Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik ben het, zijt niet bevreesd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik ben het, zijt niet bevreesd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 6:20b

Door de zonde zijn we aan allerlei ellende, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen. Zo wordt het ons voorgehouden in het doopsformulier. En als de vragen gesteld worden, wordt daarop bevestigend geantwoord. Daarmee wordt ook erkend de waarheid van wat het formulier ons voorhoudt. De vraag is echter of men ook beleeft wat men belijdt.
We belijden ook dat alle dingen moeten medewerken ten goede degenen die naar Gods voornemen geroepen worden. Ook, dat de Heere alles bestuurt naar Zijn welbehagen, dat Hij nooit laat varen het werk Zijner handen en nog veel meer. Maar beleven we alles wat we belijden?
De discipelen hebben het in dit opzicht niet ver gebracht in de tijd toen de Heere Jezus deze woorden sprak.
Ze hadden al geruime tijd met Hem omgegaan, ze hadden Zijn woorden gehoord. Zijn liefde ervaren. Zijn wonderen gezien. Zij waren aan Hem verbonden, hadden alles voor Hem verlaten en geloofden diep in hun hart, dat Hij de Christus, de Zoon van God was. Ze worden hier op de proef gesteld.
De Heere Jezus had die dag een grote schare onderwezen en daarna die hele schare gespijzigd en verzadigd. De discipelen hadden dit niet opgemerkt, maar de schare was onder de indruk gekomen en wilde Hem Koning maken.
Hij is inderdaad de Koning Israëls, maar Hij zal slechts Koning kunnen worden door de kruisdood heen. Hij is gewillig die weg te gaan en doorziet de list van satan. Hij heeft behoefte aan de eenzaamheid, om Zijn kracht te zoeken in het gebed. Hij zendt de discipelen overzee naar Kapernaüm en laat de schare heengaan en gaat Zelf de berg op.
De discipelen gaan gedwongen aan boord. Het was al avond en straks zou het helemaal duister zijn. Maar de Heere had beloofd dat Hij Zich weer bij hen zou voegen. Zo hadden ze allen hun plaats in het scheepje ingenomen en waren ze van wal gestoken. Mogelijk in de gedachte, dat de Heere Jezus in een ander scheepje zou volgen en dat ze nog voor het nachtelijk duister voet aan land zouden kunnen zetten. Er waren ervaren vissers onder de discipelen. Aan gevaren en moeilijkheden hebben ze niet gedacht. Het gaat anders.
Dat hebben de discipelen hier ondervonden en later opnieuw en dat is nog de ervaring van hen die door de Heere getrokken en geleid worden. Mijn wegen zijn niet Uw wegen... Ik zal hen doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben.
De beproevingen komen. We lezen daar veel van in Gods Woord. Het komt er dan op aan om aan de Heere vast te houden. Er is er slechts Eén Die standhoudt en dat is Christus. Hier en later, in Gethsemané en aan het kruis. De discipelen hebben een bijzondere dag gehad. Zij hebben woorden der zaligheid gehoord, ze zijn versterkt en bemoedigd. Maar nu koken ze in de storm. Het gaat anders dan ze gehoopt en gedacht hadden. De wind steekt op. Het wordt stormweer. De wind komt uit de verkeerde richting. Ze drijven af, naar dieper water. De golven worden hoe langer hoe hoger. Het wordt donker, nacht. Met al hun ervaring als visser doen de discipelen niets. Ze kunnen alleen maar vrezen dat ze nog zullen omkomen. Duizend zorgen, duizend doden kwellen hun angstvallige harten. Wie zal beschrijven wat er in die uren van duisternis in hen is omgegaan?
Gods kinderen zijn ook op de levenszee. Het kan daar stormen. De Heere kan de Zijnen brengen in allerlei beproevingen. Hij kan Zijn aangezicht verbergen. Hij kan voor het oog de golven vrij spel geven en hen helemaal vergeten. Zo was het later ook toen de Heere Jezus gekruisigd, gestorven en begraven was. Hij was werkelijk van allen, ja van God verlaten geweest en had toch aan God vastgehouden en alles volbracht en daarom was Hij ook opgestaan uit de doden, maar de discipelen hadden het niet kunnen geloven, ook niet toen anderen boodschapten dat Hij was opgestaan. Het licht ontbreekt en het geloof en zo is het menigmaal met Gods kinderen. Ook dan zijn er duizend zorgen en duizend doden.
Intussen is de Heere Jezus voor de Zijnen werkzaam. Hij komt op Zijn tijd en dan maakt Hij alles wel.
De discipelen zijn in de storm en weten niet dat hun Heere aan hen denkt. Dat Hij juist voor de Zijnen in alle nood komt. Dat Hij voor hen bidt, dat Hij hen gadeslaat en te zijner tijd tot hen komt. Daarom geldt het: zo Hij vertoeft, verbeidt Hem, want Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven.
De Heere is al op weg naar de discipelen. De duisternis verduistert voor Hem niet. Hij weet hen te vinden, nadert tot hen, wandelend op en over de golven van de kokende zee.
De discipelen herkennen Hem niet. Ze zitten in de strikken van twijfelmoedigheid, vrees en ongeloof. Ze zien een verschijning op het water. Zo hebben ze Hem nooit zien wandelen. Daarom denken ze niet aan Hem, maar aan een spooksel, een verschijning naar eigen inbeelding. En zo raken ze de wanhoop nabij. Ze schreeuwen het uit van vrees.
Als de nood op het hoogst is, is de redding nabij. Daar weten ook Gods kinderen van. De Heere komt tot redding van die vreesachtige discipelen en daarom roept Hij hen toe, boven het geloei van de stormen, wat boven deze overdenking staat: Ik ben het, zijt niet bevreesd.
Het zijn slechts enkele woorden, maar voor de discipelen is het genoeg. De Heere neemt hun harten in. Hij maakt dat ze Hem herkennen aan Zijn stem. Hij verdrijft het ongeloof en de vrees en laat Zijn woorden doordringen in hun harten. Het zijn woorden der zaligheid. Ik ben het. Ze hebben op de golven en baren gelet en geluisterd naar de stormwind en ze hebben niet gedacht aan Zijn belofte dat Hij weer tot hen zou komen. Ze hebben niet gelet op de openbaring van Zijn leefde, trouw en macht. Maar nu is er het keerpunt. De woorden maken, dat ze niet meer denken aan de gevaren en noden, maar dat hun hoop herleeft en dat hun hart gaande gemaakt wordt en dat alles weer vernieuwd wordt. Hij spreekt met majesteit en dan gaan alle vijanden op de vlucht.
Veel waardigheden, veel rampen zijn der vromen lot, maar uit die alle redt hen God. Hij is hun heil alleen. Wonderlijk is het. Het leek onmogelijk. Maar Hij maakt alles wel.
Ik ben het. Zo nadert de Heere tot de Zijnen. Hij openbaart Zijn liefde en genegenheden en trekt hen naar Zich toe. Het is geen wonder dat Petrus in verwondering uitroept: Heere, gebied me tot U af te komen op het water. Ook geen wonder dat hij even later al wankelt. Maar dat gaan we hier voorbij.
De Heere wil aan boord van hun scheepje komen en zij van hun kant begeren dat Hij bij hen komt en bij hen blijft. De genegenheden zijn nu zo sterk, dat ze Hem als aangrijpen en helpen aan boord te klimmen.
Nu is Hij weer met hen en daarom zijn ze veilig. De storm bedaart, de wind gaat liggen, de golven zwijgen stil. Zo is het van buiten, maar zo is het ook in het hart. Het licht breekt door. Van buiten en van binnen. Ze komen veilig aan land. Hun geloof is versterkt. Het leeft in hun hart: wie is toch Deze... Ze begeren Hem verder te volgen...
Ik ben het. Daarmee komt de Heere steeds weer tot de Zijnen als de nood groot is. Dan maakt Hij het wel. Hij redt ons keer op keer. Wie is toch Deze? Met Hem kunnen ze de weg die Hij met hen gaan wil vervolgen.
De discipelen zijn later in nog groter nood gekomen, namelijk toen de Heere Jezus van hen weggenomen was. Toen hebben ze getreurd, maar Hij had beloofd dat hun droefheid tot blijdschap zou worden. Toen het zover was konden ze het niet geloven. Ze zijn achter gesloten deuren bijeen. De Opgestane kwam in hun midden en sprak: Vrede zij ulieden. Ze werden verschrikt en bevreesd en dachten dat ze een spook zagen. O die discipelen toch! De Heere weet wel waarmee Hij hun vrees kan wegnemen. Hij gaat weer tot hen spreken en laat de tekenen van Zijn volbrachte werk zien. Hij spreekt: Ik ben het Zelf. Hij geeft gelegenheid om Hem aan te tasten. Het is haast te groot voor hen om te geloven dat Hij het waarlijk is, maar hoe langer hoe meer dringt het licht door in hun hart en gaan ze de betekenis verstaan van Zijn kruisdood en opstanding.
Ik ben het. Hij komt steeds weer door Zijn Woord en door Zijn Geest tot Zijn volk in de weg die Hij met hen gaat door dit leven. Er zijn stormen en ontij, verbergingen en duisternissen, maar Hij maakt het steeds weer wel. Hij maakt het wel voor de tijd en voor de eeuwigheid.
Ik ben het. Zo spreekt de Heere Jezus tot Zijn ware volgelingen. Hij brengt hen in de stormen en redt er hen uit. Horen wij tot die volgelingen?

B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1990

De Wekker | 8 Pagina's

Ik ben het, zijt niet bevreesd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1990

De Wekker | 8 Pagina's