Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verzegeling met de Heilige Geest (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verzegeling met de Heilige Geest (VI)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloof en verzegeling
In Ef. 1:13 wordt onmiskenbaar een verhouding gelegd tussen het geloof en de verzegeling met de Heilige Geest. De vraag is, op welke manier wij ons deze relatie hebben in te denken. Wij onderzoeken daartoe eerst zorgvuldig de tekst zelf.
De Statenvertaling biedt de volgende weergave van het Grieks: „In welke gij ook zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte". Naast deze vertaling geven we nu die van het bijbelgenootschap weer: „In Hem zijt gij ook, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte". De verschillen tussen de twee overzettingen zijn niet zo groot. Toch vestigen we de aandacht op het onderscheid in tijdsaanduiding. De eerste vertaling geeft: „nadat gij geloofd hebt, zijt gij verzegeld". De tweede luidt: „toen gij gelovig werdt, [zijt gij] ook verzegeld met de Heilige Geest".
We dienen, voordat we verder gaan, uit te maken, voor welke vertaling we kiezen en we laten ons daarbij leiden door onze grammatica, die we hier zeker niet ter sprake zullen brengen, maar die we wel bevestigd vinden in de kanttekening van de Statenvertaling. Slaan we die op, dan blijkt, dat zij reeds op de hoogte is van wat in de nieuwe vertaling werd geboden: „nadat gij geloofd hebt" kan worden opgevat in de zin van „als gij geloofd hebt", toen gij gelovig werdt. Van grote waar de is de opmerking die de kanttekenaren aan hun vertaling toevoegen: „Want deze verzegeling des Geestes geschiedt door het geloof, en op het geloof". Inderdaad, de grammatica doet ons in deze richting denken, die ook bij de Statenvertalers reeds bekend was. We leiden daaruit dan af, dat blijkens de tekst de verzegeling met de Geest tot stand is gekomen bij de Efeziërs, toen zij tot geloof kwamen, en op het geloof, of liever nog: door het geloof. Heel terecht verwijzen de kanttekeningen naar Gal. 3:2, een tekst, die Paulus schrijft in verband met de kwestie van de betekenis van de genade tegenover de wet: „Dit alleen zou ik van u willen weten: hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof". De prediking van het geloof is het waardoor de Geest krachten werkt. De werken der wet doden de Geest. Zij brengen geen zegen, maar vloek. Paulus bedoelt dit, zoals de lezer begrijpt, in de speciale situatie van de Galaten. Zij waren van het spoor van het geloof afgeweken. En Paulus herinnert hen nu aan hun eigen verleden: zij hebben niet door de werken der wet, maar door de prediking van het geloof de Geest ontvangen.
Eigenlijk zegt de apostel in Ef. 1:13 precies hetzelfde. De Efeziërs hebben de verzegeling met de Geest ontvangen door het geloof, toen zij tot het geloof zijn gekomen. Toén heeft God de Here zijn zegel op hen gezet. Dat was het wonder van de Geest. Door het geloof, bij het komen tot 't geloof, op het geloof, worden wij verzegeld met de Geest. We moeten dus een onmiddellijke relatie leggen tussen geloof en verzegeling. En wanneer men de vertaling „nadat gij geloofd hebt" wil handhaven, dient men deze zinsnede niet op te vatten in temporele betekenis: eerst nadat men tot geloof is gekomen en mogelijk geruime tijd daarna is er sprake van de verzegeling. Maar men dient haar uit te leggen in oorzakelijke betekenis. Het geloof is het middel, waardoor wij het eigendomsstempel van de Geest ontvangen. Men kan nu wel concluderen, dat dit een opvatting in de zin van de moderne charismatische beweging uitsluit. Er zijn dan gewone gelovigen, en daarnaast zijn er die een bijzondere ervaring hebben gehad nadat zij gelovig werden: zij zijn verzegeld. De tekst leert dit niet. De verzegeling geschiedt door het geloof. Het geloof is uit het gehoor van het woord der waarheid, het evangelie van ons behoud. En waar het geloof kwam, daar zette God zijn zegel van de Geest in het hart. Daar plaatste Hijzelf zijn eigendomsbewijs. Het geloof leidt tot verzegeling: dat leert de tekst.

Ook omgekeerd
Ook het omgekeerde is waar. Alleen de Geest leert ons geloven. Het geloof is een gave van de Geest. De Schrift houdt ons dit voor op vele plaatsen. En de catechismus leert ons hetzelfde. Te denken valt aan Zondag 7: Het geloof is kennen en vertrouwen, „hetwelk de Heilige Geest door het evangelie in mijn hart werkt".
Het Kort Begrip zegt het al niet anders: „Wie werkt dat geloof in u? De Heilige Geest. Door wat middel? Door het gehoor van het gepredikte Woord". En deze gedachten zijn breed uitgesponnen in de Dordtse Leerregels, waarin de leer van de wedergeboorte wordt ontwikkeld, als het geheim van het geloof. Niemand komt tot geloof dan door een vernieuwend werk van de Geest. Maar wat in ons denken over het geloof, in ons onderricht en in het belijden van de kerk naar buiten en naar binnen wordt uiteengelegd, dat vinden we in de tekst uit Efeze 1:13 bij elkaar. We ontvangen de Geest, d.w.z. het leven Gods, niet uit de werken der wet, maar uit de prediking van het geloof. En straks zal ook de brief aan Efeze het ons nog duidelijk zeggen: Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof en dat niet uit u. Het is een gave van God (Ef. 2:8). Wanneer het gaat om de vraag: vanwaar komt zulk een geloof? dan is het antwoord: van de Geest. Hij heet immers de Geest des geloofs? Hij wordt ontvangen op het geloof. Dat is één kant van de zaak. En Hij is het ook die het leven van het geloof in stand houdt, zodat er niet één daad van het geloof is, of wij ontvangen van Hem de kracht ertoe. Maar juist zo, in en door het geloof vertoont het kind des Heren het eigen merkteken van de Geest, het eigendomsstempel van God zelf, die verkiest, en die verzoent en die heiligt door de Geest. Daarom zal het juist een teken van geloofsoefening zijn, wanneer we ons aan het werk van de Geest toevertrouwen.
We vatten samen: door het horen van het evangelie als het Woord der waarheid werkt de Here het geloof. Het geloof is immers uit het gehoor (Rom. 10:17). En door het geloof worden wij verzegeld met de Geest der belofte. De verzegeling mogen we dus niet opvatten als een later er bij komende bijzondere werking, die ons tot zekerheid brengt. De verzegeling geldt al Gods kinderen. De zekerheid ligt in het geloof zelf, dat zich „in Christus" aan de belofte toevertrouwt, ook al heeft het niets anders in handen, dan alleen die naakte belofte. Maar zij is gevuld, hoe armelijk zij ons in ons zoeken naar zekerheid ook mag voorkomen. Want wij vertrouwen ons „in die belofte" toe aan Christus, die in het gewaad van de Schrift tot ons komt en op geen andere wijze onder ons woont, dan in het evangelie der zaligheid. Zo worden wij verzegeld met de Geest der belofte: door het geloof alleen.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's

De verzegeling met de Heilige Geest (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's