Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gezag van het woord Gods (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gezag van het woord Gods (VII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eens: het geheim van de Schrift
We spreken over het geheim van de Schrift, het zij ter herinnering opgemerkt, in tweeërlei zin. Het geheim geldt de inspiratie zowel als de illuminatie, de ingeving evengoed als de verlichting. Het is goed deze twee begrippen te onderscheiden. Wat ons betreft kunnen zij niet duidelijk genoeg onderscheiden worden. Ingeving of inspiratie, ook wel theopneustie genoemd behoort niet gehanteerd te worden als een verklaring voor het gezag van de Schrift. Daarvoor is zij zelf al te zeer onverklaarbaar. Naar onze gedachte zal het nimmer gelukken om een sluitende redenering te bieden voor het feit dat mensen het Woord gesproken hebben en dat tegelijk de Geest hen gedreven heeft. Het menselijke en het goddelijke treffen elkaar op een onbegrijpelijke manier. Maar zullen we daarom het wonder, het geheim van de Schrift wegredeneren?
Op dezelfde manier kan men het verstaan van de Schrift een geheim noemen. Niet één hermeneutische regel, hoezeer ook met de grootste omzichtigheid toegepast, garandeert een wérkelijk verstaan van de Schrift. Dat zou tenderen in de richting van een mechanische opvatting. Evengoed als wij de mechanische inspiratie niet kunnen aanvaarden, is het ons onmogelijk om gebruik te maken van een werktuigelijke toepassing van hermeneutische regels, die het verstaan van de Schrift zouden waarborgen. Wanneer iemand kan zeggen: „Doch wij hebben de zin van Christus", getuigt hij van een wonder van Gods genade.

Openbaring en ervaring
Dat wij willen blijven spreken van het geheim van de Schrift, zoals dit door de Geest ervaren wordt, betekent intussen niet, dat we de vraag omtrent de prioriteit in de verhouding tussen openbaring en ervaring onbeslist zouden willen laten. De overaccentuering van de ervaring in de moderne theologie, evenals in de moderne charismatische beweging hangt samen met een zucht naar ervaring, die zich in de moderne cultuur voordoet. De Reformatie heeft tegenover Rome een legitieme plaats toegekend aan de ervaring. Maar zij heeft dit niet gedaan ten koste van de openbaring. Zij heeft het Woord Gods beleden als de bron van onze kennis en tegelijk als het middel waardoor wij tot deze ervaringsmatige kennis komen. We zijn van oordeel, dat we niet verder moeten gaan. Het Woord Gods is levend en krachtig. Het manifesteert in elke tijd op een verrassend nieuwe manier. Maar dit nieuwe mag niet worden toegeschreven aan de nieuwe omstandigheden, aan de nieuwe ervaringen die wij meemaken, en die zozeer verschillend zijn van de ervaringen van voorgaande geslachten. Het is goed in dit verband om er aan te herinneren, dat de Reformatie heeft uitgesproken, dat de Geest geen nieuwe openbaringsinhoud toevoegt aan hetgeen de Schrift betuigt. Calvijn heeft zich dienaangaande bijzonder duidelijk uitgesproken in zijn verklaring van de z.g. Parakleetteksten in het evangelie naar Johannes. Onze ervaringen dienen genormeerd te worden aan de Schriften. Zij worden opgeroepen door het Woord Gods, zij worden ook aan het Woord getoetst. En wanneer men zou vragen: waarin bestaat het eigenlijk nieuwe in het verstaan van de Schrift, zoals dit door onze generatie wordt ervaren, dan zou men geen duidelijk antwoord kunnen ontvangen. Is ons inzicht dieper dan dat van vorige generaties? Is het omvattender en rijker, biedt het meer troost dan voorgaande geslachten uit het Woord hebben geput? Zijn wij verrijkt door nieuwe inzichten? Of zijn de vragen slechts opgeroepen door onze nieuwsgierigheid, die niet wordt geëvenaard door onze gehoorzaamheid?
Moeten we nog niet een stap verder gaan en vaststellen, dat de Schrift zelf oordeelt over onze vragen? Stellen we wel de goede vragen bij de Schrift? Onze ervaring is geen maatstaf. De Schrift alleen kan ons tot een licht zijn. Wat de essentie van deze problematiek aangaat: is zij niet reeds zeer grondig aan de orde geweest in het geding, dat de gereformeerden in het verleden gehad hebben met de ethischen? Daarbij behoeft men werkelijk niet alleen aan Kuyper te denken. Ook Bavinck nam dienaangaande een herkenbaar standpunt in. Zonder ervaring is er van Schriftgeloof geen sprake. Maar de plaats van de ervaring, de bron, de inhoud en de norm ervan worden door de Schrift bepaald. Op dit punt is het nieuwe rapport niet overal even duidelijk.

Kerk en theologie
Een zwakke stee in het gehele rapport God met ons en nu ook weer in het nieuwe rapport van de deputaten voor kerk en theologie zou wel eens gelegen kunnen zijn in het feit, dat de theologie als wetenschap een te grote plaats heeft verkregen op de tafel van een kerkelijke vergadering. In zekere zin heeft Kuyper kerk en theologie van elkaar gescheiden. De manier waarop hij deze scheiding voltrok kan onze bewondering niet wegdragen. Zijn visie had ten gevolge, dat de kerk slechts kon beschikken over een seminarie, waar men praktische bekwaamheid kon opdoen voor kerkewerk.
Eigenlijke theologie behoorde beoefend te worden aan de universiteit. De Gereformeerde Kerken hebben daaraan tot op heden een wonderlijke constructie te danken. Over de Vrije Universiteit is er van een rechtstreekse zeggenschap geen sprake. En aan de Theologische Universiteit in Kampen kan men niet promoveren. Zozeer zijn de kerken daarin Kuyper gevolgd. Nog eens: wij bewonderen deze constructies niet. Maar dit gebrek aan bewondering betekent nog niet dat we blij zouden zijn met zulke breedvoerige theologische discussiestukken op een kerkelijke vergadering. Als we ons niet vergissen strookt dat ook niet met de eigen opvattingen van de Gereformeerde Kerken. Het komt ons voor dat de hele zaak van het Schriftgezag uit pure verlegenheid daar op de synodetafel is beland. Die verlegenheid begon in het ethische vlak, waar men zonder principiële fundering z.g. pastorale uitspraken ging doen, die achteraf met een nieuwe visie op het Schriftgezag gedekt moesten worden. De deputaten voor kerk en theologie kregen een zeer hoge hoed opgezet. En daaruit moest de nieuwe visie tevoorschijn getoverd worden. Maar al met al is het eerste en is ook het tweede rapport een theologisch discussiestuk. Het is geen belijdenis, geen confessie. Het is wetenschap, die theologisch van aard is, maar als wetenschap over tien jaar weer bijgesteld moet worden. Dat behoort niet op een synode, evenmin trouwens als politieke uitspraken, die evenzeer spoedig gedaan zijn, maar net zo weinig beklijven.
Wat geldt in de kerk is de belijdenis. Daaraan hebben gereformeerde mensen elkaar gebonden en elkaar ook willen binden. Een stevige theologische discussie is nooit weg. Maar zij hoort niet op een synode, die aan Schrift en belijdenis is gebonden. De kerken hebben de opdracht om het evangelie te verkondigen naar de Schriften. Zij kunnen bij de vervulling van die taak de theologie niet missen. Maar zij hebben de theologie te ijken aan de belijdenis en zelf geen theologie te bedrijven.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1989

De Wekker | 8 Pagina's

Het gezag van het woord Gods (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1989

De Wekker | 8 Pagina's