Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

U de gelegenheid ten nutte makende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

U de gelegenheid ten nutte makende

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toenadering gewenst
Ik heb me eerst afgevraagd, of ik boven dit stukje zou zetten: Het ijzer smeden als het heet is. Maar, hoewel dit een wijs woord is, heb ik het toch niet willen gebruiken. Niet omdat je het in een kerkelijk blad niet zou mógen gebruiken, maar omdat het ontoereikend is.
Terugkomend op mijn vorige stukje over het Rotterdamse initiatief wil ik namelijk nog eens verder schrijven over de gewenste toenadering tot de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), hieronder weer steeds te noemen: De Gereformeerde Kerken. En evenals de vorige keer zeg ik weer: ik doe dat niet in mindering op de contacten met de Nederlands Gereformeerde Kerken, laat dat vooral duidelijk zijn. Daar zijn we nu eenmaal Christelijk Gereformeerd voor.
We beleven, laat dat duidelijk zijn, kerkelijk bijzondere tijden. Onze kerken gaan langzamerhand, ook officieel, heenleven naar de herdenking van het honderdjarig voortbestaan van onze kerken sinds 1892. Eerder is wel eens de vraag gesteld: Halen de Christelijke Gereformeerde Kerken 1992? Als onze Heiland niet eerder terugkomt, lijkt het daar wel op. Maar hoe halen we dat dan, en met welk perspectief?
Is het ijzer heet? Dit jaar wordt de honderdste geboortedag van professor Schilder herdacht. Daar is al een symposium over geweest in Amsterdam en er komt er nog één in Kampen. Boeken verschijnen over hem. De aandacht wordt gevestigd op de betekenis van de kerken, die mede (vooral?) door zijn optreden van 1942-1944 ontstaan zijn. En weten we wel, welk een grote aandacht er juist in de afgelopen tijd, en nog doorgaand, in Gereformeerde kring voor de Christelijke Gereformeerde Kerken is? Een paar voorbeelden.

Publikaties
In 1989 is van de hand van professor Trimp in Kampen een boek over de prediking verschenen, geheten „Klank en weerklank". Ik bespreek hier dit boek niet, maar het staat er overduidelijk in, dat dit boek mede geschreven is met het oog op de onderlinge contacten met onze kerken: „De actualiteit staat vast: zowel binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland als tussen deze kerken en de Christelijke Gereformeerde Kerken wordt veel gesproken over de prediking, geloofservaring, toeëigening van het heil, zelfbeproeving etc". Wie dit boek leest, zal heus hier en daar een terminologie tegenkomen die in onze geschriften niet zo voorkomt, maar die zal tevens geboeid en in de regel met grote instemming lezen, wat de schrijver over de „klank" (de prediking) en de „weerklank" (wat Gods Geest doet in het hart van de zondaar) schrijft. Reeds was de reactie hier en daar in onze kring: Wordt er in vrijgemaakte kring zó over prediking en geloofservaring gedacht en wordt het zó beleefd? Dan hebben wij ons misschien toch wel teveel blindgestaard op enkele uitdrukkingen. Of is hij een uitzondering? Dit boek zal veel, heel veel „weerklank" in onze kerken moeten hebben. Het is het waard en de zaak maakt het nodig.
In „De Reformatie" van 10 en 17 februari 1990 heeft drs. C.J. de Ruijter (de toekomstige opvolger van prof. Trimp) over hetzelfde onderwerp geschreven.
In „De Reformatie" van 24 februari, zoals ik in het vorige artikel al vermeldde, schreef prof. J. Kamphuis „met verslagen hart" over de opvattingen van ónze synode over de Gereformeerde Kerken.
In hetzelfde blad schreef P. Schelling op 28 april over het boek „Bevindelijke prediking" (met „interkerkelijke" schrijvers), niet zonder waardering en hoop. Ik denk ook aan wat drs. R. ter Beek in „De Reformatie" van 5 mei j.l. schreef over „verbrijzeling" en in de artikelen daarna. Er zijn andere artikelen over wat in onze kring verscheen (zonder nadere aanduiding, hoffelijkheidshalve, over het voorbeeld van de zwarte moorman, en over de publikatie van ds. R.J. van Pagée over de uitverkiezing) alsook het boek „Geest, ambt en uitzicht" van wijlen prof. Versteeg.
In hetzelfde blad is er op 10 maart een bijvoegsel, geheel gewijd aan de vereniging van 1892, van de hand van dr. R.H. Bremmer. Zeker, daar wordt de vereniging goedgekeurd en wij doen dat niet, maar er wordt zakelijk verteld. De machinaties, die er aan te pas kwamen, en die onder ons b.v. duidelijk naar voren gebracht zijn in eerdere publikaties van ds. J.H. Velema, worden niet verzwegen (J.H. Velema: „Wat is Christelijk Gereformeerd?", 1947). Als wij weer eens over 1892 gaan schrijven en dat zal tegen 1992 zeker weer gebeuren, dan mag deze studieschets niet overgeslagen worden.

Gelegenheid
U de gelegenheid ten nutte makende. Dat is bijbelser gezegd dan „het ijzer smeden als het heet is". Want we ontvangen de gelegenheid van Gód, als gave en als opgave. Er wordt van allerlei kant een appèl op ons gedaan. En we krijgen ook gelegenheid.
Op een symposium in Amsterdam sprak prof. Van 't Spijker over „Schilder en de Christelijke Gereformeerde Kerken". Ik weet nog hoe verdovend de slag aankwam ook in onze kring, toen hij in 1952 stierf en hoe er ook in onze kring over hem geschreven werd. De geschriften, in dit jaar over hem verschijnend, belichten hem van vele kanten. Vele gedachten krijg je erdoor, als oudere Christelijke Gereformeerde predikant, over vroeger en over nu, over je eigen kerken en de andere kerken, over mogelijkheden en over onmogelijkheden, over grootheid en over kleinheid, teveel om op te noemen, over gaven en over tragiek. Voeg daar nog eens bij een eerlijk terugblikkend boek van prof. Berkouwer. Je kunt er dan soms heel verdrietig bij worden, tegelijk met het grote persoonlijke respect.
En dan is er weer een gelegenheid. Het bestuur van de Gereformeerde Jeugdbond vraagt prof. Van 't Spijker om op de jeugddag in Barneveld te spreken over: Wat zouden de Christelijke Gereformeerden van de Vrijgemaakten kunnen leren? naast prof. Trimp over: Wat zouden de Vrijgemaakten van de Christelijke Gereformeerden kunnen leren?
Er wordt daar actief gewerkt. Er wordt onder ons, ben ik bang, te weinig gewerkt. Te weinig opgelet op de mogelijkheden en gelegenheden. Bij Paulus staat erbij: want de dagen zijn kwaad. Dat is vandaag misschien nog wel in erger mate het geval. Maar er zijn ook dagen die niét kwaad zijn. Prediker zegt, dat alles zijn bestemde tijd heeft. Er is een tijd van toenadering en een tijd van verwijdering, zo zou je vandaag kunnen zeggen. Misschien hebben wij vandaag de tijd van toenadering. Ik zeg het niet voor het eerst. In ons blad heeft de hoofdredacteur meer dan eens geschreven over de betekenis van de kerk in de Schriftuurlijke zin. We hebben zo veel geleefd in verwijdering. Verwijdering binnen ons eigen kerkverband, verwijdering naar buiten toe. Was het eigenlijk wel „buiten"? Behoren we niet bij elkaar?
Soms wordt er gezegd: God zal ons eerst naar elkaar toe moeten slaan. Ik denk dat de Here daar al lang mee bezig is. Ook zijn slaande hand zal een liefdevolle hand zijn, een vaderlijke hand. Dat Hij ons mag tuchtigen tot ons bestwil, tot gehoorzaamheid en tot vrede.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1990

De Wekker | 12 Pagina's

U de gelegenheid ten nutte makende

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1990

De Wekker | 12 Pagina's