Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rectoraatsoverdracht in Apeldoorn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rectoraatsoverdracht in Apeldoorn

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel wordt onder ons verstaan de bijeenkomst aan de Theologische Hogeschool in Apeldoorn begin september, waarmee het nieuwe cursusjaar wordt geopend.
De president-curator van het jaar houdt een openingswoord met het oog op de voortgang van het werk, terwijl het grootste deel van de tijd wordt besteed aan het uitspreken van een rede van de aftredende rector over een onderwerp uit zijn vakgebied. Tenslotte wordt een kort verslag gegeven van de wederwaardigheden aan de Hogeschool in het afgelopen jaar en draagt de aftredende rector zijn taak en waardigheid aan de nieuwe rector over. De colleges, de studie en de tentamens kunnen weer beginnen.
Het is ongeveer de enige keer in het jaar, dat er in Apeldoorn niet alleen iets (veel!) te horen is, maar ook iets te zien: de hoogleraren dragen hun toga en de rector bovendien de fraaie keten die het teken is van zijn rectorale waardigheid. Die wordt dan ook bij het overdragen van het rectoraat de nieuwe rector omgehangen. Het is de enige keer in het jaar, waarin je, door dit eeuwenoude academische gebruik, ook kunt zien dat onze Hogeschool ook werkelijk een wetenschappelijke instelling is. Gaat dat met zich meebrengen dat ook bij ons een naamsverandering gaat komen van Hogeschool in Universiteit? Er is tijdens de samenkomst in Apeldoorn niet op gezinspeeld, maar er ligt wèl een voorstel van het curatorium op de tafel van de generale synode: we zouden er helemaal geen behoefte aan hebben, maar we zullen in het spraakgebruik wel mee moeten gaan, omdat het woord „hogeschool" tegenwoordig gebruikt wordt voor het hoger beroepsonderwijs en niet meer voor het universitair onderwijs.
President-curator van het jaar is ds. M. Vlietstra. Hij opende de bijeenkomst. We zongen: Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot uw dienst en lof bereid. Leer' al d'aard uw grootheid zingen. Gelezen werd Matt. 4:18-25. In een hartelijk en ootmoedig gebed werd heel het werk aan de Hogeschool voor Gods aangezicht gebracht. Uitgaande van de Schriftlezing wees ds. Vlietstra op het verband tussen „alles verlaten" en „Jezus navolgen". Op ons oude fundament valt niets te bouwen. Geen volgen zond r radicale bekering. Waarheen? Onbekend, maar mèt de belofte: vissers van mensen. De navolging is vooral ook: omgaan met Jezus, Hem steeds meer hoewel nooit genoeg leren kennen. En evenals vissers veel inspanning en incasseringsvermogen en ijver nodig hadden, zo mag ook van ons een volle inzet, liefde en toewijding gevraagd worden.
We zongen nog: Ik zet mijn treden in uw spoor. Daarna was het woord aan de aftredende rector, prof. dr. W.H. Velema.
Nadat hij gewezen had op de belangstelling van uiteenlopende kanten voor wat men graag „spiritualiteit" noemt, wilde hij over dat onderwerp graag nadenken.
De verwarring, doordat men er zo veel onder verstaat, was voor hem een uitdaging, nu te spreken over: „Gereformeerde spiritualiteit".
Als we ons afvragen, wat er onder te verstaan is, hebben we niet zo veel aan vroegere definities. Dat komt vooral, doordat het eerder een term was die vooral in rooms-katholieke kring gebruikt werd. Maar tegenwoordig benadert men het begrip ook vanuit de menswetenschappen en de politiek. In een geseculariseerde wereld kan dan allerlei, dat maar wijst op iets meer en dieper dan het gewone tastbare leven, al spiritualiteit gaan heten. De spiritualiteit schrompelt a.h.w. ineen tot iets, dat heel weinig meer met geestelijke diepgang te maken heeft, doordat het leven zo sterk op het aardse leven van hier en nu betrokken wordt. Dan kan ook een politieke praktijk zo genoemd worden, een „wapening voor het gewone leven". Maar zodra de godsdienstige vulling van het begrip ontbreekt, kan men eigenlijk niet meer van spiritualiteit spreken. De geloofshouding, maar ook de geloofsoefening, zijn onmisbaar. Wel blijkt duidelijk, hoezeer de eeuwen door geloofsvoorstellingen, b.v. in schilderijen uit oude en latere tijden, verbonden zijn geweest met de belevingen in de eigen tijd. Men ziet dat in kerken en musea soms heel treffend. Er is gebed en ascese, maar ook participatie in de cultuur waarin men leeft. Maar is het begrip zó met de eigen tijd, de „context", verbonden, dat men (nu, na Freud en Marx), niet meer terecht over begrippen als berouw en vergeving kan spreken? En als men geloofsbeleving vervangt door een algemene religiositeit, kan men b.v. zijn oude posities laten corrigeren door „New Age"-gedachten, of door een ethisch engagement als inhoud en doel van het leven.
Over vroomheid valt niet meer te spreken; toch kan men over spiritualiteit spreken als een „redelijk alternatief", een „aanvaardbaar equivalent". Dit nivellerende spreken spreekt velen toe. Er is ook kennelijk een behoefte aan ervaring; het gat van de leegte zonder God moet tóch opgevuld worden. Eigen ervaring, hoe ook, mag ingebracht worden, eigen activiteit en creativiteit.
Nu zouden we ons kunnen afvragen, of de term door dit alles niet voor ons onbruikbaar geworden is. In het protestantisme sprak men graag over vroomheid, „pietas", denk vooral aan Voetius. Zijn nu spiritualiteit en pietas niet hetzelfde? Calvijn sprak van onze relatie tot God in afhankelijkheid, aanhankelijkheid, liefde en ontzag. Bij de pietas, vroomheid, behoort ook de praxis pietatis, de beoefening van de vroomheid in de praktijk.
Spiritualiteit is iets breder: het is het werk van de Geest in ons leven, maar ook wel de menselijke geest, maar dan zo dat de Heilige Geest inwerkt op onze geest. Heel het christelijke leven wordt erdoor gekarakteriseerd, óók de „geestelijke oefeningen".
De spreker wil zich het woord „spiritualiteit" niet laten ontnemen doordat er misbruik van wordt gemaakt. Er zijn voorbeelden bij Luther en bij Calvijn, die misbruikte termen gebruikten en bijbels vulden. Ook door de hoogleraren Graafland en Van 't Spijker is over spiritualiteit gedacht en geschreven. Zelf wil hij wijzen op vijf punten die erbij ter sprake komen:
1. De soevereiniteit van God, waarbij behoort dat we alles tot Gods eer bedoelen te zijn en doen;
2. Het feit, dat we volstrekt op Gods openbaring zijn aangewezen, dus zullen we slechts in gelovig antwoord op die openbaring kunnen leven;
3. De radicale verdorvenheid van ons mensen, die de noodzaak van de genade aanwijst en ons tot de verkiezing terugvoert;
4. De verwerkelijking van het heil in ons, zo dat we de weldaden van Christus ook gaan beleven;
5. De verwachting van Christus' wederkomst, die een totale gerichtheid in al onze levenshouding en -arbeid met zich meebrengt op die komst.
We zien een trinitarische geleding: Vader, Zoon en Heilige Geest. We zien ook een relatie tot God, tot de naaste, tot onszelf, tot de toekomst.
Ter sprake komen gebed, meditatie, viering en onthouding. Ja, over ascese, onthouding, spreken we niet op zichzelf, maar met de bedoeling dat Christus in ons leven gestalte zal krijgen.
Er is een overeenkomst met de manier, waarop we over geloof spreken, nl. het geloof als activiteit, beleving, èn het geloof als de inhoud van ons belijden. Zo ook is er een spiritualiteit, een geestelijk leven, waarmee we leven, en waartoe we leven. Er is een oefenen van onze geest, doordat Gods Geest in ons werkt. En het is belangrijk, dat in „de vierde afdeling van de theologie", wat men ook wel de praktische vakken noemt, een ruime plaats aan de spiritualiteit wordt gegeven. De spreker zou onder deze naam zelfs wel een apart theologisch vak in deze afdeling willen vestigen: de opbouw van het persoonlijke geloofsleven en de oefening daarin is een aparte behandeling waard.
Wat betekent nu onze benadering voor de verschillende theologische vakken? We denken dan steeds aan twee aspecten: de gelovige mens als subject van de activiteit, èn de intentie waarmee hij handelt. Welnu: voor de Homiletiek („predikkunde") betekent het, dat we met openbaringswoord te maken hebben, dat concreet moet worden toegepast. De uitleg moet geestelijke leiding geven, tot beleving èn tot gehoorzaamheid. De prediker moet de mens kennen, de onbekeerde mens, het ongeloof, en ook de nieuwe mens in zijn vreugden en bestrijdingen. Hoe God tot zijn eer komt; welke wegen bewandeld of afgesneden moeten worden, welke pleisterplaatsen er zijn. In een gereformeerde preek behoort de spiritualiteit niet toegevoegd te worden maar in het geheel van de uitleg door te werken. Hier wil de spreker slechts op eigen wijze benaderen wat indertijd prof. W. Kremer in 1954 al benadrukte in zijn inaugurele rede: Geestelijke leiding in de prediking.
De prediking zal ook een gerichtheid hebben op de wederkomst van Christus, een eschatologische spits.
We denken er ook aan, dat Calvijn de „overdenking van het toekomstige leven" in dat deel van de Institutie (boek III) behandelde, dat gaat over de uitdeling van de weldaden van Christus.
Voor de Poimeniek (leer van de zielszorg) betekent het, dat we de mens, óók zijn situatie moeten kennen, met geestelijke, sociale, familie-, huwelijks- en vriendschapsrelaties. De ander moet ons niet vreemd zijn. We zullen de verantwoordelijkheid niet van hem afnemen. Er zal bescheidenheid zijn, hoewel duidelijk; hulpvaardigheid, zonder de ander hulpbehoevend te maken; een gerichtheid op de eer van en een leven met God.
Voor de Evangelistiek betekent het, dat we bewogen zijn om het eeuwig heil van anderen, ook belangstelling voor die ander hebben en bereid zijn om met de daad te helpen en te zoeken naar wegen. Het zien van de noden intensiveert de activiteit in plaats van haar te verzwakken.
Voor de Apologetiek betekent het, dat we geen woordentwist zullen voeren, dat we de ander willen verstaan òm onze boodschap over te kunnen brengen, dus ook dat we eigen fouten kunnen erkennen.
Voor de Catechetiek wordt de verantwoordelijkheid van ouders en gemeente onderstreept en de betekenis van de belofte van het verbond. Belangrijk is het vertrouwd worden met de Bijbel; we zullen belangstelling voor jongeren hebben, ook als ze (dreigen) af (te) haken. De noodzakelijkheid van de wedergeboorte zullen we niet loslaten.
Voor de Ethiek betekent het, een kennen van de Schrift èn van de situatie; personen èn structuren. Als christenen en kerk zijn we een minderheid geworden, hetgeen de geldigheid van de geboden niet wegneemt. Het bepaalt wel de manier, waarop Gods eisen worden uitgedragen.
In al het bovenstaande is het contextuele meegerekend: we staan vandaag in déze situatie. We mogen beleven en uitdragen. Het gaat, om met Calvijn te spreken, om de spiritualiteit van de pelgrim, op een wachtpost geplaatst. O Spiritus, Heilige Geest, bezoek uw kerk, èn de theologie. De Geest en de Bruid zeggen: Kom! Gereformeerde spiritualiteit is eschatologische spiritualiteit.
Terwille van de lezers van ons blad heb ik vele vreemde woorden of termen vertaald, hoewel ik moet zeggen, dat het oorspronkelijke soms aardiger klonk. Ook allerlei verwijzingen, behalve die naar Calvijn, heb ik weggelaten.
Aan het slot van de rede werd het wedervaren van de Hogeschool vermeld. We zijn dankbaar, dat dr. J. de Vuyst, vorig jaar benoemd, nu metterdaad kon beginnen, nadat zijn ziekte in september 1988 dat eerst verhinderd had. Na de installatie in de curatorenvergadering kon de inaugurele rede, hoewel niet uitgesproken, in druk uitgegeven worden. Prof. dr. J. van Genderen vierde zijn 40-jarig jubileum als predikant, curator J. Westerink zijn 25-jarig jubileum.
Met weemoed herdenken we nog de oud-curator A.W. Drechsler, die op 14 maart 1989 door de Here geroepen werd.
Uit het curatorium trad drs. J.C.L. Starreveld terug, omdat hij was benoemd tot wetenschappelijk medewerker aan de Hogeschool; ds. J. Brons trad in zijn plaats.
Met veel waardering mogen allen genoemd worden, die in de Schoolgemeenschap werken en helpen.
Enkele studenten liepen, door ongeval of andere oorzaken, vertraging op; over het algemeen mocht goed gewerkt worden.
Prof. dr. B.J. Oosterhoff, die tot nog toe doctoraalcolleges gaf, zal ook dat werk met ingang van de nieuwe cursus definitief beëindigen. In plaats van drs. W. van Heest gaf drs. B.J. Dikken zendingscolleges. Wat de examens betreft, mag vermeld worden, dat voor het eerst bij een kandidaatsexamen het predikaat „cum laude" verleend kon worden. Een studieweek werd weer gehouden in „De Bron" in Dalfsen over gemeente-opbouw.
Gastcolleges werden gegeven door drs. L.J. Joosse over onderwerpen uit de missiologie.
Ook twee gastcolleges kwamen er over gesprekstechniek.
Wat de bibliotheek betreft, er is een begin gemaakt met de computerisering. Wat de stof van de verschillende vakken betreft, is er een „weging" geweest, die hier en daar enige verschuiving heeft gebracht. Het vak Kerkrecht is voor doctoraalstudie tot hoofdvak gemaakt. Helaas kon de lerarenopleiding niet langer een hoofdvak opleveren, omdat het onmogelijk bleek de goede stageplaatsen te vinden. De Cantorij is, na een moeilijke periode, weer met de repetities begonnen.
De rectorale rede van prof. dr. W. van 't Spijker van een vorig jaar zal alsnog in druk verschijnen.
Het collegegeld mag nu in twee termijnen worden betaald. Ook van de kant van onze Hogeschool zijn gesprekken gevoerd met de Verkenningscommissie-Godgeleerdheid, ook wel de commissie-Oberman genoemd. Hoewel ons bestaan en werk niet van de beoordeling van die commissie afhankelijk is, deed het ons toch genoegen, dat het oordeel over onze instelling niet ongunstig was. Geadviseerd werd contact met „Kampen-II" (de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt). Dit staat ter overweging. Van onze kant kan gezegd worden, dat we over het algemeen grote waardering voor het werk van de commissie hebben; daaraan is ook uitdrukking gegeven, al zijn we niet zonder kritiek. De gehoorde term „Liever achterban dan Oberman" lijkt ons voort te komen uit een verkeerde journalistiek.
Hierna vond de feitelijke overdracht van het rectoraat plaats. Prof. Velema ontdeed zich van zijn rectorale ambtsketen en hing hem prof. Van 't Spijker om, met de traditionele woorden: Salve rector, iterumque salve. Welkom rector, nogmaals welkom.
Velen bleven nog na voor koffie en wat persoonlijk contact. Onthoudt u het eens voor een volgend jaar misschien: deze bijeenkomst is voor alle belangstellende gemeenteleden vrij toegankelijk. Daarom wordt er ook altijd in de Agenda van ons blad mededeling van gedaan. Gaat u er, als het kan, een volgend jaar, als God ons dat geeft, ook eens naar toe. De Hogeschool is en blijft school van de kerken, ook al zou binnenkort onze synode besluiten de naam in Universiteit te wijzigen.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's

Rectoraatsoverdracht in Apeldoorn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1989

De Wekker | 12 Pagina's