Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het moeten van Pasen, belicht vanuit de „lijdensaankondigingen"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het moeten van Pasen, belicht vanuit de „lijdensaankondigingen"

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christus moest opstaan uit de doden.
Pasen houdt verband met een goddelijk moeten. Het goddelijke moeten betreft het lijden en sterven van Christus, het betreft evenzeer Zijn opstanding uit de doden. De opstanding van Christus is niet een natuurlijk-logisch vervolg op Zijn dood. Want in het lijden en sterven van Christus is niets natuurlijks en niets logisch. Alles is juist tegennatuurlijk en onlogisch. Dat Christus moest lijden en sterven heeft zijn eigen betekenis, dat Hij moest opstaan heeft eveneens een eigen betekenis. Het gaat om de raad van God tot onze verlossing. Die voltrekt zich in het heilswerk van Christus, en die voltrekt zich dwars door het boosaardige, menselijke handelen met Jezus. Pasen is een onderdeel uit de raad van God. Pasen is niet los te maken van Christus' lijden en sterven. Beide hebben een plaats in Gods raad tot verlossing van zondaren en beide hebben een eigen betekenis en hangen ten nauwste met elkaar samen. Het gaat dus om de heilsnoodzakelijkheid van Christus' lijden en sterven én om de heilsnoodzakelijkheid van Christus' opstanding uit de doden.
Wij moeten in deze heilsverbanden en in deze heilsnoodzakelijkheid inzicht hebben, willen we de rijkdom en de consequenties van het Paasfeest zien en beleven.

Vóór de opstanding
Christus Zelf heeft vóór Zijn sterven en opstanding gesproken over het moeten lijden, sterven en opstaan. In de zogenaamde lijdensaankondigingen spreekt Hij van het moeten, dat Zijn leven en werken beheerst. Ik mag tussendoor opmerken, dat de naam „lijdensaankondigingen" niet een geheel juiste benaming is. Want Christus kondigt in alle lijdensaankondigingen ook Zijn opstanding aan. Tot drie keer toe zegt de Here Jezus wat er met Hem moet gebeuren. Het gaat om dit goddelijke moeten, dat Hem beheerst. Christus staat onder een opdracht van de Vader.
In Mattheüs 16:21 lezen we, dat Jezus Zijn discipelen begint te tonen, dat Hij naar Jeruzalem moet gaan en veel moet lijden van de zijde van de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden. Hij moet gedood worden. Maar Hij moet op de derde dag worden opgewekt.
Opmerkelijk is het tijdstip waarop Jezus voor het eerst openlijk over Zijn lijden, sterven en opstanding spreekt. Het is na de belijdenis van Simon Petrus. Petrus beleed: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God", Matth. 16:16. „Van toen aan" - Matth. 16:21 - begon Jezus Zijn discipelen te tonen wat Zijn weg en werk is. Het is de weg via het kruis naar de heerlijkheid. Het gaat via het sterven naar het leven. Op die weg moeten de discipelen volgen. Alleen maar volgen. Scherp wijst Jezus de protesterende Petrus zijn plaats.
De belijdende Petrus wordt een ogenblik later de protesterende Petrus. „Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen!", Mattheüs 16:22. Petrus roept de genade van God te hulp om Jezus van de weg naar Zijn lijden, sterven en opstaan af te houden. Daarom is Jezus' antwoord bijzonder scherp: „Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen", Matth. 16:23.
De weg, die de Christus moet gaan, is de weg tegen alle vlees en bloed in. Vlees en bloed wil rechtstreeks naar de heerlijkheid, zonder lijden en sterven: dat wil zeggen: zonder oog te hebben voor de noodzaak van het offer van het leven, dat Christus moet brengen tot verzoening van de zonden. Zonder dit offer kan er nimmer opstanding zijn!
In de tweede „lijdensaankondiging", in Mattheüs 17:22, valt alle nadruk op de zekerheid van lijden, sterven en opstaan.
De derde „lijdensaankondiging" is het meest uitgebreid. Mattheüs 20:17-19: „Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden en zij zullen Hem ter dood veroordelen. En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden." (Eveneens in Marcus 10:32-34 en Lucas 18:31-33.)
Christus heeft van tevoren geweten wat er met Hem in Jeruzalem zal gebeuren. Hij heeft het zelfs tot in détail geweten! Hij kende de onderdelen van het programma! Hij had het afgelezen uit de Schriften van het Oude Testament, met name uit de Psalmen en profeten. Opmerkelijk is dat Lucas de derde „lijdensaankondiging" inleidt met de woorden: „Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten beschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden", Lucas 18:31.

Na de opstanding
De discipelen hebben tot aan Pasen de zin van het moeten lijden en sterven en opstaan niet begrepen. Ze hebben er geen rekening mee gehouden. We hebben al aandacht geschonken aan het protest van Petrus. Het was het protest van vlees en bloed. Na de tweede „lijdensaankondiging" lezen wij: „En zij werden zeer bedroefd", Mattheüs 17:23. De bedroefdheid van vlees en bloed. Op de derde „lijdensaankondiging" volgt de geschiedenis, waarin de moeder van de zonen van Zebedeüs - Jacobus en Johannes - vraagt om de ereplaatsen voor haar zonen in Jezus' koninkrijk, Mattheüs 20:20-28. Het heersen staat boven het dienen: de orde van vlees en bloed. In Johannes 20:9 lezen we, dat de discipelen de Schriften nog niet kenden, dat Hij uit de doden moest opstaan.
Dat de discipelen de aankondigingen van het moeten lijden, sterven en opstaan van Jezus niet gelovig hebben verwerkt, wordt hun op de eerste paasdag wel degelijk verweten. Hun ongeloof, hun gericht zijn op de orde van vlees en bloed, hun bedenken van de dingen van de mensen, is hun zonde geweest.
De engel bij het open graf op de paasmorgen zegt: „Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft", Mattheüs 28:6. En Lucas schrijft, dat de engelen bij het open graf rechtstreeks terugkomen op de aankondigingen van Jezus van Zijn lijden, sterven en opstaan. „Herinnert u, hoe Hij, toen Hij nog in Galilea was, tot u gesproken heeft, zeggend, dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan", Lucas 24:7.
Aan de Emmaüsgangers verwijt de opgestane Christus: „O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles, wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan?" Lucas 24:25,26.
En in dit verband moet ook genoemd worden Lucas 24:43b-47: „Hij zeide tot hen: Dit zijn Mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden. Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden, en dat in Zijn naam gepredikt moest worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem". In deze tekst vinden we een prachtige belichting van het drieërlei moeten van Pasen: het moeten lijden, het moeten opstaan én: het moeten van de prediking in de hele wereld! Dat laatste moeten is onlosmakelijk verbonden aan het moeten van de opstanding uit de doden.
Christus laat op de eerste paasdag Zijn discipelen uit de Schriften het moeten lijden, sterven en opstaan verstaan. Hij opent hun verstand(!) en leert hen de Bijbel lezen. De Bijbel wil brengen tot de ontmoeting met de levende Heiland en van de ontmoeting met Hem worden we weer verwezen naar de Bijbel, die we vanuit de ontmoeting met Hem al rijker gaan verstaan. Dit proces is aan de orde gedurende heel ons leven!

Het moeten van de opstanding op de derde dag
Het moeten lijden en sterven hangt samen met de grondregel van de verzoening: „En zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving", Hebreeën 9:22b.
Maar waarom moet Christus ook opstaan? We kunnen dat slechts in het kort aanduiden. Er is veel meer van te zeggen, dan dat ik hier vanwege de plaatsruimte kan doen. Het valt op, dat steeds weer de derde dag wordt genoemd als de dag van de opstanding uit de - doden. De derde dag behoort tot het moeten van de opstanding. De derde dag is in Gods raad bepaald als de opstandingsdag van Christus.
Mogelijk is te verwijzen naar Hosea 6:2, in een profetie over de bekering van het door de Heere geslagen volk: „Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor Zijn aangezicht".
In dit verband mag ook genoemd worden, dat het ongelovige Israël geen ander teken zal ontvangen dan het teken van Jona, de profeet, Mattheüs 12:39,40 en 16:4. Zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zal de Zoon des mensen in het hart van de aarde zijn, drie dagen en drie nachten.
Door Zijn lijden en sterven heeft Christus de verzoening met God tot stand gebracht. Het is nu tussen God en Zijn Zoon in orde, voor eeuwig in orde. Christus is niet de verliezer. God geeft de overwinning niet aan een verliezer. Dat blijkt in de opstanding uit de doden. De dood is overwonnen door het lijden en sterven van Christus. De vloek is gedragen, door een mens: die ene mens, die tegelijk waarachtig God is. De dood is van zijn rechten en kracht beroofd.
De dood is immers geen natuurlijk gebeuren. Het is een ramp van enorme omvang, dat de dood gezien gaat worden als iets, wat behoort bij de natuur. Dan krijgt de dood een plaats in de goede schepping. Op deze wijze verliest men het zicht op het verband tussen onze zonde en onze dood. De dood is daarom zo verschrikkelijk, omdat hij loon, oordeelsloon op onze zonde is. De dood is er van het begin af niet geweest. Hij is er later bij gekomen. Christus heeft de dood aangegrepen op diens eigen terrein. Dat behoorde tot Zijn opdracht om alle gerechtigheid te vervullen. Hij droeg de vloek over onze zonde en schuld en Hij droeg die vloek weg! Hij werd voor ons tot zonde gemaakt, 2 Corinthiërs 5:21.
Daarom móest Christus uit de doden opstaan. De dood kon Hem niet houden. De dood had aan Hem niets meer. Hij was dood voor de dood. Dat is de kracht van Zijn sterven aan het kruis.
Petrus zegt in Handelingen 2:24: „God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door Hem werd vastgehouden".

Wie nu door een oprecht geloof in Christus is ingelijfd, is in Hem vrij van het oordeel en dus van de dood. Die is overgegaan van de dood in het leven. Ons sterven is dan van karakter veranderd. Het is een laatste afsterven aan onze oude mens en een ingaan in de door Christus voor de Zijnen verworven heerlijkheid.

Paasleven werkt zich op tweeërlei wijze in ons uit: in een dagelijks sterven aan onze oude mens en tegelijkertijd in een dagelijks opstaan van de nieuwe mens. En aan ons wordt Pasen voleindigd in de dag van de opstanding van ons lichaam uit het graf. God volvoert Zijn raad tot onze verlossing tot het laatste onderdeel toe. Hij verkrijgt een nieuwe mensheid, die eeuwig Hem zal loven en prijzen en dienen. Christus' werk zal een eeuwig rijke vrucht dragen. Hij heeft geleden. Hij is gestorven. Hij is opgestaan. Niets van wat Hij gedaan heeft, zal zonder vrucht blijven. Daarom is het geloof in Hem nimmer tevergeefs.

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1990

De Wekker | 16 Pagina's

Het moeten van Pasen, belicht vanuit de „lijdensaankondigingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1990

De Wekker | 16 Pagina's