Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Oneindige barmhartigheid"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Oneindige barmhartigheid"

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels handelt over de Goddelijke Verkiezing en Verwerping. Die leer moet in de kerk Gods worden voorgesteld o.a. „met Godvruchtige eerbiedigheid". Op die uitdrukking heb ik in een vorig artikeltje de nadruk gelegd. In hoofdstuk 2 gaat het over „De dood van Christus en de verlossing der mensen door dezen". In het eerste artikel van dit hoofdstuk wordt dan betoogd, dat God krachtens Zijn gerechtigheid „onze zonden, tegen Zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar lichaam en ziel, moet straffen; welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid Gods genoeg geschiede."
En dan volgt artikel 2, waarin de woorden voorkomen, die boven dit artikel zijn geplaatst, nl.: oneindige barmhartigheid. In artikel 1 is gesproken van Gods oneindige Majesteit. Artikel 2 spreekt van Gods oneindige barmhartigheid. We lezen artikel 2: „Maar alzo wijzelf niet kunnen genoeg doen, en ons van de toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven, die, opdat Hij voor ons zou genoeg doen, voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is."
God heeft ons Zijn eniggeboren Zoon gegeven „uit oneindige barmhartigheid".
Oneindige barmhartigheid. Dat is barmhartigheid zonder einde, zonder maat, zonder grenzen, niet te meten, niet te peilen, niet te begrijpen, niet te omvatten, niet te doorgronden. Alleen maar te bewonderen en te aanbidden. Zo is de Heere: barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid! Ons doopsformulier spreekt in het gebed voor de doop van Gods „grote" barmhartigheid en van Zijn „grondeloze" barmhartigheid.
Oneindige barmhartigheid. Die heeft God met name en op het allerheerlijkst geopenbaard in de gave van Zijn eniggeboren Zoon tot een Borg, die „voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is".
God gaf het Liefste, wat Hij had: Zijn eigen, eniggeboren Zoon. Voor wie? Voor mensen, die in Adam moedwillig en vrijwillig de band met Hem hebben doorgesneden, zonder enig voornemen om ooit die band nog weer te helen. Oneindige barmhartigheid. God gaf Zijn Zoon tot een Borg, opdat Hij zou betalen, wat Hij niet geroofd had, maar wat wij geroofd hadden.
Oneindige barmhartigheid. God gaf Zijn Eniggeborene, opdat Hij „zonde en vervloeking aan het kruis zou worden". In Zijn oneindige barmhartigheid ging de Heere de gevallen mens zo ver achterna, tot het niet verder kon. Tot in de diepten van de dood en de angsten der hel. De gevallen mens zou uit zichzelf nooit meer naar God vragen of omzien. Maar nu zag God om naar die gevallen mens en in Zijn Zoon gaf Hij Zichzelf.
In de gave van Zijn Zoon zien wij God in Zijn liefdehart. Zacharias zingt in zijn lofzang van „de innerlijke bewegingen van de barmhartigheid Gods". Zacharias ziet a.h.w. de ontroering in God. Het is alsof hij hoort de beweging in God. De innerlijke bewegingen van de barmhartigheid Gods. Letterlijk spreekt hij van „de ingewanden der barmhartigheid Gods".
Ingewanden. Die organen liggen diep in het lichaam. Nog lager dan het hart. De mens heeft er geen zeggenschap over. Ontroering van ingewand is een verschijnsel dat uit het onbewuste leven zelf opkomt. Zo is het met de barmhartigheid. Niemand weet waarom de mens zich ontfermt. De één doet het, de ander niet. De eerste noemen wij dan een liefhebbend, de ander een onbarmhartig mens. Maar ook de liefhebbende mens is niet altijd dezelfde. Nu eens zal hij zich ontfermen. Op een ander ogenblik kan hij weer hard zijn. De ontfermingen komen dus op uit de diepste diepten van het zieleleven.
En als dan gesproken wordt over „de ingewanden van Gods barmhartigheid", dan wijst dat op de ondoorgrondelijkheid, de onpeilbaarheid van Gods liefde. Wie zou de diepte van Gods barmhartigheid peilen of de oorzaken naspeuren waarom God Zich ontfermt over Hem-vijandige zondaren? Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Nee, hier is geen grond voor ons verstand. Wel voor het Goddelijk verstand. In God is niets onbewust. Hij ontfermt Zich, wiens Hij wil en Hij verhardt wien Hij wil.
Maar de liefde Gods gaat onze kennis te boven. Oneindige barmhartigheid. „Hierin is de liefde, niet dat wij Hem hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden", zegt de apostel Johannes.
Hierin is de liefde... De absolute liefde. Niet, dat wij Hem hebben liefgehad. O nee. Wat zou het? Alleen maar het tegendeel: geneigd om God en de naaste te haten. Maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon heeft gezonden tot een verzoening van onze zonden. Nu heeft God in Zijn Zoon een Voorwerp om zondaren lief te hebben. En die heeft Hij nu even lief als Zijn eigen Zoon. Hoe lief heeft de Vader Zijn eniggeboren Zoon, het uitgedrukte Beeld van Zijn Zelfstandigheid? En hoe lief heeft de Heere Zijn kinderen dan, die Hij aanziet in Zijn Zoon en Diens volbrachte werk? Oneindige barmhartigheid. Ja, in de gave van Zijn Zoon zien wij God in Zijn liefdehart. Gods hart is het tegendeel van koel en stijf. Daar brandt een vuur van grote hitte. Daar slaan vlammen van geweldige kracht. God is dan ook nooit stil tegenover het leed van Zijn kinderen, nooit traag om te helpen, ook al schijnt het soms anders. Er is beweging in Zijn liefde: innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid.
Eer God de zonde ongestraft zou laten, heeft Hij ze gestraft aan Zijn lieve Zoon: oneindige barmhartigheid.
Misschien zegt u bij uzelf: wat een herhalingen, 't Is waar. Maar het geeft toch niet, als het gaat om Gods barmhartigheid, die immers geen einde kent, zich eindeloos herhaalt.
Werden we al door die barmhartigheid Gods, in Christus geopenbaard, overweldigd? Zodat we braken, zodat ons hart erdoor werd verbrijzeld. Zodat de innerlijke vijandschap brak, zodat het verzet brak, zodat de zondelust brak en de zonde ons bitter werd en wij onze schuld als schuld gingen erkennen en bewenen en belijden en wij als vrucht van die barmhartigheid Gods die barmhartigheid over ons gingen inroepen: „o God, wees mij, zondaar, genadig!" Werden wij door die oneindige barmhartigheid Gods zo overweldigd, dat alle dammen en dijken van ongeloof en wantrouwen doorbroken werden, en we ons onbedongen in het geloof lieten zinken op Christus en Zijn volbrachte Borgwerk?
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad!
Oneindige barmhartigheid. Wat moet het toch zijn om ze blijvend te verachten en te vertrappen in trotse zelfhandhaving.
Hoe moet de keerzijde zijn van Gods oneindige barmhartigheid?
Wie kent Uw toorn, wie zijn geduchte krachten?
Wie vreest dien recht geduchtste Macht der machten?
Leer ons de tijd des levens kostlijk achten.
Opdat ons hart de wijsheid moog' betrachten.

Vlietstra

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's

„Oneindige barmhartigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's