook elders opdoen. Vooral wat er vanuit de Bijbel over de problematiek wordt gezegd, vind ik belangwekkend. Toch heb ik er ook vragen bij. Met name wat er over gezag wordt gezegd, lijkt me te beknopt en vind ik onbevredigend.
Het startpunt vanuit de Bijbel wordt genomen bij de mens als schepsel van God. De mens is geschapen naar Gods beeld en naar zijn gelijkenis. Dit houdt in dat hij gaven heeft gekregen, maar ook een opdracht. Hieruit vloeit arbeid voort en verantwoordelijkheid. Door de zonde zijn het mensenleven, de onderlinge verhoudingen en de verhouding met de natuur ernstig geweld aangedaan, maar de mens is „beelddrager van God" gebleven. Elke manier waarop voor de mens een mogelijkheid wordt geschapen om te handelen in verantwoordelijkheid ten dienste van de naaste en ter ere van God, is positief. In dat kader moet medezeggenschap in de arbeidssituatie als positief worden gezien. Medezeggenschap moet niet naar voren worden gehaald vanuit het recht op zelfontplooiing of zelfbeschikking, maar vanuit de gedachte van verantwoordelijkheid. Het gaat om een verantwoordelijkheid ten opzichte van anderen. Ook in de arbeidssituatie en in de sfeer van de economie heb ik me rekenschap te geven van „mijns naasten nut" (Heid. Cat. zondag 42). Om me vervolgens gezamenlijk (werkgever en werknemer) verantwoordelijk te weten ten opzichte van de Here God en zijn opdracht voor het (samen) leven op deze aarde. Dit zijn belangrijke gedachten, die m.i. in allerlei richting uitwerking verdienen (ook binnen RMU-verband, denk ik).

Medezeggenschap en gezag
Vervolgens komt de relatie werkgever-werknemer aan de orde. Het „gezag" komt om de hoek. Ik ben er niet helemaal uitgekomen, wat de bedoeling is. Aan de ene kant wordt gezegd: de verhouding heer-slaaf uit de Bijbel kun je niet overplaatsen naar de moderne arbeidsverhouding. Aan de andere kant wordt gezegd: de relatie werkgever-werknemer wordt in de Bijbel duidelijk getekend als gezagsrelatie. Ook vandaag moet je het blijven zien als een gezagsrelatie. Maar, aan de ene kant wordt er dan uitgegaan van een functioneel denken over gezag. Wie een arbeidsovereenkomst aangaat als werknemer, plaatst zich in een gezagsrelatie, die betrokken is op de doelstelling van de arbeid. Het gezag wordt in feite ontleend aan de arbeidsovereenkomst. Aan de andere kant wordt echter gezegd: gezag is een van God gegeven autoriteit. Binnen de grenzen van de arbeidsovereenkomst is men gehoorzaamheid verschuldigd (p. 14). Hier botsen twee gedachten op elkaar, die m.i. niet bevredigend met elkaar zijn verzoend. Als gezag ontleend wordt aan een overeenkomst, dan worden in die overeenkomst ook de grenzen enz. vastgesteld. In vrijheid moeten deze dan ook weer ter discussie kunnen staan, anders is er geen sprake van een overeenkomst. Elke contractpartner heeft zelf een oordeel over die grenzen. Dat geldt voor een werkgever, maar net zo goed voor een werknemer. Wie stelt die grenzen vast? Waar word ik voor aangenomen? Wat heeft de leiding „te zeggen" en wat niet? Als enerzijds wordt gesteld, dat de arbeidsovereenkomst basis is voor de gezagsrelatie, wat heeft anderzijds - met permissie gesproken - God daar dan nog mee te maken? Gezag is niet afhankelijk van de erkenning door mensen, wordt er gezegd. Er zijn relaties waarin je je als mens bevindt, zonder keuze. Bijvoorbeeld als kind ten opzichte van ouders, als burger ten opzichte van een overheid, als mens ten opzichte van God. Vanuit de Bijbel is het terecht, denk ik, om te zeggen, dat zij bekleed zijn met gezag, onafhankelijk van de instemming. Overheid en ouders hebben iets te zeggen over burgers en kinderen. God heeft alles te zeggen over ons als mensen. Niet op basis van een overeenkomst, maar omdat ze overheid en ouders zijn, en omdat God God is. Geldt dit nu ook voor een werkgever? Juist de overeenkomst houdt de gezags-erkenning voor de tijd van de overeenkomst in, maar wel gebonden aan de overeenkomst. Een onderneming is een doelorganisatie. Ik denk, dat een onderneming niet kan functioneren zonder duidelijkheid over verantwoordelijkheden en zeggenschap.
In een doelorganisatie werkt het slecht zonder bepaalde gezagsrelaties, die op realisering van het doel zijn gericht. Maar je bent er aan gebonden krachtens de arbeidsovereenkomst. Ik voel een spanning in de RMU-verkenning rond het begrip „gezag". Ook het aangebrachte onderscheid tussen „gezag" en „zeggenschap" komt me enigszins gekunsteld voor en lost de spanning niet op.
Als men het volle pond geeft aan de overeenkomst als basis voor het gezag binnen een onderneming, schept dat m.i. ruimte voor het bedingen van medezeggenschap die verder gaat dan de RMU voor verantwoord houdt. Benadrukken van gezag van Godswege binnen een onderneming daarentegen geeft de werkgever een bepaald aureool, dat hij m.i. niet verdient en beperkt de medezeggenschap tot een vorm van laten meedenken door de werknemers door een voorts „onaantastbare" werkgever. Ondertussen zijn contractpartners in een arbeidsovereenkomst meestal niet van het zelfde gewicht. Naast het woordje „gezag" moet in ons denken over het economisch leven ook het woordje „macht" een rol spelen. Naast gezagsrelaties bestaan er immers ook afhankelijkheidsrelaties. Ik zou graag met de RMU verder willen praten over gezag en macht binnen de arbeidsorganisaties en binnen het economisch leven. Ik heb het gevoel, dat er een schoen wringt op dit punt. Zeker als steeds meer christenen in arbeidssituaties verkeren, waar zij allerlei dingen geacht worden te doen die zij niet met hun principes kunnen overeenbrengen, lijkt me dit van belang. Als zij het toch doen, doen ze het dan uit „gehoorzaamheid" of uit „afhankelijkheid"? En als ze het niet willen doen en aan de bel trekken, is dat dan „verzet tegen het gezag", of juist „verantwoordelijk handelen"?

J.M. Aarnoudse
Rozenburg, maart 1989
predikant Industriepastoraat Botlek-Europoort

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1989

De Wekker | 12 Pagina's

Gezag in de onderneming (Mondigheid in het bedrijf I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1989

De Wekker | 12 Pagina's