Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Here is Koning (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Here is Koning (I)

Oude Testament

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Betekenis
Het hele Oude Testament door wordt met zekere nadruk gezegd, dat de HERE Koning is. Er is wel gezegd dat het geloof in het koningschap Gods behoort tot het wezen van Israëls Godsgeloof. Je kunt er trouwens wel meteen aan toevoegen, dat het ook hoort tot het wezen van het christelijk geloof.
Het koningschap van God betekent zonder meer heil. Aan de macht van zijn koningschap hebben we ons bestaan en ons behoud te danken. Hij is het, die de geschiedenis van zijn volk bepaalt - tot het laatste toe -, Hij is het ook die die geschiedenis tot een goed einde brengt.
Waar de Here gekend wordt als de Verlosser, maar zeker ook als de Schepper van hemel en aarde, daar komt als vanzelf ook zijn koningschap aan de orde. En wie Hem als Koning aanvaardt en erkent, is voor nu en voor altijd goed af.
Niemand kan zich dan ook meten met de koningsmacht van de God van Israël. Hij is de Koning der koningen en de Here der heren. Bestaan en toekomst hangen daarom van Hem af. Met blijdschap en verwondering, maar ook in gehoorzaamheid en geloof wordt deze God voortdurend als koning beleden en geëerd. De betekenis van de belijdenis, dat de HERE Koning is, is dan ook bijzonder groot en is verweven met het geheel van de oudtestamentische verkondiging van het heil van God voor zijn volk. Het is van belang om nu eerst het Oude Testament zelf aan het woord te laten.

Doorlopende lijn
Dertien keer is in het Oude Testament te lezen, dat de Here Koning is en als koning regeert. Veel vaker - 41 keer - wordt de HERE aangeduid met „Koning". Het valt op, dat deze belijdenis het hele Oude Testament door voorkomt. Het is één doorlopende lijn van Mozes tot en met de kleine profeten.
Overigens is er in de psalmen opvallend vaak sprake van het koning-zijn van de HERE.
Ik geef wat voorbeelden: het lied van Mozes aan de
Schelfzee. Het volk is onder de indruk van de manifestatie van Gods macht en zorg voor zijn volk. Dat levert een loflied op tot de eer van zijn naam. En aan het eind van dat lied wordt dan min of meer samenvattend gezegd: „De HERE regeert voor altoos en eeuwig" (Ex. 15:18). Wat gebeurd is, is aan zijn macht te danken, maar wat nog zal komen gaat ook niet buiten zijn koningsmacht om. Een ander voorbeeld in 1 Sam. 8. Het volk vraagt om een koning. Daar is Samuel niet zo gelukkig mee, maar dan zegt de HERE tegen Samuel: „...niet u hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn". Dat is telkens het probleem geweest in de geschiedenis van Israël: het koningschap van de HERE werd genegeerd of zelfs verworpen. Dat leidde dan onontkoombaar tot onheil.
Uit de psalmen zijn heel wat voorbeelden te noemen. In ieder geval mogen die psalmen niet onvermeld blijven, die bekend staan als de zgn. Koningspsalmen (met name Psalm 47, 93, 95, 96, 97, 98, 99). Meer dan eens wordt daarin kort maar krachtig uitgeroepen: De HERE is koning - zie b.v. Ps. 93:1; 96:10; 97:1; 99:1 en ook 146:10. In deze psalmen spelen tal van facetten een rol, zoals b.v. die van de scheppingsmajesteit en verlossingsmacht van de HERE, maar het wordt vooral duidelijk, dat de nadruk wordt gelegd op het feit dat de HERE onmeetbaar groot is in vergelijking met de „goden" der volken en dat Hij de enige is, die alle eer en aanbidding waardig is.
Ook bij de profeten zijn voorbeelden te over van de belijdenis van het koningschap van God. Jesaja zegt in hoofdstuk 52:7: „Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning. De klimax in dit woord valt ogenblikkelijk op. Met het koningschap van God is alle heil van nu en in de toekomst veilig gesteld.
Een ander voorbeeld uit de profeten is het bekende woord in Zach. 14:9: „En de HERE zal koning worden over de gehele aarde". Hier wordt aan de doorlopende lijn van de belijdenis van het koningschap in het Oude Testament een nieuw perspectief verbonden, dat dwars door het Nieuwe Testament tot in het boek Openbaring reikt.
Onderzoek naar het voorkomen van de belijdenis van Gods koningschap in het Oude Testament maakt duidelijk, dat die belijdenis niet alleen tamelijk frequent voorkomt, maar ook nadrukkelijk en - ik zou haast zeggen - weloverwogen uitgesproken wordt. Het is daarom goed om poging te doen de inhoud van die belijdenis te peilen.

Inhoud
De gedachte van het koningschap Gods is beslist niet afgeleid van het menselijk koningschap buiten of in Israël. Zoiets van: men is God Koning gaan noemen naar analogie van koningen, zoals b.v. David of Salomo. De meningen van de verschillende oud-testamentici over de wijze, waarop en de tijd, waarin de gedachte van het koningschap Gods ontstaan zou zijn, lopen nogal uiteen. Het is hier niet de plek om daar uitvoerig op in te gaan. Maar ik ben wel van mening dat het koningschap Gods primair is ten opzichte van het aardse koningschap. Daarom moest de manier, waarop de koning onder Israël zijn ambt vervulde, een afspiegeling van en een oriëntatie zijn op het koningschap Gods, zoals Hij dat vanaf het begin geopenbaard had.
Het werkwoord „koning-zijn" in het Oude Testament lijkt oorspronkelijk zoiets te betekenen als „raad geven, overleggen, het woord voeren in de raadsvergadering". Later heeft het de betekenis gekregen van leiding geven, gezag hebben, kortom: koning zijn.
Om de werkelijke inhoud van het woord te peilen is het belangrijk om na te gaan op welke wijze het voorkomt in en gevuld wordt vanuit het geheel van de Schrift.
Dat betekent een zorgvuldige lezing en weging van al die teksten, waarin sprake is van Gods koning-zijn.
Een aantal dingen valt dan op. In de eerste plaats dit: het koningschap Gods is eeuwig. Zie b.v. weer Ex. 15:18, maar ook o.a. Ps. 10:16; 145:13; Dan. 4:3 en 34.
Het koningschap heeft ook betrekking op hemel en aarde (b.v. 1 Kron. 29:11; Ps. 47:8 en 9), op alle volken (b.v. Ps. 22:29; 99:1 en 2), en met name op zijn scheppingsmajesteit (b.v. Ps. 93:1 en 2; 95:3; Jes. 43:15).
Deze wereldwijde betekenis van het koningschap is ook onlosmakelijk verbonden met de verlossing (b.v. Ps. 44:5; Jes. 44:6; Zef. 3:15) en staat in relatie tot het gericht over hen die Hem in vijandschap tegenstaan (b.v. Ps. 9:5 en 8; Jes. 24:21-23; 41:21; Ez. 21:33).
Opvallend is ook, dat het koningschap heel vaak gekoppeld is aan de uitdrukking „HERE der heerscharen" (b.v. Ps. 24:7-10; Jes. 6:5).
In al deze facetten wordt het unieke karakter van het koningschap Gods duidelijk. Het is verheven boven alle goden en volken. Het is daarom ook de openbaring van Gods macht en majesteit in het heden en ook in de toekomst, ten gunste van zijn volk en voor het forum van de volkeren der wereld.
Met name de profeten kondigen de komst van het Rijk Gods aan, met daarin besloten de ernst, maar ook de rijkdom van de heerlijkheid, waarmee de HERE zich zal manifesteren. De verkondiging van de rijke en diepe inhoud van het koningschap Gods is niet alleen een bemoediging voor het heden, maar ook een heerlijke belofte voor de toekomst.

Toekomst
Tal van heilsbeloften zijn in het Oude Testament gekoppeld aan het koningschap van David. Aan hem en zijn huis zijn heerlijke beloften gedaan, die ook voor Israël veel betekenden. Toen er met de ballingschap ook een einde kwam aan het koningschap in Jeruzalem, kreeg met name in de verkondiging van de profeten vóór en na de ballingschap de gedachte van het koningschap een extra dimensie.
We weten, dat de HERE zijn belofte aan het huis van David tenslotte heeft vervuld in de komst van de grote Zoon van David. Maar intussen krijgen de heilsprofetieën vóór en na de ballingschap een sterk op de toekomst gericht karakter. Ze bevatten beloften, die concreet betekenis hebben voor de tijd van toen - tussen ballingschap en de komst van Christus - maar die een verdere vervulling krijgen bij de komst van Jezus en die tenslotte uitlopen op de grote toekomst.
God is van eeuwigheid af Koning. Hij heeft zijn koningsmajesteit altijd gemanifesteerd zonder dat iemand daar maar iets van af kon doen. Zijn koningschap is onaantastbaar en onwankelbaar. Daarom zal het ook alle eeuwen trotseren. De zegen en macht van zijn koningschap zullen om die reden altijd een bemoediging mogen zijn voor allen, die zich aan Hem hebben toevertrouwd.
En dat alles bij elkaar betekent ook, dat elke gedachte aan de toekomst in de bijbel gekoppeld wordt aan dat koningschap. Eenmaal zal iedereen en alles dat koningschap, dat geconcentreerd is in Christus erkennen, waarna tenslotte ook de Zoon het koningschap zal overdragen aan de Vader, „opdat God zij alles in allen" (1 Kor. 15:28).
Bij herhaling komt in het Oude Testament naar voren, dat de HERE koning is.
In een volgend artikel wil ik aangeven, dat dit koningschap Gods ook in het Nieuwe Testament nadrukkelijk wordt beleden en omschreven.

Lelystad, J. van Mulligen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1990

De Wekker | 8 Pagina's

De Here is Koning (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1990

De Wekker | 8 Pagina's