Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen. Psalm 116:1

Zo heerlijk spontaan begint de dichter zijn psalm: ik heb lief...
Het moet er maar meteen uit. Zijn hart is vol; daarom loopt zijn mond over: ik heb lief! En als we hem vragen: wie hebt u dan lief?, dan is zijn antwoord: Wie anders dan de Heere, mijn Bondsgod! De Heere, Jahweh, de Ik zal zijn die Ik zijn zal!
Deze psalm draagt geen opschrift en de naam van de dichter is ons onbekend. Wel is duidelijk, dat hij in grote nood heeft verkeerd. Hij was geleid door donkere diepten. Hij had gelegen aan de rand van het graf. De dood grijnsde hem tegen. En vanuit die nood had hij tot de Heere geroepen en zelfs geloften gedaan wanneer de Heere zou uithelpen.
En de Heere heeft geholpen, uitgeholpen. Toen hoorde God...
En nu zingt hij zijn danklied. Met een tere ziel. In de taal van hartelijke liefde roemt hij in de Helper, Die toch groter bleek te zijn dan de nood. Ik heb lief! Ik heb de Heere lief!
Wat kunnen we eigenlijk van deze liefde zeggen? Ze komt immers voort uit de fontein van de eeuwige liefde Gods. De kerk belijdt het toch: wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad!
De dichter weet zich met de Heere verbonden door de band van de liefde. En hoe zouden wij nu kunnen zeggen, wat liefde en wat liefhebben is?
Liefde laat zich toch niet verklaren.
Liefde kunnen we alleen gevoelen, ervaren, beleven, maar nooit verklaren, beredeneren. Wie een onderzoek gaat instellen naar het wezen van de hef de, doet het werk van een chirurg, die bij zijn patiënt naar de ziel zou zoeken. Om dan zo diep in te snijden dat het leven van de patiënt ermee gemoeid is. Dan is zijn onderzoek meteen afgelopen. Ja, dan kan hij nog wel doorgaan met zijn onderzoek, maar... op het lijk, waar de ziel uit is. Daarom is het rechte spreken over liefhebben: zelf liefhebben.
Ik heb de Heere lief, zegt de dichter. Een kool van het hemels altaar heeft zijn hart in vlam gezet. Want we merken het toch wel: het is hier geen smeulend pitje, maar een vlam, die hoog oplaait: ik heb lief...
Deze liefde is een zaak van het hart, van waaruit de uitgangen van het leven zijn. Ik heb lief!
Wat is het een oneindig wonder, dat een mens, die van nature geneigd is God en zijn naaste te haten, liefheeft, de Heere liefheeft. Nee, die liefde kunnen we zelf nooit opbrengen. Alleen maar het tegendeel.
Deze liefde ontspringt dan ook aan de liefde van God in Christus. In Christus heeft God een Voorwerp om zondaren, van nature kinderen des toorns lief te hebben, zo lief te hebben als Hij Zijn eigen Zoon liefheeft.
Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid, spreekt de Heere tot Zijn volk. Dan draagt de Heilige Geest die liefde Gods in het harde, hatelijke, vijandige hart van de zondaar. En dan wordt door die liefde Gods dat harde hart zo zacht als was. Ik heb lief, ik heb de Heere lief! De vijandschap van mijn natuur is gedood door het bloed van Christus. Dit liefhebben van de Heere houdt dan ook in: een haten van eigen zondig bestaan, van de zonde, van de wereld. Wie de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.
Welnu, mogen we met de dichter instemmen: ik heb de Heere lief?
Er kan zoveel zijn en het kan zoveel lijken, maar als de liefde ontbreekt dan zal het ons geen nuttigheid geven. Alleen wie liefheeft, is uit God geboren. Wie niet liefheeft heeft God niet gekend. Want God is Liefde.
Ik heb lief. En die liefde vergaat nimmermeer. Ze is de meeste van de drie: geloof, hoop en liefde. De liefde maakt Gods kinderen aan God gelijkvormig, en niet het geloof of de hoop. God gelooft niet en God hoopt niet, maar heeft wel lief.
Ik heb lief. Is het waar? Ik zal U hartelijk liefhebben, Heere, mijn Sterkte! Heere, Gij weet alle dingen. Gij weet van al mijn schuldige tekortkomingen, van mijn lauwheid zo dikwijls, van mijn kilheid en koelheid zo vaak, maar toch: Heere, Gij weet dat ik U liefheb! Ik heb Hef, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen. Zo zegt de dichter.
De Heere hoort mijn stem. Niet alleen: Hij heeft mijn stem gehoord. Ja, dat ook. Maar dan zou hij toch te weinig van zijn God belijden. Niet slechts: Hij heeft mijn stem gehoord, maar Hij hoort mijn stem. Hij kent de Heere als een horend God. Hij neigt Zijn oor. Zoals een moeder, die haar hoofd buigt over de wieg van haar schreiend kind.
De Heere hoort mijn stem.
Leerden wij onze stem al gebruiken om tot God te roepen en te spreken? Want Hij wil met ons spreken, zoals Hij al zo vaak tot ons sprak. Nietwaar?
Of zegt u misschien: nee, tot mij heeft de Heere nog nooit gesproken; ik heb Zijn stem nog nooit gehoord. Maar nee, zo is het niet. De Heere spreekt toch tot ons allen door Zijn Woord. Maar Hij vraagt: waarom hebt ge uw oren toegestopt. En Hij klaagt: maar Mijn volk wou niet naar Mijn stemme horen! Hoort, en uw ziel zal leven. Of mogen we met Samuel betuigen: spreek, Heere, want uw knecht hoort! Ik zal horen, wat de Heere spreken zal!
Maar hoe kan de Heere de stem van een zondaar horen? Zijn mond is toch vol van vervloeking en slangenvenijn is onder zijn tong. Het is met onze tong en mond en lippen niet in orde. En daarom ook niet met onze stem. Onze lippen moeten worden besneden en onze mond gereinigd met het bloed van Christus. Hij heeft geroepen uit helle-angst, maar moest klagen: Gij antwoordt niet!
Maar daarom heeft een roepende zondaar te doen met een horend en sprekend God. Hij neigt Zijn oor! Hij zegt: doe Mij uw stem horen!
Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen. Wat is dit voor de dichter een wonder. En toch: het is werkelijkheid. Hij heeft het ervaren, keer op keer.
En als de Heere hoort, dan betekent dat, dat Hij overneemt, wat ik zeg.
Dan wordt de zaak, die mij benauwde en tot Hem deed roepen. Zijn zaak. En dan verdwijnt de ondraaglijke smart uit het benauwde hart.
Welnu, zou dan dat horen van God en de ervaring van Zijn horen dan niet vanzelf dringen tot liefhebben? Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen.
Zullen we onze stem toch niet alleen en niet langer gebruiken in de dienst van satan, wereld en zonde? Dat we toch onze stem de Heere laten horen.
Ik liet niet af, mijn hand en oog op te heffen naar omhoog!
Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen.
Ik riep tot Hem, al mijn dagen; Hij schenkt mij hulp. Hij redt mij keer op keer!

M. Vlietstra

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1989

De Wekker | 8 Pagina's

Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1989

De Wekker | 8 Pagina's