Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De jeugd hoort er nu al bij!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De jeugd hoort er nu al bij!

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We staan voor een nieuw seizoen. Traditiegetrouw begint dat met de „jeugdzondag".
We denken bij de start van het seizoen wat extra na over de plaats van de jongeren in ons midden. We doen daar ook metterdaad wat meer aan op de tweede zondag in september. De plannen van het jeugd- en jongerenwerk in het komende seizoen worden aan de gemeente gepresenteerd.
Soms worden daar ook de andere gemeenteactiviteiten bij genoemd, maar vaak hoor je in het geheel niets van de overige „gemeentewerken" en lijkt het jeugdwerk een geïsoleerde plaats in te nemen.
Dat roept vragen op.
Welke plaats heeft de jeugd onder ons eigenlijk? Zit er wel een verband, een samenhang tussen het jeugd- en jongerenwerk en de overige kerkelijke activiteiten? Horen jongeren er wel echt bij in de gemeente?

Waarom al die aandacht?
De grote vraag moet gesteld: waarom geven we aandacht aan de jongeren? Je kunt daar nl. ook slechte motieven voor hebben. Let maar eens op een tweetal uitspraken.
Zo zeggen we wel eens: „De jeugd is de kerk van de toekomst". En we bedoelen daar zo ongeveer dit mee: we moeten onze jongeren nu al de nodige aandacht geven, want als wij er straks niet meer zijn, zullen zij de kerk vormen.
In diezelfde zin: „Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst". Daar bedoelen we mee: je mag blij zijn als je jeugd hebt, want dan heeft je kerk toekomst.
Dit hoor je vaak en het klinkt royaal naar de jeugd toe en we zeggen het met de beste bedoelingen . . . maar we laten ons toch met zulke uitspraken niet altijd van onze beste kant zien.
Een paar vragen, die misschien scherp klinken, maar bedoeld zijn om onszelf wat bewust te maken over de plaats die wij jongeren in de kerk geven:
- Ontvangen de jongeren onder ons échte aandacht?
Want is dat echte aandacht, die je krijgt niet om wat je nu bent maar om wat je - misschien! - in de toekomst zult zijn? Moeten we de kerkjeugd zien als toekomstige volwassen leden van de kerk, waarvan we hopen dat ze dan gelovig en mondig zullen zijn? Is zulke aandacht voor de jongeren wel oprecht? Mogen ze ook aandacht ontvangen om/met wat ze nú zijn?
- Zijn de ouderen de-kerk-van-nu en is de jeugd de-kerk-van-morgen?
De jeugd is toch óók de-kerk-van-nu! Onze jongeren zijn toch gedoopt!
Als we de jongeren de-kerk-van-morgen noemen, zetten we hen buiten de-kerk-van-nu. En we vergeten hoe God ze nu al aan ons geeft. Ze zijn voor ons toch leden van het lichaam van Christus? Kijken we wel echt tegen hen aan zoals God hen ziet?
- Gaan we niet erg „bedillerig" met onze jongeren om?
Bij de gesprekken rond kerkverlating hebben we veel gepraat over de oorzaken daarvan; en terecht ook over wat we daaraan (= voor hen) kunnen doen. Want: wie de jeugd heeft... Dat klinkt nogal bezitterig.
Misschien hadden we vroeger de jeugd wel, maar nu in ieder geval niet zó meer. De zaken prettig voor hen/zonder hen regelen is er niet meer bij. Maar als God hen nu zo aan ons geeft, waar merk je het dan dat ze er echt bij horen?

Jongeren zijn óók de kerk van vandaag
Als ik een jongere zou zijn en alleen aandacht kreeg in de kerk om wat de ouderen in de toekomst van mij verwachten, zou ik er stichtelijk voor bedanken. Je mag er toch zeker in de kerk van uitgaan, dat de belangstelling gemeend is voor wat je nu bent!
Dat is bovendien nog zeer bijbels ook. De kinderen vormen een integrerend onderdeel van het lichaam van Christus. Alles rond de doop laat dat zien. De belofte is er ook „voor de kinderen". In de situatie van oud en nieuw verbond zijn de kinderen in het verbond begrepen als dragers van de belofte. Zij horen er heel wezenlijk bij.
Zo horen we dat uit de mond van Jezus zelf. Want ook in die tijd had men er een handje van om kinderen slechts als toekomstige volwassenen te zien. Ouderen moeten kinderen niet in de weg staan, want „voor zodanigen is het Koninkrijk" (Matth. 19). Jezus geeft hun wél aandacht.
Niet omdat kinderen onschuldige wezentjes zijn; en het Koninkrijk is er ook niet alléén voor kinderen. Het is er voor mensen als zij zijn: zonder prestaties en met lege handen zoals de kinderen moet ieder mens naar Jezus komen.
Ouderen in de buurt van Jezus weten zich niet te gedragen, en houden zich onledig met de vraag: wie is de grootste? (Matth. 18). Bij zulke vragen komen kinderen in gevaar, maar ook andere kleinen worden door zo'n houding bedreigd. En wat doet Jezus? Hij plaatst een kind als voorbeeld midden in de grote-mensen-kring: een ieder in het Koninkrijk moet zich gering achten als een kind. Zulke kinderen moeten in Jezus' naam ontvangen worden.
Onze God is dan wel de God, die ons anders wil dan wij nu zijn, maar die ons toch kent en doorgrondt zoals wij zijn (Psalm 139). Onze God weet „wat maaksel wij zijn" (Psalm 103); dat gaat natuurlijk in de eerste plaats over onze sterfelijkheid, maar wij mogen ook God kennen als de God die ons kent in onze situatie van nu en daarover met ontferming bewogen is.
Het meest „kindvriendelijke" uit de bijbel is nog wel, dat God een God is van liefde en genade. Daarom kunnen kinderen bij God horen, beloften en heil ontvangen. En ouderen kunnen om dezelfde reden bij God horen: ouderen in de kerk kunnen bij de kinderdoop veel leren... over zichzelf.
Als ouderen in de kerk aandacht aan de jongeren geven om wat die nu zijn, geven ze ook blijk van zelfkennis. Ouderen en jongeren behoren om dezelfde reden bij het volk van God: de belofte!
Zeker, God wil geloof. En slechts door wedergeboorte gaan we het koninkrijk van God binnen. Maar ook voor gelovigen - jong en oud - is niet het geloof het fundament voor het kerk-zijn, maar Gods beloften; niet ónze grote daden maar Góds grote daden.

Het doen en laten van jong en oud samen
Vanuit de CGJO stellen we als jaarthema voor het komende seizoen van het jeugd- en jongerenwerk voor: „je doen en laten". We verwijzen daarbij nadrukkelijk naar wat Paulus schrijft aan de gemeente van Kolosse (3,17). Wij pleiten er daarbij voor om niets zonder elkaar te doen. Met behoud van ieders eigenheid, gaven en situatie zijn dit woorden van God voor ons allen!
Is dat al niet kerk-zijn als we samen onze woorden spreken en onze daden doen onder dank aan God in de naam van Jezus...
Daarom zijn we voorstanders van bijv. gezamenlijke gesprekken in de gemeente na themadiensten! Als jongeren gaan praten over alles wat je zegt of doet in de omgang met God, met jezelf, met de ander en met de dingen, praten ze voor ouderen niet over vreemde zaken. Als jongeren blij zijn met geloof of vragen hebben over geloof of over de gescheurde kerk, kijken de andere kerkleden toch ook niet alsof ze het in Keulen horen donderen! Of laat jongeren zelf ook hun vragen stellen, thema's aandragen, gemeentelijke activiteiten organiseren.
Roep jeugd en jongeren niet samen voor de kerkdiensten om ze daar slechts als „bankvulling" te gebruiken, maar laat hen er waar het volk vergaderd is via wezenlijke participatie bij horen.
Wel, als we zo eens van elkaar zouden merken in het komende seizoen: jij hoort er echt bij met jouw doen en laten, dan zou dat geweldig zijn!

Almere, K.T. de Jonge, bestuurslid CGJO

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's

De jeugd hoort er nu al bij!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's