Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huisbezoek, een moeilijk onderdeel van de taak van de ambtsdrager (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huisbezoek, een moeilijk onderdeel van de taak van de ambtsdrager (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de herderlijke zorg voor de gemeente van Christus vormt het huisbezoek vandaag een activiteit waarvan de betekenis minder lijkt te zijn geworden en waarvan de inhoudelijkheid veranderd lijkt te zijn. Ten opzichte van vroeger wel te verstaan en bij vroeger denk ik dan aan de dertiger en veertiger jaren.
In een onlangs gehouden bijeenkomst van ambtsdragers van onze kerken uit Oost-Groningen, heb ik met de broeders mogen nadenken over deze vorm van kerkelijke activiteit, over het hoe en waartoe, over dat wat voorwaarde is om een huisbezoek te laten zijn wat het bedoelt te zijn, namelijk beoefening van pastorale zorg, door te luisteren naar wat degenen, die aan de zorg van ambtsdragers zijn toevertrouwd, geestelijk wel of niet bezighoudt, interesse te tonen in hun levensbepalende omstandigheden en door over dat alles bij het licht van het Evangelie tot een opbouwende en naar beide zijden vruchtbare gedachtenwisseling te komen.
Van wat in die noordelijke bijeenkomst naar voren kwam, geef ik graag iets in deze kolommen weer. Niet alleen voor ambtsdragers maar ook met het oog op de gemeente, die huisbezoek ontvangt. Uit de vele schriftelijke reacties op de laatste bijdragen in deze rubriek, is mij duidelijk geworden dat veel mensen voor goede pastorale begeleiding in de vorm van het traditionele huisbezoek echt nog wel openstaan en er in bepaalde situaties zelfs sterk naar verlangen. En verlangen of geen verlangen, huisbezoek doen is voor de kerk van levensbelang, ook vandaag.

Vroeger en nu
Vroeger, ik denk dus aan de dertiger jaren, was huisbezoek een gebeurtenis. Uit mijn jonge jaren herinner ik mij nog heel goed hoe huisbezoek werd ervaren in de gereformeerde kerk. De ouderlingen kwamen op bezoek en dat werd door de gemeente over het algemeen heel serieus opgevat. Men kwam onderzoek doen naar de stand van het geloofsleven, naar de trouw waarmee alle kerkelijke rechten en plichten werden waargenomen, in het algemeen naar de sterkte van de band waarmee men zich met de kerk verbonden voelde. Tegen degenen die op bezoek kwamen keek men op. Als kind of jongere zag je godsgezanten in hen en voor ouderen hadden ze op zijn minst een zekere kerkelijke autoriteit. Ze straalden iets van gezagsvolle afstandelijkheid uit. De ene ambtsdrager ging natuurlijk vertrouwelijker en meer ontspannen met de leden van de gemeente om dan de andere, maar in het algemeen was de afstand tussen het bijzondere ambt en de gemeente groter dan nu. Dat hing misschien ook samen met de omstandigheid dat ambtsdragers dikwijls werden gekozen uit de hogere maatschappelijke niveaus. Het ging natuurlijk ook toen bij ambtsdragers om mensen van vlees en bloed, met lek en gebrek, maar op één of andere manier werd het huisbezoek in die tijd gekenmerkt door autoriteit en gezag. In de gesprekken werd niet getutoyeerd met jij en jou. Broeders en zusters was de aanspraak. Men kwam uit naam van de Here der Kerk en het gesprek richtte zich van meetaf op dat waarvoor men was gekomen, recht op het doel af, met duidelijke vragen over de frequentie van de kerkgang (zo die vraag toen al nodig was), over de vrucht op de prediking en over de trouwe waarneming van de godsdienstige rituelen in het gezin. De vraag naar het priesterschap van de vader in het gezin was een standaardvraag.

Vandaag ligt dat een beetje anders. In enkele kerken in de rechtervleugel van de gereformeerde gezindte is misschien nog iets van de zojuist geschetste autoriteit bewaard gebleven, maar over het algemeen wordt huisbezoek door de ambtsdragers niet meer als een bijzondere zaak gezien. De afstand tussen het bijzondere ambt en de gemeente is kleiner geworden. Het proces van democratisering, liberalisering, gezagsdevaluatie en nivellering in de sociaal-maatschappelijke verhoudingen, is de kerk en het ambt in de kerk niet voorbijgegaan. Dat Christus, het Hoofd der Kerk, zich in zijn gemeente wat toerusting van en toezicht op de kudde aangaat, in de ambtsdragers laat vertegenwoordigen, is een gedachte die niet meer zò sterk leeft. Men kent elkaar, door en door; soms komen vrienden en goede kennissen op bezoek. Men weet alles van elkaar. Mag dat enerzijds misschien een sfeer van vertrouwelijkheid en grotere toegankelijkheid voor elkaar scheppen, anderzijds kan het gesprek over geestelijke zaken er in niet geringe mate door worden belemmerd.
Als men als bezoeker en bezochte op al te sterke voet van vriendschap en vertrouwelijkheid met elkaar staat, kan het stellen van vragen, het corrigeren en stimuleren, het richting wijzen met geestelijke autoriteit (hoezeer ook gerelateerd aan de Heilige Schrift) er door worden bemoeilijkt. Door sommige ambtsdragers wordt het vandaag althans wel zo ervaren. Een groot verschil tussen vroeger en nu is ook dat niet weinig ambtsdragers bij de uitoefening van hun ambtelijke werk in de gemeente op situaties stuiten, waarmee zij ook in eigen directe omgeving te maken hebben. Er is ook in de kerk nauwelijks nog een gezin of familie aan te wijzen waarin zich de negatieve gevolgen van de na de tweede wereldoorlog veranderde leefpatronen niet op een of andere manier manifesteren. Ook ambtsdragers zijn soms vaders wier kinderen de kerk de rug toekeerden, ongehuwd samenwonen, in dingen van geloof en leven heel progressieve opvattingen voorstaan, om over slechte huwelijksverhoudingen en echtscheidingen maar niet te spreken. Kan ik wel ambtsdrager zijn, is dan ook een vraag die menig gekozene tot het ambt sterk bezighoudt en broeders er soms van weerhoudt om de roeping van de gemeente op te volgen. Zonder op dit probleem hier uitvoerig in te gaan, valt wel op te merken dat het kunnen functioneren als ambtsdrager in de gemeente niet als voorwaarde heeft dat in eigen directe omgeving alles beantwoordt aan wat binnen de kerk van Christus bij het licht van de bijbel passend en gangbaar wordt geacht, maar dat bepalend is de vraag hoe de eigen geestelijke instelling en verhouding tot de Here God is en of men zich beijvert uit Schrift en belijdenis die kennis en dat inzicht zich eigen te maken, die nodig zijn om met het gezag van het woord van God overtuigend te spreken en leiding te geven.

Doel van het huisbezoek
Voor sommige mensen, ook wel bij ambtsdragers, betekent het huisbezoek niet veel méér dan dat de ouderlingen eens per jaar komen kijken of kerkelijk alles nog wel in het lood staat. Veel huisbezoeken blijven dan ook in algemene informatie naar het kerkelijk welbevinden van het bezochte adres hangen. Er is dikwijls naar beide kanten een zekere beduchtheid om naar de diepte van meer essentiële geloofs- en levensvragen af te steken. Dat hangt niet zelden ook samen met de angst van bezoekende ambtsdragers, dat gedachten en vragen in die sfeer tussen bezoeker en bezochten, vanwege ontoegankelijkheid bij de laatsten, zullen blijven hangen.
En dat schept in de regel een sfeer van verlegenheid. Maar het doel van het huisbezoek is en blijft om met elkaar een aantal heel concrete vragen onder ogen te zien.
De eerste is wel die naar de verhouding tot de Here God. Mag er sprake zijn van een levende relatie met de Here? Beleeft men vreugde aan de kerkgang; heeft men houvast aan de prediking? Hoort men in de verkondiging de stem van God doorklinken? Of blijft men hangen in waardering en bewondering van de predikant of in kritiek op zijn presentatie en mogelijk ook op de inhoud van de prediking?
Een tweede vraag is die naar de relatie tussen wat men zondags hoort en door de week doet. Is wat men in de prediking heeft gehoord, bepalend voor wat men door de week doet of laat? Heeft het Evangelie aansluiting bij de alledaagse werkelijkheid?
Ook de vraag naar de zelfwerkzaamheid van de gemeente behoort op huisbezoek aan de orde te komen. Is er door de week sprake van zelfwerkzaamheid in de vorm van meditatieve omgang met de bijbel? Verzamelt men kennis?
Drang en verlangen daartoe zijn mede bewijzen van de echtheid van iemands geloof. Is er inzet voor de gemeente van Christus in allerlei activiteiten, al was het alleen maar participeren in allerlei vormen van gemeenschapsbeoefening?
Ook de vraag naar het getuigenis naar buiten in de woon- en werkomgeving mag niet ontbreken. Kan men met het Evangelie in die omgeving nooit eens iets doen, tot bemoediging en troost, in correctie op dingen die haaks op het Evangelie staan of eenvoudig in de vorm van een stukje getuigenis? De georganiseerde Evangelisatie is in vrijwel alle kerken een moeizame zaak. Dat gaat waarschijnlijk terug op het feit dat het met de persoonlijke evangelisatie zo slecht is gesteld. Zelfs bij ambtsdragers. In de voorbije weken viel mij twee keer de eer te beurt aanwezig te mogen zijn op de afscheidsbijeenkomst van twee uit het bedrijfsleven terugtredende functionarissen, beiden ambtsdragers van gereformeerde origine.
Na alles waarmee gelegenheden als deze omgeven zijn, kwamen uiteindelijk de scheidende mannen-broeders aan het woord, met waardering hiervoor en dank dáárvoor, niet in de laatste plaats voor wat hen aan afscheidscadeaus was toegedacht. Ik wachtte op het moment waarop men voor zoveel jaren arbeidzaam leven in goede gezondheid „voor het front van de troep" een goed woord over God zou zeggen, op wiens genadige medewerking tenslotte toch alles terugging. Geen woord dat ook maar in die richting wees... Gêne? Onvermogen om zoiets voor mensen, die er geen affiniteit mee hebben, te verwoorden? Nagelaten vanuit de gedachte dat zoiets toch parels voor de zwijnen zijn? Niemand mag zich voor het getuigenis naar buiten schamen en op huisbezoek dient het een belangrijk gesprekspunt te zijn. Het behoort allemaal tot de geestelijke groei van de gemeente, waarover in het ouderlingenboek „Verricht een dienst ten volle" door dr. W.H. Velema zulke waardevolle opmerkingen zijn gemaakt.
In een tweede aflevering willen we proberen te kijken naar de vraag hoe een gesprek over deze dingen bij het huisbezoek in gang kan worden gezet en op gang kan worden gehouden, door bezoekers zowel als door bezochten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1990

De Wekker | 8 Pagina's

Huisbezoek, een moeilijk onderdeel van de taak van de ambtsdrager (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1990

De Wekker | 8 Pagina's