Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe heeft de kerkeraad dat nu toch kunnen doen . . . (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe heeft de kerkeraad dat nu toch kunnen doen . . . (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was niet de bedoeling over dit onderwerp, dat over de verkiezing van ambtsdragers en hun wil en onwil tot het ambt ging, een vervolgartikel te schrijven, maar er zijn schriftelijk en ook telefonisch zoveel reacties op gekomen, dat ik er niet omheen kan. Opmerkelijk is dat zoveel vrouwen op het artikel hebben gereageerd. Drie onder haar droegen in reactie op het artikel dingen aan, die naar mijn gevoel waard zijn er nader aandacht aan te geven.

Ik begin met de briefschrijfster uit een gemeente in de kop van Noord-Holland, die zich in haar brief verdrietig toont over wat ik schreef onder het kopje „ook vrouwen maken bezwaar". Die bezwaren - zo stond te lezen - zijn van allerlei aard, waarbij de nadruk viel op de wenselijkheid van mannelijke en vaderlijke hulp in het gezin, zeker als ook de vrouw in een part-time of misschien zelfs full-timebaan buitenshuis werkt; en als tweede werd genoemd het gezamenlijk willen genieten van de ontspanning die onze cultuur een mens na volbrachte dagtaak in een ruime sortering biedt. De briefschrijfster meent dat ik de vrouw in de kerkelijke gemeente niet helemaal recht heb gedaan door alleen en vooral op deze dingen te wijzen. Zij betoogt - en ik denk met recht - dat er heel wat vrouwen zijn die zelf in allerlei verenigingswerk actief deel aan het leven van de gemeente nemen en bij wie een ambtsaanvaarding door haar mannen, in mindering zou komen op wat zij zelf in en ten dienste van de gemeente doen. Kerkelijke activiteiten van man of vrouw, eventueel van beiden, mogen niet de ontwikkeling van het (jonge) gezin ongunstig beïnvloeden door veelvuldige afwezigheid van beide ouders. En het mag toch ook niet zo zijn - stelt de briefschrijfster aan het slot van haar brief - dat als gevolg van de ambtsaanvaarding door de man de activiteiten van de vrouw in vrouwenvereniging en zusterkring, altijd maar moeten worden geminimaliseerd. Kort gezegd: er kunnen bij vrouwen ook heel andere dan egoïstische of „wereldlijke" overwegingen zijn om voor haar mannen drempels naar het kerkelijke ambt op te werpen.
Deze kritische kanttekening bij het eerste artikel verdient alle ruimte. Aan wat vrouwen in de gemeente doen mag in dit verband niet worden voorbijgezien en dat er situaties zijn waarin het voor een (jongere) man en vrouw bij een verkiezing van de man tot het bijzondere ambt moeilijk kan zijn om af te wegen wat prioriteit moet hebben, is alleszins voorstelbaar. Het is bepaald niet mijn bedoeling de vrouw bij die overwegingen al bijvoorbaat in de positie van de „inleverende" partij te plaatsen, wanneer ik er toch aan toevoeg dat de dienst aan de gemeente in het bijzondere ambt wel zwaar dient te wegen, zeker in een tijd waarin het zo moeilijk is om daarvoor „geschikte" en bereidwillige mensen te vinden.

Alleen de „fans" van de dominee
Uit een andere hoek van het land reageerde een vrouw met de opmerking dat in de gemeente waartoe zij behoort, heus wel genoeg bereidwillige kandidaat-ambtsdragers beschikbaar zijn, maar de kring waaruit door de kerkeraad kandidaten aan de gemeente worden gepresenteerd, beperkt zich tot degenen die helemaal op de hand van de predikant zijn en van wie bij voorbaat bekend is dat van hen geen tegenspraak of een kritische opstelling te verwachten is.
Broeders die in een eerdere ambtsperiode de moed hadden om vanuit het hun toevertrouwde en opgedragen toezicht de prediking broederlijk- kritisch te begeleiden, komen in de verkiezingsverhalen niet meer voor. Mijn man, zei de vrouw door de telefoon, heeft de gemeente vele jaren met vreugde en zegen mogen dienen en het zou hem een vreugde zijn dat opnieuw te mogen doen, maar te vrezen is dat dit niet zal gebeuren zolang de huidige dominee er is. De kerkeraad kandideert uitsluitend mensen uit de „fanclub" van de dominee. Alleen zij die de dominee naar de mond praten en naar de ogen kijken komen in aanmerking. Daarin ligt het beoordelingscriterium. Wat vindt u daarvan? was de vraag van de vrouw.

Wat hiervan te vinden. Vanwege onbekendheid met de plaatselijke situatie kan er natuurlijk alleen maar in algemene termen op worden geantwoord. Dat hoeft dan overigens geen onduidelijk antwoord te zijn. Het is natuurlijk mogelijk - en de geschiedenis van de kerk kent er heel wat voorbeelden van - dat door de kerkeraad notoire kerkelijke chicaneurs, mensen die per definitie overal tegen zijn, die altijd alleen maar op het eigen gelijk gericht zijn en in alles eigen wil gehonoreerd willen zien, buiten de kerkeraad worden gehouden. Als men van tevoren of uit ervaring weet dat iemands opstelling als kerkeraadslid een goede voortgang in de dingen van het bestuurlijk beleid permanent zal frustreren en dat een broeder in de harmonieuze samenwerking binnen een kerkeraad een constante dissonant zal vormen dan doet een kerkeraad er alleen maar verstandig aan zo'n broeder niet te kandideren. Met zijn negatieve hoedanigheden beantwoordt hij bovendien niet aan het profiel van de ambtsdrager zoals dat in de eerste brief van Paulus aan Timotheüs is geschreven. Broeders van wie men al op voorhand weet dat zij de predikant in zijn werk alleen maar op hinderlijke wijze zullen volgen, kan men maar beter buiten de kerkeraad houden. Maar dat geldt niet voor broeders die vanuit de hun opgelegde ambtelijke verantwoordelijkheid de predikant in prediking en pastoraat in opbouwende zin kritisch volgen en die in het bestuurlijke beleid van de kerkeraad een geheel eigen inbreng hebben. Een kerkeraad die alleen maar ja-broers zoekt of uitsluitend broeders van een bepaalde geestelijke „ligging" uit het gelid haalt, is verkeerd bezig. Het wijst op innerlijke zwakte, op angst en onzekerheid ook. Waar de Geest van Christus in een gemeente woont en werkt, daar verdragen mensen van verschillende herkomst en met verscheidenheid in geestelijke instelling elkaar uitstekend en daar kan men veel tegen elkaar zeggen, zonder dat onmiddellijk de bloeddruk tot ongezond hoge waarden oploopt. 't Is trouwens niet alleen een kwestie of binnen een kerkeraad de Geest van Christus woont, maar stagnaties en frustraties in de samenwerking, spanningen en gestoorde verhoudingen gaan dikwijls ook terug op het ontbreken van voldoende „sociale intelligentie", bij aanwezigheid waarvan ook onder kerkmensen veel in evenwicht kan worden gehouden.

Politieke keuze
Een derde vrouw liet weten dat er ook in haar gemeente best mensen zijn die met goede gaven voor het kerkelijke ambt uitgerust zijn maar die consequent „buiten de prijzen vallen" omdat de zittende kerkeraad bij de „ballotage" het principe hanteert dat men op de door hem voorgestane politieke partij moet stemmen.
Bij de beoordeling van kandidaat-ambtsdragers laat men iemands geestelijke waarde dus samenvallen met zijn politieke keuze. Dat zal misschien niet altijd op een zeker weten maar meer op een stellig vermoeden berusten, maar hoe gaat dat, men kent z'n mensen wel. Is de politieke keuze een andere dan de eigen politieke voorkeur dan verwacht men kennelijk geen inbreng die tot heil van de gemeente zal zijn.
Wat hiervan te zeggen.
Voor veel mensen in de kerk lopen geestelijke signatuur en politieke keuze parallel. Iemand die SGP stemt zal godsdienstig/geestelijk per definitie voor behoudend doorgaan. Wie een CDA-verkiezingsbiljet voor het raam had, wordt ongezien voor vooruitstrevend gehouden en de RPF'er zal er zo'n beetje tussen in hangen. Zo zijn we allen ingedeeld. En dat is een kwaad ding onder de zon.

Natuurlijk zal in ieders leven samenhang aanwijsbaar zijn tussen geestelijke instelling en politieke keuze, maar een kerkeraad die dit punt hanteert als criterium voor absolute en bewuste uitsluiting van het ambt, is bezig geloof en politiek op onbehoorlijke manier met elkaar te vermengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1990

De Wekker | 8 Pagina's

Hoe heeft de kerkeraad dat nu toch kunnen doen . . . (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1990

De Wekker | 8 Pagina's