Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentezang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentezang

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de kerkdiensten richt God Zich tot de gemeente bij monde van Zijn dienaar, de predikant, en richt de gemeente zich tot God, hetzij bij monde van haar predikant in het gebed, hetzij rechtstreeks in de zang. In enkele gevallen kan er sprake zijn van een keuze: er zijn kerkdiensten waarin de gemeente zelf rechtstreeks tot God bidt door het gezamenlijk hardop uitspreken van het Onze Vader, en er zijn ook kerkdiensten waarin niet de predikant namens de gemeente de geloofsbelijdenis uitspreekt, maar de gemeente dat zelf al dan niet zingende doet.
In onze Kerken komt het als gemeente gezamenlijk uitspreken van het Onze Vader of het zingen van de geloofsbelijdenis bij mijn weten niet of nauwelijks voor. Wel kennen we gezang E uit de Enige Gezangen (of gezang 5 uit de 29 gezangen), t.w. het door Johannes Eusebius Voet berijmde Gebed des Heeren (helaas weer anders berijmd in gezang 48 van het nieuwe Liedboek), maar het zou te lang duren, alle 10 verzen te gaan zingen als gemeente.
Met het Credo is het in onze Kerken een duistere zaak. In de Enige Gezangen komen twee berijmingen voor (F en G), maar onze Synode heeft in 1947 besloten, dat in de eredienst naast de Psalmen alleen door de Synode vast te stellen berijmde Schriftgedeelten mogen worden gezongen, zodat de twee berijmingen van het Credo, de bedezang voor de predikatie, de bedezang voor en de dankzang na het eten, de morgenzang en de avondzang, die alle immers geen berijmde Schriftgedeelten zijn, niet meer mogen worden gezongen (al trekt men zich daarvan in vele kerkdiensten, waarin morgen- en avondzang nog steeds worden gezongen, niets aan). Het Credo wordt in tal van andere kerken wel door de gemeente zelf uitgesproken of onberijmd gezongen, in het laatste geval meestal op de breed ingeburgerde fraaie melodie van Paul Chr. van Westering (die overigens in geen enkele kerkelijke gezangenbundel voorkomt) en zelden of nooit in de van een onbekende en slecht in het gehoor liggende melodie voorziene berijming door de Lutherse ds. W. Bleij (gezang 331 uit het nieuwe Liedboek). Het zou aan te bevelen zijn, als ook in onze Kerken de Geloofsbelijdenis door de gemeente zelf zou worden uitgesproken of gezongen. Waarom moet de predikant dat doen namens de gemeente, die dan soms gaat staan en nadien haar „instemming" betuigt door het zingen van een psalmvers?
Nu hebben vele gemeenten op het gebied van de samenzang iets ontdekt, dat door de Synode niet is, noch kan worden verboden: het zingen voor of na de dienst. Er van uitgaande, dat de eredienst begint met het votum van de predikant en eindigt met het uitspreken van de zegen, kan men stellen, dat voordien en nadien alles mag worden gezongen (mits uiteraard passend in de stijl van het bijeenzijn der christelijke gemeente). Zo zingen wij na de dienst op of rond Koninginnedag het Wilhelmus (gezang 411 uit het nieuwe Liedboek) en op of rond Hervormingsdag Een vaste burcht (gezang 96 uit de Hervormde bundel, dat helaas in gezang 401 van het nieuwe Liedboek een andere berijming heeft gekregen, die dan ook nauwelijks ingang vindt, zelfs niet in de kerken die het nieuwe Liedboek gebruiken). In toenemende mate wordt echter in onze Kerken ook vóór de dienst gezongen. Volstrekt ten onrechte wordt dat soms aangeduid als „het intochtslied", maar iedereen zit al in de banken en van een intocht is dus geen sprake. Noem het toch gewoon: zingen voor de dienst!
En vóór de dienst wordt dan in vele gemeenten gezongen uit de nog niet door onze Synode toegelaten gezangen uit het nieuwe Liedboek. Het is daarom m.i. te betreuren, dat er door de Synode niet een ruimere keuze uit het Liedboek is gemaakt dan de in 1974 uitgeselecteerde 19 gezangen. Wel is er een door mij als sectarisch aangeduid bundeltje met 38 nieuw gecomponeerde en verder buiten onze eigen Kerken volstrekt onbekende en daarom in geen enkele bijeenkomst te zingen liederen voor gebruik in de eredienst vrijgegeven, maar er wordt gelukkig slechts schaars gebruik van gemaakt. Men zingt dan liever voor de dienst - en dat mag! - uit het nieuwe Liedboek.

Aan onze gemeentezang kleven ook nog enkele muzikale gebreken.
In sommige gemeenten waar men nog uit de berijming van 1773 zingt, houdt men zich niet aan het boven die oude berijming afgedrukte ritme (noten zonder en met een „stokje"), maar zingt men alle noten even lang. Muziek kent echter twee grondslagen: toonhoogte en ritme. Zonder ritme is er niet sprake van zingen, maar van een afgemeten spreken op verhoogde toon. Merkwaardig daarbij is, dat de (onbegrijpelijke) tegenstanders van ritmisch zingen geen enkele moeite hebben met het ritme van het Wilhelmus of van het Ere zij God!

En dan is er natuurlijk nog de orgelbegeleiding met voor- en naspelen. Aan de opleiding van de predikanten wordt terecht alle aandacht geschonken, aan die van organisten nauwelijks. Orgelspel in de erediensten is veelal een zaak van amateurs, die het soms niet verder hebben gebracht dan het tot vervelens toe en bij herhaling produceren van de afgezaagde voorspelen uit Worp. Het gebruik van dat boek zou door de kerkeraden moeten worden verboden! Er zijn tal van andere en betere bundels voor hen die niet kunnen improviseren.
Maar ook bij hen die wel kunnen improviseren, moeten de remmen wel eens worden aangezet. Regelmatig hoort men het zgn. arpeggio-spel, waarbij door middel van gebroken accoorden een soort harpeffect wordt bereikt, dat doet denken aan de muziek in een disco-bar. Met het pedaal wordt dan regelmatig gestampt, hetgeen er toe leidt, dat n.b. allerlei ouderen, die het kennelijk in de mens aanwezige gevoel voor ritme niet kunnen onderdrukken, met de voet zitten mee te deinen! Orgelspel dient eredienstwaardig te zijn. En als men daartoe niet in staat is, dan begeleide men de dienst met trompet(ten), zoals ook in de Ned. Herv. Kerk van het in de Alblasserwaard gelegen Tienhoven, waar geen orgel aanwezig is, het geval is. Psalm 150 roept ons op, God te loven met allerlei instrumenten, maar het (toen uiteraard nog onbekende) orgel, dat de berijmers van 1773 in vers 2 hebben opgenomen, komt daarin niet voor. Die berijmers hebben van het orgel echter wel verlangd, dat het zich „tot des Heeren glorie moet paren". En dan is van groot belang, hoe er op wordt gespeeld!

Verplanke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1991

De Wekker | 8 Pagina's

Gemeentezang

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1991

De Wekker | 8 Pagina's