Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Bevrijdende kennis" (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bevrijdende kennis" (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen in het vorige artikel, waarin ik iets vertelde over het leven en werken van Hans Joachim Iwand, dat de eerste wereldoorlog met al zijn verschrikking voor hem en vele anderen (met name) in Duitsland een diepingrijpend gebeuren was. Zó diepingrijpend dat het na 1918 niet meer mogelijk was verder te gaan in wetenschap en theologie alsof er niets gebeurd was. De bijna vanzelfsprekende vervlochtenheid van geloof en cultuur (kenmerk van de Duitse liberale theologie tot dan toe) was stuk gebroken. De vragen naar God, mens en wereld drongen zich op een „nieuwe" manier onweerstaanbaar op aan ieder die zich met geloven en denken bezig hield. Hoe zit het eigenlijk met onze werkelijkheid? Wie is de mens in zijn kennen en kunnen? En (dat vooral) waar ontmoeten God en mens elkaar in onze werkelijkheid?
Den Hertog heeft er in zijn studie aandacht voor gevraagd, dat Iwand voor het zoeken naar een antwoord op deze en andere vragen teruggrijpt op de „leer van de onvrije wil". En dat niet zomaar in de marge! De eerste van de bij het proefschrift gevoegde stellingen luidt: „De 'leer van de onvrije wil' is het oorsprongsmoment van de theologie van Hans Joachim Iwand". Met andere woorden: in die leer raken we aan het hart, het zwaartepunt, van de theologie van Iwand. Zijn theologisch bezig zijn kan slechts van daaruit worden verstaan.
Nu lag de keus voor dit „leerstuk" bepaald niet voor de hand. Immers, velen meenden (en menen!), dat je door aan de „leer van de onvrije wil" vast te houden wel moet uitkomen bij een mensbeeld, waarin voor mondigheid en (schepselmatige) vrijheid van de mens geen plaats meer is. Bovendien zou een dergelijke theologie elke „open" benadering van de werkelijkheid al bijvoorbaat de pas afsnijden. Om het met de woorden van Erasmus te zeggen: de „leer van de onvrije wil" berooft de mens van zijn eigenlijk mens-zijn: zijn humaniteit en (dus) zijn vrijheid. Mensen (ver)worden zo tot onvrije, willoze schepselen in de hand van God.
Evenwel, Iwand neemt de „leer van de onvrije wil" als uitgangspunt van zijn theologie. En Den Hertog wijst erop, dat Iwand dat ook wel „moet", omdat het hem te doen is om de werkelijke mens in de geschiedenis. Dus: niet om een soort ideaal mensbeeld dat wellicht hier en daar enige correctie behoeft, maar om de concrete mens met zijn schuld en nederlagen, de mens die bij tijd en wijle vertwijfelt aan de zin van het leven (de ervaringen van de eerste en (later) de tweede wereldoorlog). Het gaat Iwand erom te vragen waar en hoe deze mens God ontmoet in de werkelijkheid. Scherper geformuleerd: waar stoot de mens van nu op de werkelijkheid van God?

Godsdienstfilosofie
Nu was deze vraag stellig niet nieuw. Velen voor Iwand hebben zich ook op indringende wijze met de vraag naar de ontmoeting met God bezig gehouden. Vooral na de Verlichting was dat het geval. Je zou de Verlichting kunnen typeren als de (beslissende) doorbraak van de menselijke rede. Als waarheid geldt dan niet wat de Bijbel of de kerkvaders of de traditie of wie dan ook maar gezegd hebben. Als waarheid geldt slechts wat met behulp van de menselijke rede kan worden onderzocht en beargumenteerd. De menselijke rede (zeg maar: het menselijk inzicht) is de laatste instantie die beslist over wat als waarheid gelden mag.
Het spreekt welhaast vanzelf dat er in dit denken nauwelijks of geen plaats meer is voor een werkelijke (lees: beargumenteerbare en verifieerbare) ontmoeting met God. Trouwens, God zou dan geen God meer zijn. Hij zou evenzeer als wij mensen gebonden zijn aan en opgesloten zijn in de samenhang van de dingen om ons heen. Er kan vanuit onze wereld niet geconcludeerd worden tot de werkelijkheid van God. Maar - kun je vragen - ervaren de mensen dan niets van een soort „werkelijkheid" die wij in de kerk met het woord „God" plegen aan te duiden? Hebben ze geen weet van hun beperktheid en afhankelijkheid? Bespeuren ze niets van zin en doel? Ja, zeggen de meeste filosofen en theologen van de Verlichting, maar voor de kritiek van de rede kan dit alles niet standhouden. Je kunt hooguit zeggen, dat ieder mens een elementair gevoel van afhankelijkheid heeft (Schleiermacher). Of, dat de mens, hoewel hij God niet op het spoor komt vanuit de kennis der dingen, zich in zijn vrije, morele zelfbewustzijn wel van God bewust is (Kant). Of, nog anders: het kennend vermogen van de menselijke geest mag dan beperkt zijn, ten diepste heeft de mens deel aan de Geest (met een hoofdletter!) en „moet" hij God wel denken (Hegel).
Den Hertog laat in zijn boek zien hoe Iwand zich intens met deze en andere antwoorden op de vraag naar God heeft bezig gehouden. Den Hertog laat ook zien, dat Iwand bij alle sympathie voor deze wijze van zoeken en denken dit toch een onbegaanbare weg acht. Immers, hoe verschillend ook, al deze antwoorden gaan ervan uit, dat wij mensen van onszelf uit de weg naar God zoeken en willen zoeken. Eigenlijk is er in dit denken geen plaats voor de zonde. De mens leeft ondanks alle feilen en tekorten in harmonie met God. De vraag naar God blijft een formele.

De „leer van de onvrije wil"
Iwand stelt met Luther de vraag naar God niet formeel, maar inhoudelijk. Dat wil zeggen: hij vraagt hoe het er werkelijk voorstaat tussen God en mens. En dat wordt niet duidelijk van ons mensen uit, maar van God uit. God is het die in Jezus Christus onze werkelijkheid eens en voorgoed is binnengetreden. Hij openbaart zich en aan die openbaring ontspringt ware kennis: kennis van onszelf en kennis van God.
God schenkt deze kennis door wet en evangelie. Wij worden erdoor ontdekt aan ons zondaar- zijn èn wij vluchten naar het heil in Christus. En dat niet als twee van elkaar losstaande dingen. Alsof wij eerst ontdekt zouden worden aan onze schuld en de (vrije) keus zouden hebben om te vertwijfelen of om genade te bidden (Erasmus). Nee integendeel, het is de ene openbaring van God die ons ontdekt aan onze schijnvrijheid en ons tegelijkertijd „noodzakelijk" in de armen van Christus drijft. De door God geschonken kennis van onszelf leidt dus óók tot de ware Godskennis. Men kan dat ook nog anders zeggen: niet de daad van ons geloof rechtvaardigt ons, maar de inhoud van het geloof doet dat. De kennis van ons zondaar-zijn èn Gods oordeel over ons in Christus zijn beide gefundeerd in het kruis en de opstanding van de Here Jezus Christus. In Hem is de eenheid van wet en evangelie gegeven.
Deze ons zo door God geschonken kennis bewerkt dus twee dingen: ze ontdekt ons eraan, dat het diepste probleem van ons mensen geen kennisprobleem is maar dat van de gebondenheid van onze wil. Wij mensen kennen en kunnen best een heleboel - wie zal het ontkennen. Maar kennen en kunnen staat nooit op zichzelf. Er gaat iets aan vooraf, namelijk een bepaalde visie op onszelf en op de wereld. En daar ligt het eigenlijke probleem van de zonde: wij willen niet dat God God is. Wij zijn verblind en gebonden in de macht van de zonde. En de ontdekking daarvan doorkruist de kennis van God en van onszelf die wij van nature hebben.
Tegelijk echter - en dat is het tweede - betekent deze door God geschonken kennis een bevrijding. Zij is van beslissende betekenis voor onze benadering van de wereld waarin wij leven. Wij ontvangen in deze geloofskennis namelijk niet slechts een nieuwe visie (een soort christelijke wereldbeschouwing), maar wij worden er zelf door bevrijd. Ook ons denken en ons doen. Wij mogen op een nieuwe, „open" wijze in de werkelijkheid staan.
Van hoe verstrekkende betekenis deze bevrijding is, laat Den Hertog ons in zijn studie over leven en werk van Iwand zien. Ze heeft niet alleen maar consequenties voor ons geloven, ze raakt evenzeer ons kennen en ons staan in de werkelijkheid van het leven van alledag.
Graag vertel ik u daarover iets in een derde artikel.

G.L. Born

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1989

De Wekker | 8 Pagina's

„Bevrijdende kennis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1989

De Wekker | 8 Pagina's